Een boer had een dom plan, waarmee hij toch zijn voordeel heeft gedaan. Die boer ging eens voor zijn plezier uit rijden. Hij bracht zijn heer een karrenvracht hout en diens vrouw een bloesemtak.
De boer stapte af op het kasteel, waar de slotvrouw verbleef op haar kamer in het torentje. ‘Als ik een poosje bij u mocht blijven’ zei de boer, ‘dan had ik daar graag mijn paard en wagen voor over’.
Zodra de vrouw dit gehoord had, liet ze de boer boven komen. Zachtjes leidde zij hem een donker kamertje binnen, waar ze zich overgaven aan het liefdesspel.
Daarna moest de boer weer naar beneden gaan. Buiten begon hij te klagen: ‘Ik zeg u dat ze allemaal precies hetzelfde zijn. Wat heb ik een spijt van mijn paard en wagen!’
De slotheer kwam terug van de jacht en hoorde de boer jammeren. ‘U zegt dat ze allemaal precies hetzelfde zijn. Wat bedoelt u? Vertelt u mij de waarheid eens!’
De boer verzon snel een smoes. ‘Ik had u een lading hout gebracht en daar zat een kromme stok tussen. Ik zeg u dat ze allemaal precies even goed branden, als je ze in het vuur gooit.
Uw vrouw werd daar zo kwaad om dat ze me mijn paard en wagen heeft afgepakt, om zoiets onbenulligs. Mijn goede heer, ik smeek u dat u me weer in de gunst brengt van uw vrouw!’
De heer ging tegenover zijn vrouw staan. ‘Wat heeft die arme boer misdaan? Schaam je je niet over wat je hem hebt aangedaan? Geef hem zijn paard en wagen terug, zodat hij terug kan rijden naar zijn kinderen!’
‘Rij voort, mijn goede boer; die ene kromme stok wordt u vergeven. Ga uw gang; kom nog eens terug als u kunt en breng nog eens vaker een kromme stok voor ons mee.’
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.