
Och het is wel aardig in mijn tuin
Als ’s morgens vroeg de zon opgaat
Maar ik woon zo midden in een straat
Zo tussen muren grijs en bruin
Doch naar ik gisteren heb gelezen
En naar mijn moeder mij heeft verteld
Daar buiten in het vrije veld
Daar kinderen moet het heerlijk wezen
Dan zei ze is eerst de lucht nog grauw
En hier en daar blinkt nog een ster
Maar langzaam schemert er van ver
Wat rozerood en hemelsblauw
Dat ziet men witte wolkjes dwalen
Doortrokken met een purperen tint
Dan komt als ’t ware een koningskind
De zon met al haar gouden stralen