
Er zaten in een hoekje, Jet, Doortje en Marie
Ze spraken geen enkel woordje, maar wachtten, alle drie.
Daarstraks zei moeder: ‘meisjes, de klok zal bedtijd slaan.’
En toen is moeder even de kamer uitgegaan.
Ze hebben zich in een hoekje heel stilletjes verstopt.
Pa zei: ‘ik zal het zeggen als je je moesje fopt.’
‘He pa, ’t is maar een grapje, we foppen niet’, zei Door.
‘Moe moet ons even zoeken, pa mag ’t niet zeggen hoor.’
‘Nee, nee’, zei pa en lachte; Sst daar kwam moeder aan,
De kamerdeur ging open, moe blijft verwonderd staan.
Waar zijn nu toch de meisjes; moe kijkt en kijkt in ’t rond.
De meisjes staan te wachten, de handen voor de mond.
Maar Jet begint te lachen, heel zachtjes, hi hi hi.
‘Oh fopstertjes’, zei moeder, ‘nu heb ik je alle drie.’
Ze gaven haar een nachtkus en gingen gauw naar bed.
Ze sliepen dra als roosjes en droomden van de pret.