De pocher

Tilly Ligthart - 20-06-2014



Jantje en z’n neefje Klaas liepen laatst door ’t veld te dwalen.
Jantje deed z’n neefje Klaas wonderbaarlijke verhalen.
Maar opeens riep deze uit:”Zie je daar dat veld met kolen?
Wat een bommen, wel verbaasd, die vooral daar bij de molen!
“t Is wat”, lachte onze maat, “dat je daar zo versteld van staat.

Wie kent de rest?








Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *




1 reactie

  1. De groote kool

    Pieter en zijn neefje Klaas
    Liepen laatst door ’t veld te dwalen.
    Klaas, wat blufrig, deed zijn neef
    Wonderbaarlijke verhalen
    van een reis onlangs gedaan.
    Pieter liet hem stil begaan.
    II
    Maar opeens riep deze uit:
    “Zie je daar dat veld met koolen?
    Wat een bommen, wel verbaasd!
    Die vooral daar bij den molen.”
    “’t Is wat” lachte toen zijn maat
    Daar je zoo versteld van staat.
    ’t Komt door dat je nooit wat zag.
    III
    Ik kan van wat anders spreken.
    ‘k Zag met vader laatst op reis,
    ‘k Weet niet in wat verrre streken,
    In een tuin een reuzenkool
    Wel zo groot als….onze school”
    IV
    “’t Is best mooglijk” zei nu Piet
    “Er zijn wonderlijke zaken,
    Zo zag ik in Amsterdam
    Eens een ijzren ketel maken,
    Wel zo groot als gindsche kerk!
    Dat was eerst een reuzenwerk.”
    V
    “Wat” riep Klaas verwonderd uit
    “Dat is kwalijk te gelooven.
    Waarvoor was die ketel dan?”
    “Om jouw groote kool te stoven.
    Heb je daar nooit van gehoord?”
    Klaasje kleurde en…. sprak geen woord.
    A.L.DE ROP

    Uit het schooljaar 1939-40 (oude spelling).

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten