Wie kent een oud gedicht met over Kanariezaad?
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
Bedankt dit was inderdaad ook het gedicht wat ik zocht.
Nu nog eventjes van buiten leren.
Wij willen u thans een vreemde historie verhalen.
Die waarlijk gebeurd is bij Gerrit en Jans, ik zou er anders niet zo om malen. Ja Gerrit en Jans waren zeer kort getrouwd, ’t was nog in de wittebroodsweken.
Een splinternieuw woninkje voor hen gebouwd, niets mocht er bij hen aan ontbreken.
Een zwart-glanzende kachel, ja alles zeer mooi, een Saksich kanarie zong blij in zijn kooi.Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hoort hoe hij fluit!
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hij giert het uit!
In zijn nopje zwelt zijn kropje, fluit hij voort!O, wat is het heerlijk, als men zulk ’n fluiten hoort.
Hij had zijn Jansje een zeer goede vrouw, zij babbelde nooit met een ander.
Zij maakten zijn eten niet zout of niet flauw, zij vonden het goed met elkander.
Maar laatst op een keer, daar gebeurde de grap, zij zouden al bijna gaan eten.
De soep was haast gaar, toen bemerkte ze o schrik, dat zij nog de rijst was vergeten.
Geen rijst meer in huis, wat een angst en verdriet, juist op dat moment fluit de vogel zijn lied.
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hoort hoe hij fluit
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hij giert het uit!
In zijn nopje zwelt zijn kropje, fluit hij voort
O, wat is het angstig als men zulk ’n fluiten hoort.
Zij scheldt op de vogel, zij weet nu geen raad, o hemel, wat moet ze beginnen?
Daar valt uit de kooi juist wat vogeltjeszaad, en plots schiet haar “uitkomst” te binnen.
In plaats nu van rijst, doet zij zaad in de soep, haar man hoeft hier niets van te weten.
Haar Gerrit, haar man is steeds dankbaar en goed, en die proeft toch niets bij het eten.
Het is twaalf uren, de soep is nu gaar, de vogel fluit lustig, nu helder en klaar.
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hoort hoe hij fluit
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hij giert het uit!
In zijn nopje zwelt zijn kropje, fluit hij voort!O, wat is het aardig, als men zulk ’n fluiten hoort.
Zij zaten te eten, Jans beefde zo zeer, beangst dat hij iets zal bespeuren.
Doch eensklaps legt Gerrit zijn lepel nu neer, o hemel, wat gaat er gebeuren?
Och manlief, wat deert je, mankeert er iets aan, waarom staak je nu al met ’t eten?
De soep is zo heerlijk, ik smul er zo van, en jij hebt nog haast niets gegeten.
Zeg Gerrit, geef antwoord, waarom spreek je niet, maar Gerrit blijft zwijgen en floot van verdriet.
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hoort hoe hij fluit!
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hij giert het uit!
In zijn nopje zwelt zijn kropje, fluit hij voort!
O, wat is het treurig, als men zulk ’n fluiten hoort.
Hij floot maar, hij floot maar, hij floot maar steeds door, de buren die hoorden hem buiten.
Zij liep als een gekke van achter naar voor, maar Gerrit hield vol steeds met fluiten.
Zij haalde de dokter, dat duurde maar kort, en die vraagt verbaasd naar de reden.
Maar Gerrit die knipoogt en wijst naar zijn bord, en floot steeds maar door, heel tevreden.
De dokter begrijpt al wat hier is geschied, kijk lachend de vrouw aan en Gerrit floot zijn lied.
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hoort hoe hij fluit
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hij giert het uit!
In zijn nopje zwelt zijn kropje, fluit hij voort!O, wat is het naar, als men zulk ’n fluiten hoort.
Zeg vrouw, sprak de dokter, wat is hier gebeurd, wat geeft u uw man wel te eten
Bij ’t maag-onderzoek heb ik dadelijk bespeurd, dat hij iets heel vreemds heeft gegeten.
O dokter, snikt Jansje, zo bang als een muis, misschien is ’t daarvan gekomen.
Ik kookte de soep, had geen rijst meer in huis, en heb toen wat zangzaad genomen.
