DIt is een gedicht dat mijn ma op school geleerd heeft , het heeft iets te maken met of rond nieuwjaar.
Ik weet er een groot deel van maar zou het hele gedicht willen en het is lang.
“Sanders vader was een dronkaard , die zijn zuurgewonnen loon in de kroegen ging verbrassen tot verdriet van vrouw en zoon”
Wie kent de volledige tekst?
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
Dit Van de Heer Albrecht is het volledige en juiste ik heb het zelf ook in de klas geleerd
Elk jaar (+/-65 jaar geleden) was er op de lagere school een week van de alcohol en leerden over de gevaren vd alcohol en leerden het gedicht …. Sanders vader was een dronkaard enz….. Ik herinner mij dat er toen altijd een meisje schreide. Blij het gedicht terug te vinden.
Een schoon nieuwjaarsgeschenk
Sanders vader was een dronkaard die zijn zuurgewonnen loon
in de kroegen ging verbrassen tot verdriet van vrouw en zoon.
Ook het huisgezin leed armoe en ’t gebrek was soms zo groot
dat de stove zonder vuur bleef en de spinde zonder brood.
Daarom niettemin werd vader van de zijnen teerbemind
want zijn Sanderken, hoe jong nog, was een engelachtig kind.
Eens op een schonen nieuwdagmorgen kwam de jongen fris en lief
bij zijn ouders aan de tafel met zijn eerste nieuwjaarsbrief.
En hij las hun zijne wensen met een stemme zoet en klaar,
wensen van geluk en voorspoed en van zegen gans het jaar.
Moeder had de traan’ in d’ ogen, vader keek strak naar den grond
en als ’t lezen was geëindigd bleef het stille voor een stond
Sander, kind, sprak toen de vader met een vriendschap ongewoon
Sander, gij deed wel uw beste en uw brief is wonderschoon
Ziet, omdat gij nu zo braaf zijt, krijgt gij iets bijzonders nu
Denk eens na, wat zoudt gij willen, zeg het en ik geef het u
‘t Knaapje scheen eerst wat te peinzen, en nadat het zich beried
‘k Zou u wel iets willen vragen, vader, maar ‘k en durve niet.
Toe mijn jongen, spreek maar op dan, zeg me vrij wat gij begeert
Taart of suikergoed of speelding of een koekeman te peerd.
Neen ach vader, ‘t is al dat niet wat ik wensen zou vandaag,
maar iets dat ik sedert lang al aan Onze Lieve Here vraag.
En zijn vader strak omarmend smeekte fluist’rend hem in ‘t oor
Dat ge toch niet meer zoudt drinken, vader, wees niet kwaad daarvoor.
Door die woorden diep getroffen boog de man ‘t hoofd op de borst
en zijn zoon bleef hem omarmen, schoon hij niet meer spreken dorst.
Eindelijk hief hij weer het hoofd op, in zijn ogen blonk een traan
en zijn zoontje aan ’t harte drukkend: Sander, riep hij, ’t is gedaan
Weg de dranken en de kroegen, nooit meer zet ik daar een voet
en ik wil niet dat g’ om mij nog met uw moeder lijden moet
O, dat it was een schonen nieuwdagmorgen, vader bleef zijn woord getrouw
En hij vond geluk en voorspoed bij zijn kind en bij zijn vrouw.
Een schoon nieuwjaarsgeschenk
Sanders vader was een dronkaard die zijn zuurgewonnen loon
in de kroegen ging verbrassen tot verdriet van vrouw en zoon.
Ook het huisgezin leed armoe en ’t gebrek was soms zo groot
dat de stove zonder vuur bleef en de spinde zonder brood.
Daarom niettemin werd vader van de zijnen teerbemind
want zijn Sanderken, hoe jong nog, was een engelachtig kind.
Eens op een schonen nieuwdagmorgen kwam de jongen fris en lief
bij zijn ouders aan de tafel met zijn eerste nieuwjaarsbrief.
En hij las hun zijne wensen met een stemme zoet en klaar,
wensen van geluk en voorspoed en van zegen gans het jaar.
Moeder had de traan’ in d’ ogen, vader keek strak naar den grond
en als ’t lezen was geëindigd bleef het stille voor een stond
Sander, kind, sprak toen de vader met een vriendschap ongewoon
Sander, gij deed wel uw beste en uw brief is wonderschoon
Ziet, omdat gij nu zo braaf zijt, krijgt gij iets bijzonders nu
Denk eens na, wat zoudt gij willen, zeg het en ik geef het u
‘t Knaapje scheen eerst wat te peinzen, en nadat het zich beried
‘k Zou u wel iets willen vragen, vader, maar ‘k en durve niet.
Toe mijn jongen, spreek maar op dan, zeg me vrij wat gij begeert
Taart of suikergoed of speelding of een koekeman te peerd.
Neen ach vader, ‘t is al dat niet wat ik wensen zou vandaag,
maar iets dat ik sedert lang al aan Onze Lieve Here vraag.
En zijn vader strak omarmend smeekte fluist’rend hem in ‘t oor
Dat ge toch niet meer zoudt drinken, vader, wees niet kwaad daarvoor.
Door die woorden diep getroffen boog de man ‘t hoofd op de borst
en zijn zoon bleef hem omarmen, schoon hij niet meer spreken dorst.
