
Door Drim’s duinachtige dreven drentelde de dartele deugdzame dochter des dominees, Doortje Derksen.
Dit deftige dametje deed dolgaarne deugdzame daden. Dagelijks drenkte Doortje de dorstige diertjes.
Dertien donzige duifjes doorkliefden de Drimse dreven. Doch de dartele Dirk des dagloners Dinkels dreigde driest deze donzige diertjes.
Doortje deed daarom de Drimmelse dierenkweller door de deftige diender des dorps doorelkaarschudden,
doch daar deze driemaal daags dronkenmakende dranken dronk doorboorde de degen des dienders dolzinnig den doodsbleken deugniet.
De diender duizelde, doorziende deze deerniswekkende daad. De dorpsschout dagvaardde daarop deze doemwaardige doodslag,
doch de diender deserteerde door de donkere dennenbossen die de dorpsweg doorsneden.
Doortje doorleefde daardoor droevige dagen. Dagelijks doorkruiste Doortje de donkere dennenbossen,
de dartelheid dervende. Dinsdag de derde december doorsloop de doodsengel des Derksens deur,
diens desolate dochter Doortje dodende. Dat deed de deur dicht.