Johanna van Henk Elsink

Hans de Ridder - 01-09-2016



Ik wil binnenkort het lied Johanna van Henk Elsink gaan uitvoeren. Door de jaren heen zweeft het vaak door mijn hoofd. Ik ken het al bijna van buiten. Het is voor een dolle avond in De Koperhorst die 40 jaar bestaat. Voor de pianiste ben ik op zoek naar de bladmuziek. Ik kan die niet vinden. Wie heeft dat voor mij. Ik kan eventueel ook bij Henk aanfietsen natuurlijk









3 reacties

  1. Mieke – SeniorPlaza.nl

    De bijlage was een plaatje, deze zit bij de e-mail die u van ons kreeg.

  2. Beste Jeanne
    Dank voor de tekst, maar die had ik al. Er is ook een bijlage meegestuurd zie ik maar die wordt niet getoond en ik weet niet hoe ik die moet openen.

  3. Kleine Johanna – Henk Elsink

    In een huisje op de heide.
    Zat een grijze oude vrouw
    daar heel stilletjes te schrijden.
    Wat het lot haar zengen brouw, eh brouwen zeng,
    wat het lot haar brengen. zou.
    Haar dochtertje had haar verlaten.
    En woonde in een hier van plezuis, pluis van, huis van plezier.
    En lonkte de mannen op straten.
    En ging er dan zwier aan de zwaar, eh zwaar aan de zwier.
    En al zei de moeder met geween.
    Johanna, laat mij niet alleen.
    Tom nu kerug, Kom nu terug. Kom nu terug, kleine Johanna.
    Kom nu terug, jeine Klojanna, kleine Johanna.
    Het is vergeten, het is boorvij, voorbij. Kleine Johanna, kom weer bij mij.

    Als de avond is gevallen.
    En het o zo donker wordt.
    Maar toch ook niet al te donker.
    Tranen schieten haar tekort.
    Als morgen de dag weer aan zal breken.
    Tevergeefs wacht zij op telefoon.
    En zij smeekt al vele weken.
    Is dit nu mijn oordse laan, eh aardse loon.

    Daar zit ze verlaten en alleen.
    En werpt een blik door het venster heen.

    [Refrein:]
    Kom nu terug, kleine Johanna. Kom nu terug, kleine Johanna.
    Het is vergeten, het is voorbij. Kleine Johanna, kom weer bij mij.
    Als het worstnacht is gekerden.
    Als het Kerstnacht is geworden.
    En de kerkklok twaalven slaat.
    (Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf).
    En de kerkklok elven, twaalven slaat. Zit zij voor twee lege borden.
    Een voor de vis, een voor de graat.
    Dan klopt er iemand aan haar deurtje.
    Dan belt er iemand aan haar deurtje.
    Dan klopt en belt er iemand aan haar
    deurtje.
    Zij denkt wie zal dit nu wel zijn.
    Maar dan ruikt zij reeds het
    odeurtje.
    En door het sneeuwgordijn.
    En met een jand vol provimand, (niet
    goed). Johanna is weer in het land.
    Ze is weer terug, kleine Johanna.
    Op noeders mestje, moeders nestje.
    Op de oude steeg en het huisje op de heide heet voortaan.
    Heisje Weltevrui. Welhusjefro.
    Heusje Weltevreu.
    Sss. (Hoe heet dat rotding nou).
    O ja, Huisje Weltevree