Ik ben de stal. Ik sta onder de bomen
nog altijd van het wonder na te dromen.
Ik was al oud, je gaf geen cent voor mij,
een lelijk ding, – je liep me zo voorbij.
Ik was maar arm, bouwvallig en vol kieren.
Ik was alleen nog goed voor een paar dieren,
een luie ezel en een zieke os.
Het lekte door mijn dak, mijn deur zat los.
Er lag wat oud nat stro in een paar hoeken,
en verder viel er hier echt niks te zoeken.
Maar in die nacht, maar in die ene nacht
ben ik opeens door wonderen bedacht,
werd ik een huis dat koesteren mocht, verwarmen
en mensen, even arm als ik, omarmen,
werden wij samen onuitsprekelijk rijk
op deze aarde een hemeltje gelijk,
stond ik in’t licht van duizend nieuwe sterren,
kreeg ik bezoek van heinde en van verre,
hoorde ik liederen van lof en prijs
en had ik marmer aan als een paleis.
Ik ben de stal. Ik sta onder de bomen.
Ik heb het wonder naar mij toe zien komen.
Ik zie er uit zoals ik vroeger was,
een arme bouwval in verwilderd gras.
Maar ik straal leven uit naar alle zijden.
Ik ben het mooiste huis van alle tijden.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.