
De vuurtorenwachter woont heel alleen
In zijn vuurtoren van witte steen.
Hij zit er wel vrij want hij heeft geen buren,
Alleen maar de zee om naar te turen.
Soms ziet hij een schip op de oceaan,
Maar dat vaart voorbij, nooit legt er een aan.
Alleen als hij jarig is, 17 mei,
Dan komt er een roeiboot met vriendjes langszij.
De hond en de meeuw en de witte muis,
Die vieren dan feest in het vuurtorenhuis.
De muis loopt voorop en de hond loopt erachter:
‘Lang zal hij leven, de vuurtorenwachter!’