De dokter lacht guitig en schud van plezier,
kijkt knipogend Gerrit aan, die floot als een lier.
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hoort hoe hij fluit
Tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju-tju hij giert het uit!
In zijn nopje zwelt zijn kropje, fluit hij voort!O, wat is het hopeloos, als men zulk ’n fluiten hoort.
Voorzichtig dus vrouwtje, u zal nu voortaan, uw man nooit geen zangzaad meer geven.
Je helpt hem, geloof me, gerust naar de maan, hij fluit zich bepaald uit het leven.
Maar dokter, zegt Jansje, vertel mij eerst nog, want ik heb er ook van genoten.
Vergis ik me niet, wel een bordje of vier, maar ik heb er niet van gefloten.
Maar Jansje, sprak dokter, hoe kom je daarop, hoe zou dit nu kunnen, jij ben immers de ‘POP’.
En hiermee is ons liedje uit, en natuurlijk eindigt nu ook ons gefluit.
Eet dus nooit geen soep met zangzaad, want dan loopt ge kans,
Dat gij ook zoiets zou ondervinden, als onze Gerrit en Jans!
Bedoelt u met liedjesbestand de melodie? Nee, die heb ik niet. Ik heb het altijd gedeclameerd. In mijn jeugd op school leerde ik al declameren en wat later was er een declamatiewedstrijd. Mijn hobbies waren toneel en declameren dus heb ik veel gedichten bewaard en komt kanariezaad gewoon uit mijn voorraad die ik bewaard heb. Hier geldt het spreekwoord wie bewaard heeft wat.
Ik vind het leuk als ik iemand kan helpen groetjes
Duizend maal dank! Zou u daar ook liedjesbestand van in uw bezit hebben?
Waar heeft u deze tekst teruggevonden?
dit is het liedje van kanariezaad:
Kanariezaad
Trien bereide ’t middageten toen ze dacht
Ik heb verdraaid de soep vergeten
Waar mijn manlief zo naar smacht
Haastig loopt ze naar de kelder
Om wat kool prei en seldery
En ze heeft noch rust nog duur
En door ’t poken
En door ’t stoken
’t water zingt en ziedt op ’t vuur
nu wat rijst er in gesmeten
Zonder weten
Zo gezegd zo gedaan
Trientje grijpt een busje aan
En aarzelt zelfs geen poosje
Maar giet den inhoud van het doosjein den pot
Saperlat, he wat zijn die fijne zaadjes
Die daar drijven op het nat
En ze kijkt ze kijkt verwonderd
Als beteuterd… wel verdonderd
Een verkeerde bus gevat
Ach hoe kan een mens zo missen
En in ’t grijpen zo vergissen
’t is verdraaid kanariezaad
’t is er in ’t is te laat
kan een vogel daar mee leven
’t zal mijn man ook niet vergeten
En wie weet dat hij het niet gretig eet
Jan komt binnen in zijn huisje
Groet zin wijfje, maakt een kruisje
Zet zich bij haar aan de dis
Eet wat meesmuilt, denkt ’t is mis
Hij staat op en valt aan ’t fluiten
Schuifelt binnenhuis en buiten
Net als een kanarievogel doet
Schei toch uit zo roept katrien
Hebt ge dan geen oren
Al de buren kunnen ’t horen
Jan spreekt niet maakt geen gehoor
Kwinkeleert en schuifelt voort
Dokter dokter kom eens binnen
Onze jan verliest zijn zinnen
Roept Katrientot dokter blaat
Die daar juist passeert op straat
En de dokter stond te kijken
Nooit sprak hij zag ik ziens gelijken
Zeg eens vrouw bepeins u wel
Hebt ge soms niet in zijn eten
Enig vogelzaad gesmeten
‘k Heb wat in zijn soep gedaan
Maar daardoor kan toch geen kwaad ontstaan
Daardoor viel hij weer in ’t fluiten
Dat zijn oren er van tuiten
Vrouw van dat kanariezaad
Kwam gewis hier alle kwaad
En daarbij ‘k heb er zelf ook van gegeten
En volstrekt niets van geweten
Alsof ge nu een wonder ziet
Wijfjes fluiten immers niet