Er trok weleer een godsgezant door dorp en stad van Engeland
verkondig de daar Jezus leer bracht meenigeen in de schaapstal weer
Eens sprak hij tot een kinderschaar van Jezus die op het hoofdaltaar
In een gouden tabelnakel woon en elk zo minzaam toon
Strak luister zacht de lieve jeugd op elk gelaat blonk hemel vreugd
Dit liedje hebben wij bij de nonnen geleerd op school in Lemelerveld
in de jaren 49-50-51.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
mijn dank voor dit kindergebed. Ik kende
het niet helemaal meer.
ik vindt het fijn dat jullie het liedje hebben gevonden ik was er al jaren naar op zoek. Ik wil jullie bedanken.
groetjes
Daar trok weleer een Godsgezant
door dorp en stad van Engeland
Verkondigde daar Jezus leer
Bracht menigeen ter schaapstal weer
Eens sprak hij voor een kinderschaar
Van Jezus die op ’t hoogaltaar
In t gouden tabernakel woont
En zich aan elk zo minzaam toont
Strak luisterend zat de lieve jeugd
Op elk gelaat blonk hemelvreugd
In menig oog een heldere traan
Zo innig waren ze aangedaan
De leering eindt, men gaat naasr huis
Een knaapje blijft bij het missiekruis
En gaat als niemand zich meer toont
De kerk weer in waar Jezus woont
Omzichtig treedt hij in en ziet
Of nergens iemand hem bespiedt
Ja fluisterd hij, nu maar gegaan
’t Klopt zachtjes daar bij Jezus aan
Maar hoe het de armpjes rekken moog,
Het gouden deurtje was te hoog
Wat nu… voor t kind is het geen bezwaar,
Het klautert boven op het altaar
’t Is stil… tik tik, klopt aan en hoort
Daarbinnen klinkt geen enkel woord
Spreek lieve Heer och spreek nu toch
Gij zijt hier, waarom zwijgt Gij nog?
En het klopt harder harder aan
Misschien had Jezus het niet verstaan
Spreek lieve Heer kom spreek nu toch
Gij zijt hier waarom zwijgt Gij toch?
Och Jezus spreek een enkel woord
Ik ga van hier niet onverhoord
Mijn Jezus ik min U toch zo teer
Ach luister toch eens lieve Heer
O! wonder. Hij die ’t schuldloos kind
Zo vaderlijk, zo goddelijk bemind
Niet langer nee schijnt Jezus doof
Voor ’t kloppen van dat sterk geloof
Ja, spreekt Hij, hier is Jezus woon
Ik rust hier op een gouden troon
En hoor naar elk vol medelij
Spreek kindeke. wat wilde gij
Och Jezus, vader is zo kwaad
Zodat hij vloekt en ons zo slaat
Sterft vader zo, dan moet Gij wel
Hem eeuwig straffen in de hel
Mijn Jezus lief, gij zijt zo zoet
Maak vader ook weer braaf en goed
Opdat hij eens voor eeuwig blij
Bij u en mij en moeder zij
En Jezus treft de kinderbee
Ga knaapje zegt hij ga in vree
Ik zorg dat vader zich bekeerd
Ga maar getroost naar moeder weer
En ’t kind gelooft dat zoete woord
’t Klimt af en spoedt zich huiswaarts voort
En huppelt straks aan moeders zij
O, als een engeltje zo blij
Maar ’s avonds bij het schemerlicht
De vader van het lieve wicht
Half schuchter naar het kerkgebouw
Het hart vermorzeld door berouw
Daar knielt hij voor Gods priester neer
Gods dienaar geeft hem de onschuld weer
Dan snelt hij naar zijn gade en kind
waar hij dan ware vreugde vindt
Hier het oude gedicht veel succes.
Daar trok weleer een godsgezant
Daar trok weleer een godsgezant
Door dorp en stad en Engeland
Verkondigde daar jezus leer
Bracht menigeen ter schaapstal weer
Eens sprak hij tot de kinderschaar
Van Jezus die op ’t hoogaltaar
In ’t gouden tabernakel woont
En zich aan elk zo minzaam toont
Strak luisterend zat de lieve jeugd
Op elk gelaat blonk hemelvreugd
In menig oog een heldere traan
Zo innig waren ze aangedaan
De leerling eindt, men gaat naar huis
Een knaapje blijft bij het missiekruis
En gaat als niemand zich meer toont
De kerk weer in waar Jezus woont
Omzichtig treedt hij in en ziet
Of nergens iemand hem bespiedt
Ja fluisterd hij, nu maar gegaan
’t klopt zachtjes dar bij jezus aan
Maar hoe het de armpjes rekken moog
Het gouden deurtje was te hoog
Wat nu… voor het kind is het geen bezwaar
Hij kauterd boven op het altaar
“t Is stil… tik… tik, klopt aan en hoort
Daarbinnen klinkt geen enkel woord
Spreek lieve heer och spreek nu toch
Gij zijt hier, waarom zwijgt Gij nog?
En het klopt harde harder aan
Misschien had jezus het niet verstaan
Spreek lieve heer kom spreek nu toch
Gij zijt hier waarom zwijgt Gij toch
Och Jezus spreek een enkel woord
Ik ga van hier niet onverhoord
Mijn Jezus ik min U toch zo teer
Ach luister toch eens lieve Heer
O wonder, Hij die ’t schuldloos kind
Zo vaderlijk, zo goddelijk bemind
Niet langer nee schijnt jezus doof
Voor ’t kloppen van dat sterk geloof
Ja, spreekt hij, hier is Jezus woon
Ik rust hier op een gouden troon
En hoor naar elk vol medelij
Spreek kindeke wat wilde gij
Och Jezus, vader is zo kwaad
Zodat hij vloekt en ons zo slaat
Sterft vader zo, dan moet Gij wel
Hem eeuwig straffen in de hel
Mijn Jezus lief Gij zijt zo goed
Maak vader ook weer braaf en goed
Opdat hij eens voor eeuwig blij
Bij u en mij en moeder zij
En Jezus treft de kinderbee
Ga knaapje zegt hij ga in vree
Ik zorg dat vader zich bekeerd
Ga maar getroost naar moeder weer
En ’t kind gelooft dat zoete woord
’t klimt af en spoedt zich huiswaarts voort
En huppelt straks aan moeders zij
O, als een engeltje zo blij
Maar ’s avonds bij het schemerlicht
De vader van het lieve wicht
Half schuchter naar het kerkgebouw
Het hart vermorzeld door berouw
Daar knielt hij voor Gods priester neer
Gods dienaar geeft hem de onschuld weer
Dan snelt hij naar zijn gade en kind
Waar hij dan ware vreugde vindt