
Als in de lieve lente
De bloemen ’t veld versieren,
Dan pluk ik rozenknopjes,
Viooltjes, maagdeliefjes.
Citroenkruid en seringen.
Dan zal ik kransjes vlechten,
En dragen die ter eere
Van God, die mij het leven
En bloempjes heeft geschonken.
Dan zinge ik: Hemelkoning!
Gij doet viooltjes groeien,
Met roosjes, maagdeliefjes,
Citroenkruid en seringen.
Met duizend, duizend bloemen;
Om Uwe macht en liefde
Aan kinderen te toonen.
Hoe mooi staat mij dit kransje!
Ach, laat mij niet vergeten,
Dat Gij het hebt doen groeien!