
Beste,Mijn vader zegde regelmatig een gedicht op over ‘Onze Frans’. Spijtig genoeg heb ik het nooit opgeschreven en nu ben ik toch wel veel zinnen vergeten. Ik heb een reactie ontvangen en nu het gedicht tot zover compleet:
Onze FransOh wat ken hij toch nog weinig van de dieren, onze Frans, Tegen ’t haantje zegt hij kieken, tegen ’t eendje zegt hij gans Een kikvors noemt hij ‘groene pad’, en bij ’t zien van ene tijger, roept hij ‘wat een grote kat’ Aan de kust in Blankenberge, toen hij ezels zag op ‘t strand, Riep hij ‘kijk eens hoeveel hazen ginder spelen in het zand’. Nimmer heb ik meer gelachen, dan bij d’aanvang van de week, Toen hij in de dierentuin, een logge olifant bekeek, Kijk eens, vader, die dikke heeft twee staarten, één van achter en één voorop,Hier komt een zin waarin vader hem het verstandig oogje van de olifant toont.En toen, wijzend naar zijn tanden, ‘en met horens op zijn kop’Daarna herinner ik mij nog dat toen zij ’s avonds met de trein naar huis reden vader tegen moeder zei:Naar school moet onze Frans, anders wordt onze Frans een domme gans.
Hartelijk dank voor het zoeken. Marie-Bernadette Weckx
Ik was gisteren samen met mijn klasgenoten en droeg het gedichtje op. Ze waren verwonderd en enkele vroegen het gedichtje te zenden. Ik wist niet dat het te zien was op deze pagina. De tekst is ongeveer hetzelfde en leunt meer aan de tekst van Jenny Beerens.
Ik heb een geschreven versie van mijn vava René De Bruyn. Geweldig hoe hij dit gedicht kon voordragen!
Ik type het zoals hij het heeft geschreven.
Onze Frans
Hij wat kent hij toch nog weinig van de dieren onze Frans, tegen haantje zegt hij kieken, ratten heet hij dikke muizen, en een kiekvors groene pad, en bij het zien van eenen tijger roept hij o wat schone kat, tussen Oostende en Blankenberge waren olifanten te zien, kijk riep hij die dikke heeft twee staarten achter en voorop en aan welke zijde vaderlief staat nu de kop, en toen vader had gewezen waar ’t verstandig oogje stond, riep hij starlings uit, slangen moeder dat is wonder dat is niet om te verstaan dat zijn staarten en die kwispelen zonder hond of kat eraan.
Neen naar de school moet onze Frans als dat zoo noch blijft voortgaan heet eenieder hem domme gans.
Het is een andere versie dan die van mijn vader. Maar ik vind die enorm grappig. Hartelijk dank.
Zo heb ik het van mijn grootvader, gelukkig kent mijn moeder het nog.
Ik hoop dat u hier wat aan heeft!
Onze Frans
Oh wat kent hij toch nog weinig van de dieren onze Frans,
Tegen een haantje zegt hij kieken en tegen een kieken zegt hij rat,
Ratten heet hij dikke muizen en een schildpad groene pad.
In Oostende – Blankenberge zag hij ezels op het strand,
Kijk eens vader, hoeveel hazen spelen ginder in het zand!
Immer heb ik meer gelachen dan bij het ontstaan van deze week,
Toen hij in de dierentuin de logge olifant bekeek,
Kijk die dikke heeft 2 staarten, achter en voorop,
Maar aan welke zijde vaderlief, staat nu den kop.
En toen vader had gewezen waar ’t verstandig oogsken stond,
Riep hij wijzend op de tanden, die heeft orens in zijn mond.
Naar de school moet onze Frans,
Als dat zo nog wat blijft voortgaan,
Noemt hem ieder domme Gans in plaats van Frans !
Zo zou het dus kunnen geweest zijn :
ONZE FRANS versie 20-01-2015
Oh wat kent hij toch nog weinig van de dieren, onze Frans
Tegen ’t haantje zegt hij kieken,
Tegen ’t eendje zegt hij gans,
Ratten noemt hij dikke muizen,
En een kikvors ‘groene pad’
En bij ’t zien van ene tijger,
Roept hij ‘wat een grote kat’
Aan de kust in Blankenberge,
Toen hij ezels zag op ’t strand,
Riep hij ‘kijk eens hoeveel hazen
Ginder spelen in het zand.
