
Achter de oude kloosterwoning
Hing wat rode zon
Onder goud-getinte linde
Bad een jonge non
Heur gelaten ogen droomden
Onder blanke doek
Naar de zwart en rode letters
Van ’t getijdenboek
Langs de wegskens was geprevel
Van wat blaren bruin
Aan heur voeten bogen schrale
Violieren schuin
Als ’n dode illusie, die ze
Lang vergeten had
Viel er, op heur jonge handen
Een verschrompeld blad