
In lichte nachten zie je soms
de hei als ziveren zee,
dan komen stralen van de maan
zich baden hier benee.
De nevel golft, zij datlen mee,
dat duurt dan tot zich uit
het wolkenbed de zon verheft,
daarmee is ’t nachtfeest uit.
De manestralen vluchten heen
zo schielijk het maar gaat…
Maar eenmaal was een manestraal
een tikkeltje te laat.
Dauw parelde reeds op de grond
en vogels zongen luid.
De maan verbleekte aan de lucht
daar stond nu onze guit.
Hij bleef er staan versteend van schrik,
zo bleekjes en zo teer…
Men zegt. het is een berkenboom,
wees stil, wij weten meer.