Eindelijk hief hij weer het hoofd op, in zijn ogen blonk een traan
en zijn zoontje aan ’t harte drukkend: Sander, riep hij, ’t is gedaan
Weg de dranken en de kroegen, nooit meer zet ik daar een voet
en ik wil niet dat g’ om mij nog met uw moeder lijden moet
O, dat it was een schonen nieuwdagmorgen, vader bleef zijn woord getrouw
En hij vond geluk en voorspoed bij zijn kind en bij zijn vrouw.
Prachtig, mijn vrouw heeft dit ook geleerd van haar ma.
Aline Brits, mijn grootmoeder (1904-1994) heeft het ooit nog voorgedragen op de radio. Mooi.
Sanders vader was een dronkaard die zijn zuurverdiende loon
in de kroegen ging verbrassen tot verdriet van vrouw en zoon
ook het huisgezin leed armoe
en ’t gebrek was soms zo groot
dat de stove zonder vuur bleef en de spinde zonder brood
daarom niet temin werd vader door de zijne zeer bemind
want zijn sanderke hoe jong nog was een engelachtig kind
eens op een nieuwjaarsmorgen kwam de jongen fris en lief bij zijn ouders aan de tafel met zijn eerste nieuwjaarsbrief
en hij las hun zijne wensen met een stemme zoet en klaar
wensen van geluk en voorspoed en van zegen gans het jaar
moeder weende van ontroering, vader keek toen naar de grond
en toen ’t lezen was beeindigd bleef het stille binst een stond
sander kind sprak toen de vader met een vriendschap ongewoon
sander ge deed wel uw beste en uw brief was wonderschoon
denk eens wat ge zou willen, zeg het en ik geef het u
’t knaapje scheen eens wat te peinzen en nadat het zich had bereikt
‘k zou u wel iets willen vragen vader maar ‘k en durve niet
toe mijn jongen spreek maar vrij zeg maar vrij wat ge begeerd
taart of peperkoek of een koekemantepeerd
neen mijn vader ’t is al dat niet wat ik wensen zou vandaag
maar iets dat ik sedert lang al aan ons lieve heerke vraag
dat ge toch niet meer zou drinken vader, vader wees niet kwaad daarvoor
en de vader diep bewogen boog het hoofd tot op de borst en zijn zoon aan ’t hart te drukkend
sander riep hij ’t is gedaan
weg de kroegen weg de dranken
nooit meer zet ik daar een voet
neen ik wil niet dat ge om mij nog met moeder lijden moet
zie dat was een mooie nieuwdag
vader bleef zijn woord getrouw en hij vond geluk en welvaart
bij zijn kind en bij zijn vrouw
Dit gedicht heb ik van mijn vader geleerd
hij is in 1918 geboren en wij hebben het als kind van hem geleerd
Door die woorden diep getroffen boog de man ’t hoofd op de borst
En het kind bleef hem omarmen schoon het niet meer speken dorst
Moet komen na: “Vader wees niet kwaad daarvoor.”
nog een aanvulling na 1° alinea :
“ook het huisgezin leed armoe en ’t gebrek was soms zo groot,
dat de stove zonder vuur bleef en de spinde zonder brood”
na 5° alinea
“Zie mijn jongen, sprak de vader, zie omdat ge toch zo braaf zijt, krijgt ge iets bijzonders nu. Zeg me wat ge graag zou hebben, zeg het en ik geef het u.
’t Knaapje scheen eerst wat te peinzen, maar nadat hij zich verhief,
‘k zou u wel iets willen vragen, Vader, maar ‘k en durve niet.
Toe mijn jongen, spreek maar opdan, zeg me wat ge graag wou.
Taart, snoepgoed of een koekeman te paard.
Nee toch, vader, ’t is al dat niet wat ik vragen wou vandaag.
’t is iets wat ik al lang aan ons Lieve Heerken vraag:
Dat ge toch niet meer zou drinken,
Vader, wees niet kwaad daarvoor.
Een schoon nieuwjaarsgeschenk (of De Dronkaard)
Sanders vader was een dronkaard die zijn zuurgewonnen loon
in de kroegen ging verdrinken tot verdriet van vrouw en zoon.
Doch daarom niettemin was vader van de zijnen teerbemind
want zijn Sanderken, hoe jong nog, was een engelachtig kind.
Op enen nieuwjaarsmorgen kwam de jongen fris en lief
bij zijn ouders aan de tafel met zijn eerste nieuwjaarsbrief.
En hij las hun zijne wensen met zijn stemmeken zoet en klaar,
wensen van geluk en voorspoed en van zegen gans het jaar.
Moeder kreeg de tranen in d’ogen, vader keek strak naar den grond
en als ’t lezen was beëindigd was het stille voor een stond
Eindelijk hief hij weer het hoofd op, in zijn ogen blonk een traan
en zijn zoontje aan ’t harte drukkend riep hij : Sander ’t is gedaan
Weg de dranken en de kroegen, nooit meer zet ik er een voet
en ‘k wil niet dat g’om mij nog met je moeder lijden moet
Dit was een schoon nieuwjaarsgeschenk, vader bleef zijn woord getrouw
En vond geluk en welvaart bij zijn kind en bij zijn vrouw.