Karel de Grote krijgt aan de vooravond van een hofdag van een engel opdracht om uit stelen te gaan. Hij gehoorzaamt met tegenzin, en trekt uiteindelijk het duistere woud in. Daar verslaat hij een zwarte ridder, die Elegast blijkt te heten. Omdat hij Elegast indertijd verbannen heeft, en hij niet wil toegeven dat hij op pad is om te gaan stelen, stelt Karel zichzelf voor als Adelbrecht (dat betekent: van adellijke geboorte). Ze breken in bij Eggeric van Eggermonde, de zwager van Karel. Daar is Elegast ongewild getuige van een echtelijke ruzie, waarbij duidelijk wordt dat Eggeric samen met een aantal handlangers van plan is op de hofdag Karel van het leven te beroven. Weer buiten vertelt Elegast over het complot aan Adelbrecht/Karel, die de volgende dag zijn maatregelen treft. Eggeric wordt aangehouden, maar daagt Elegast uit om in een tweegevecht als godsoordeel uit te maken wie de waarheid spreekt. Elegast wint dit gevecht en mag met de zuster van de koning, Eggerics weduwe, trouwen. Eggeric kan de slaap maar moeilijk vatten. Als zijn vrouw vraagt wat er is, wil hij het eerst niet vertellen. Maar ze dringt aan (vs. 893-922).
So lange lach si hem an,
Dat hi haer seggen began,
Dat hi haers broeder doot hadde gesworen;
Ende te dien waren vercoren,
Souden daer cortelike comen.
Hi gincse haer bi namen nomen,
Hoe si hieten ende wie si waren,
Die den coninc wilden daren.
Dit hoorde algader Elegast,
Ende hielt in sijn herte vast.
Hi peinsde, hi soude brengen voort
Die ondaet ende die moort.
Als dit die vrouwe hoorde,
Si antwoorde na den woorde
Ende seide: ‘Mi ware liever vele,
Dat men u hinge bi der kele,
Dan ic dat gedogen soude!’
Eggeric sloech also houde
Die vrouwe voor nase ende mont,
Dat haer dat bloet ter stont
Ter nase ende ten monde uut brac.
Si rechte haer op ende stac
Haer anscijn over tbedde boort.
Elegast hi treckede voort
Ende croper liselike toe.
In sinen rechten hantscoe
Ontfinc hi dbloet van der vrouwen,
Omdat hijt wilde laten scouwen
Diet den coninc te voren brochte;
Dat hijs hem verwachten mochte.
(vertaling Karel Eykman)
Zij bleef maar zeuren aan zijn kop.
Ten slotte biechtte hij het op:
Hij had de dood van haar broer gezworen.
En hij zei: ‘Wie daartoe zijn uitverkoren,
Komen daar binnenkort tezamen.’
Hij noemde ze allemaal bij name,
Hoe ze heetten en wie het waren,
Die zich achter hem wilden scharen.
Elegast kon dit alles horen,
En hij knoopte het in zijn oren.
Hij dacht: ik zorg dat men er van hoort,
Van deze misdaad, deze moord.
Toen de edele vrouw dit hoorde,
Zei zij hem na deze woorden:
‘Ik zou er eerder naar verlangen
Dat ze jou aan de galg zouden hangen
Dan dat ik zoiets toe zou staan!’
Eggeric begon meteen te slaan
Op haar neus en op haar mond,
Zodat het bloed terstond
Uit haar neus en mond kwam stromen.
Waarop zij, overeind gekomen,
Haar hoofd boog over de bedrand heen.
Elegast kroop er meteen
Stilletjes op af en hij ving zo toen
Alles op, in zijn rechter handschoen:
Hij ving bloe op van die vrouw
Omdt hij het later tonen wou
Aan iemand die de koning kon bereiken,
Om hem te waarschuwe goed uit te kijken.
Zoals bij zoveel middeleeuwse werken, is ook van Karel ende Elegast niet bekend wie het geschreven heeft. Wel is duidelijk dat de auteur de kunst verstond om een boeiend en spannend verhaal te vertellen. Karel ende Elegast is een Karelroman, dat wil zeggen dat het verhaal zich afspeelt in de kringen rond Karel de Grote. In veel Karelromans blijft de machtige koning zelf op de achtergrond. Het bijzondere aan dit verhaal is dat Karel zélf een van de hoofdpersonen is.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.