
Hoor, daar gaat die nare bel.
Ja, ik kom, ik hoor het wel!
Heb maar eventjes geduld!
Eerst de ketel nog gevuld.
Dan de schotels vlug aan kant
En eens zien of ’t vuur nog brandt.
Hoor, daar luidt de bel alweer!
O, wat gaat die man tekeer.
Zou het soms de melkboer zijn?
Of de knecht van Albert Heijn?
Kan ’t de man zijn van het gas?
Of de jongen met de was?
Bakker, slager, kruidenier!
Of een man met schuurpapier?
Brandstof, groente, kaas of vis?
‘k Ga eens kijken wie er is.
‘Ja? Wie daar? Heeft u gebeld?
Komt u om het krantegeld?’
‘Nee Mevrouw, ik ben abuis,
‘k Belde aan ’t verkeerde huis.