Nimmer heb ik meer gelachen,
Dan bij d’aanvang van de week,
Toen hij in de dierentuin,
Een logge olifant bekeek,
Kijk, die dikke heeft twee staarten,
Één van achter, één voorop,
Zeg me dan toch vader, waar is dan de kop?
En toen vader had gewezen,
Waar t‘ verstandig oogske stond,
Zei hij, wijzend naar zijn tanden,
Die heeft horens op zijn kop.
’t Langste bleef hij staren op de slangen, hemel toch,
Wat hij daar ging van vertellen, elke dag lacht vader nog.
Slangen, moeder, ’t is een wonder, sprak hij, niet om te verstaan,
Dat zijn staarten en die kwispelen, zonder hond of kat er aan.
Maar ’t is gedaan met te plezieren, onze Frans moet naar de school,
Anders brengt hij heel het dierenrijk nog op de dool.
In Oostende en Blankenberghe zag hij ezels aan het strand kijk nu kreet hij hoeveel hazen ginder spelen in het zand.
’t Langste bleef hij starlings staren op de slangen hemel toch wat hij daar ging van vertellen elke dag lacht vader nog. Slangen moeder dat is wonder sprak hij, niet om te verstaan dat zijn staarten en die kwispelen zonder hond of kat er aan. Maar ’t is gedaan met te plezieren onze Frans moet naar de school anders brengt hij heel het dierenrijk nog op de dool.
Dag Eveline,
Sorry dat ik zo laat reageer, maar nu pas heb ik gemerkt dat ik naar beneden moet scrollen om de laatste berichten te lezen. Hartelijk dank voor de moeite die je wilt doen. Ik kijk ernaar uit.
Beste,
Mijn verbazing was groot toen ik merkte dat nog mensen dit gedicht kennen maar dat het nergens in opgeschreven staat, vreemd.
Mijn vader denkt het nog ongeveer helemaal te kennen, ik ga het hem vragen en dan plaats ik het vervolgens hier op.
Als mij later nog iets te binnen valt mail ik het graag door, Mvgr
Mijn moeder vertelde ook dit gedicht
Hier enkel zinnen die ik mij herinner.
Bij het zien van ene tijger roept hij o! wat grote kat.
Kijk eens vader hier liggen vele staarten zonder hond of kat eraan.
’s avonds toen zij huiswaarts keerden, sprak vader tegen moeder. Naar school moet onze Franz, anders noemt ieder hem domme gans
tegen ’t haantje zegt hij kieken
tegen ’t eendje zegt hij gans
ratten noemt hij dikke muizen
en een kikker groene pad
en bij ’t zien dan van de tijger
roept hij o wat grote kat
Ik heb nog iets kunnen aanvullen aan de hand van de laatste reactie:
Onze Frans
Oh wat kent ie toch weinig van de dieren, onze Frans, Tegen ’t haantje zegt hij kieken, tegen kikvors ‘groene pad’, en bij ’t zien van ene tijger, roept hij ‘Oh, wat grote kat’ .
Nimmer heb ik meer gelachen, dan bij dagens dezer week, Toen hij in de dierentuin, de logge olifant bekeek. Kijk die dikke daar die heeft twee staarten, één van achter en één voorop. Zeg eens vader lief, waar staat de kop? Toen vader had gewezen waar ’t verstandig oogske stond riep hij ‘ hé die heeft horens in de mond’.
Aan de kust in Blankenberge, toen hij ezels zag op ‘t strand, Riep hij ‘kijk eens hoeveel hazen ginder spelen in het zand’.
Toen zij ’s avonds met de trein naar huis reden zei vader tegen moeder: ‘Naar school moet onze Frans, anders wordt onze Frans een domme gans’.
Ik weet nog dat er een stukje bij komt met een slang. Ik dacht dat die jongen zegde: dit is een hond zonder kop maar met twee kwispelende staarten.
Kijk eens vader,die dikke heeft twee staarten, één van achter en één voorop maar aan welke zijde, vader lief, staat nu de kop