
De haan, die wilde op de toren staan
Hij sprak, ik vlieg er aanstonds heen
De kippen kakelden er doorheen
Oh beste haantje, doe het niet
Maar het haantje luisterde tòch niet
Daar vloog het kleine haantje heen
De kippen schreeuwden er doorheen
Hij komt er niet, hij komt er niet
Maar het haantje kwam er wel
En zie, daar stond hij trots al op de toren
Beneden kon men zijn kraaien horen
Toen brak een stormwind los
Het haantje viel, hals over kop
Vanaf de toren naar benee
Daar lag het haantje, bijna dood
Het geschrei en het verdriet was groot
Nog even bleef het haantje leven
Om de kippetjes raad te geven
Toen stierf het haantje, wat een straf
De kippetjes droegen hem naar het graf
Op zijn graf heeft men geschreven
Wees maar nooit trots zoals ik was
Want zo komt straf altijd te pas