
Waarom zitten ze zo te huilen,
Deze zielige, oude uilen,
Waarom, zitten ze zo te huilen in die boom?
Zijn ze bits en ontevreden?
Is hun tante overleden?
Of hun opoe, of hun opa of hun oom?
Is er een uilenkind beneden
Door een autobus overreden,
Toen dat uilenkind ging wandelen in het bos?
Waarom zouden ze dan toch huilen,
Deze oude, dikke uilen,
Ssst, ik zal het je vertellen: ’t is de Vos!
Heeft de vos hen dan gebeten?
Nee, hij kookt zijn avondeten
En hij maakt een uitje schoon, voor in de sla.
Strakjes zullen zij hun ogen
Met een uilenzakdoek drogen.
Is dit allemaal gelogen, denk je? JA!