Home / Gedichten / Jantje

Jantje

(Nicolaas Beets 1814 - 1903)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Jantje kwam
Van Amsterdam
Veel had Jantje te vertellen;
Jantje was zo machtig wijs,
Dat zijn borstje scheen te te zwellen,
Of hij kwam van ’t paradijs.

Jantje droeg
Vast moois genoeg:
’t Was een jasje van fijn laken
’t Was een hoedje, rijk van glans;
En hij dacht jaloers te maken
Al de vrijers, al de mans.

Jantje zag
Met witten lach
Neer op al die boerenmaagden;
‘k Wed, dacht Jantjen in zijn waan,
Dat ze allemaal mij vraagden,
Mocht een meisje uit vrijen gaan.

Jantje keek
Een heel week
Of ze niet verliefd en werden;
Maar niet een, wie ’t overkwam.
Toen zij zich aldus verhardden,
Werd het wijze Jantjen gram.

Jantjen had
Altijd in stad
Malle praatjes kunnen slijten;
Maar toen Jantjen ’t hier begon,
Zag hij, tot zijn innig spijten
Dat hem dat niet baten kon.

Wat dee Jan
Ten leste dan?
’t Beste was naar steê te keeren.
Al de meisjes trouwden wel,
Maar met minder wijze heeren;
Jantje bleef een vrijgezel.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten