Home / Verhalen / Lotgevallen van een thuiskweker (deel 7 slot “De thuiskweker scheidt er mee uit”)

Lotgevallen van een thuiskweker (deel 7 slot “De thuiskweker scheidt er mee uit”)

Met dank aan Ivan Grud voor het insturen van de tekst

De ‘titel’ van dit laatste verhaal geeft al aan dat er iets goed fout ging. En dat ging er, ik kan u verzekeren dat u na het lezen hiervan u eens goed achter de oren krabbelt, ondanks de toch wel hilarische toestanden. Maar deze laatste gebeurtenis was de ultieme reden die de deur dicht deed. De deur van het kweekhok wel te verstaan.

Ik had een knip gebeuren, en alles verliep wat betreft de voorbereiding goed. Boodschappen waren in huis, want de mensen moeten verzorgd (eten dus). Het was op een zondag en de knippers waren ’s morgens om half zeven gearriveerd. Dit viertal had al regelmatig geknipt voor mij, dus waren geen onbekende. Het betrof twee mannen en even zoveel vrouwen. Marian en Fret, een echtpaar, althans zij leefden samen. Een vrouwtje Antje, die normaal achter de bar werkte, en een jongere kennis van mij Karel. Een malloot maar zeer goede knipper. Hij was zwaar verslaafd geweest, nu aan het afbouwen zoals dat heet. Hij was nog stevig aan de metadon en lustte ook wel af en toe een blowtje. Verder had hij een Indonesische vriendin, en sprak evenals ik, het ‘Bahasa Indonesië’. Waar hij zeer trots op was, en dit ook regelmatig gebruikte. Ik antwoordde hem dan altijd in het Nederlands terug, daar ik het niet zo netjes vond in gezelschap. Ook zei ik hem dat dan ook regelmatig, maar dat ging er om de een of andere reden niet meer in bij hem.

Nou had: ‘Kareltje’ zoals ik hem noemde, een probleempje. Hij wilde altijd bier drinken tijdens het knippen. Het is een bekend verschijnsel dat oud verslaafden veelal aan de drank gaan, waarom? Het is nu eenmaal zo. Dat had het gevolg dat Fret, ook een liefhebber van deze toch wel heerlijke versnapering, er ook al vroeg mee startte.

Het zal ongeveer een uur of negen geweest zijn toen zij wederom een blikje bier vroegen. De meiden wilden verse broodjes en koffie. Tot dusver alles gewoon. Het knipgebeuren was altijd boven op de hal voor het hok. Dit omdat dan de deur van de tuin op een kier kon staan en de afzuiger c.q. luchtfilter op maximale kracht de stank weg zoog. De wierook brandde, de rozengeur was gespoten. Ik had alles gedaan wat er gedaan moest worden.

Echter, toen ik het gevraagde boven bracht, maakte Marian een opmerking tegen Fret waarvan mij opdat moment de waarschuwing ontging. “Neem je nu alweer een blikje, kijk je uit dadelijk ben je weer ziek” zei ze enigszins kribbig. “Ziek vroeg ik, hoezo, uitgeweest gisteravond, lekker wezen zuipen bij Antje?” Ik wist, ze kwamen daar praktisch iedere avond. “Ja, maar hij is helemaal niet in orde, hij was vannacht flink ziek, trouwens al een paar keer deze week. En hij weigert naar de dokter te gaan” snauwde Marian nu. “Ouwe rot hoert niet zo, let jij nu maar op je eigen, dan heb je zat te doen” aldus Fret

Ik hoorde het al weer het knippen zat goed een beetje wrevel onder elkaar was goed. Want ik wist dan werd er niet zoveel gepraat. Dus waren zij er waarschijnlijk vroeg mee klaar. Maar het liep totaal anders. Rampzalig anders, bijna ongeloofwaardig anders. Gedenkwaardig, eng spannend en droevig. Binnen enkele uren zou de situatie compleet veranderen. In een onwezenlijke toestand.

Het zal ongeveer twee uur in de middag geweest zijn dat ik dat ik boven (daar waar het knippen gebeurde) geroepen werd. Fret vroeg mij of hij misschien even een uurtje kon gaan liggen. Nu had ik een bank staan in de logeerkamer dus ik daar kon weinig bezwaar tegen hebben. Let wel, indien de anderen knippers akkoord waren. Dus ik zei hem als hij dat nodig vond hij dat beslist moest doen, maar ik zei hem ook dat ik hem wel thuis wilde brengen. Dat dan de overige drie knippers het maar moesten doen. Maar dat idee wuifde hij weg met een, “nee nergens voor nodig, beetje hoofdpijn van gisteravond niks bijzonders. Het zou zo weer over zijn.”

“O.k. dan kijk maar wat je doet.” Marian zei nog dat hij dat wel meer deed, en dat het inderdaad wel met een uurtje over zou zijn. Maar het liep anders. Toen ik later die dag weer eens ging kijken of het al opschoot lag Fret nog steeds te slapen. “Laat hem maar liggen” zei Marian. Karel keek mij aan en zei tegen mij in het Indonesisch “maar we delen de poen nu door drie, ik ga niet voor een zieke vent zitten knippen.” Daar had hij een punt, en de twee meiden konden daar alleen maar mee akkoord gaan.

Tegen de avond rond een uur of zeven was het klaar. Het afval werd in de vuilniszakken gedaan het tuinsetje, vier stoelen en rond tafeltje ging de tuin weer in. Kortom alles schoon achtergelaten. De afzuiger stond nog vol aan en een enkele lamp brandde voor de warmte. Een zwenk ventilator zou de warme lucht gelijkmatig verdelen over de uitgespreide wiet op de droogmatjes.

De knippers hadden zich weer omgekleed. En hun hevig naar wiet stinkende kleding in de bekende plastictassen gepropt om mee naar huis te nemen. De drie zaten nog even beneden in de huiskamer een sigaretje te roken. Karel wederom een pilsje en de meiden een frisdrankje. “Nou ik zal hem maar wakker maken” zei Marian “die gek blijft slapen.”

Zij ging naar boven. Ik was ondertussen bezig zoveel mogelijk schoon te maken. Want rotzooi heb je altijd. Het afknipsel loop je door het hele huis dus hield ik dat gedurende de gehele dag goed bij. Karel had juist de TV aangezet om naar de sport te kijken, toen Marian mij riep. “Kom eens even helpen.”

Ik ging naar boven, en daar stond in de badkamer zich vasthoudend aan de wastafel en ondersteund door Marian, Fret. “Dat gaat niet goed, kijk eens die ogen” zei Marian. En inderdaad het ging niet goed met Fret.

Ik riep onmiddellijk Karel om te komen helpen. Dat was nodig ook omdat Fret op dat moment volledig ineenzakte. Wij ondersteunden hem door onder zijn armen te duiken. Ik gebood zijn vrouwtje voor te gaan op de trap naar beneden. Zij moest zijn voeten tree voor tree laten zakken, terwijl wij hem als ware droegen omdat Fret totaal geen controle meer had over zijn motoriek.

Wat er op dat moment door mij heen ging valt niet te beschrijven. Ik besefte dat dit fataal was. En ik wist dat de anderen het ook begrepen. Het hachelijke van deze situatie was dat het een enorm risico met zich mee bracht. Voor mij in de eerste plaats maar ook zeer zeker voor hen. Zij genoten immers een uitkering en dan zwart werken voor een verboden iets.

Toen wij beneden kwamen zetten wij Fret op een stoel. Er was nu vreselijke paniek bij de drie knippers ontstaan. Ondanks we het stuk voor stuk verschrikkelijk voor Fret vonden, dacht toch ook een ieder aan zichzelf. Karel, die meer bier op had dan goed voor hem was, schreeuwde,”Call nine nine one, call nine nine one.” Het alarmnummer voor een ambulance in de US. Hij sprong als een kikker in het rond.” Maffe idioot” schreeuwde ik hem toe, “het is ‘een een twee’ “,maar of dat nu tot hem doordrong, nee. Het was Antje die het nummer belde en zei “ze komen er aan.”

In een flits overzag ik de situatie. Ik wist dat eerst de politie in een dergelijk geval zou komen of gelijk met de ambulance. Fret die de kleding nog aan had waarmee hij had zitten knippen, stonk geweldig naar de wiet. Ik gebaarde zijn vrouwtje om mijn taak over te nemen. Zij moest nu, samen met Karel, Fret op de stoel moest zien te houden. Ik rende naar boven om een schone sweater van mij te pakken. Beneden gekomen trok ik Fret zijn vuile shirt uit, propte deze in een plastic tas die onder de eethoek lag. Dan griste ik het hele zooitje bijeen en rende weer naar boven. Boven spoot ik de rozengeur in de badkamer en op de hal van het knipgebeuren. Brak bijna mijn nek met naar beneden stormen. In de huiskamer was Fret verder onderuit gezakt op de stoel, en ik zag dat hij in zijn broek geplast had. Ik stormde de keuken in en pakte de lege bier blikjes uit de foetsiebak. Trok een nieuw blikje open, pakte vier glazen en twee asbakken waarin ik wat peukjes in legde. Dit alles zette ik op de salontafel. Niet eerder nadat ik in de glazen restjes bier had gedaan. Dan stak ik de wierookstokjes voor de Boeddha aan, maar niet voordat ik ze voor de helft had afgebroken.

“We hebben voetbal zitten kijken, Fret voelde zich op gegeven moment niet goed. Hij liep naar de keuken en zakte ineen, begrepen!” riep ik hard, “begrepen allemaal!

Ik nam het over van Marian omdat zij duidelijk het niet meer aankon. “Roken” schreeuwde ik “jullie alle drie”. Op het zelfde moment dat ik de zwaailichten van een politiewagen voor mijn deur zag ging de bel. Antje deed open en er kwamen twee agenten binnen. Een reus van een vent van minimaal twee meter met een wat jongere collega. De reus sprak direct zijn mobilofoon in en vroeg haast te maken. De jongere agent vroeg wie de hoofdbewoner was en wat er gebeurd was.

Ik legde uit als dat wij samen voetbal hadden zitten kijken en dat Fret onwel geworden was. Hij vroeg wat de relatie van Fret tot mij was. Ik zei hem een vriend. Maar dat is zijn vrouwtje en ik wees op Marian. “O.k.” zei hij, en vroeg aan Marian “Wat is er precies gebeurd?” Marian was op dat moment op sterven na dood. Zij had de kleur van een vaatdoek, beefde als een riet en stond aan haar sigaret te trekken of het een zuurstof apparaat was en haar leven ervan af hing. “Ja, ja zo was het” zei ze supernerveus, “we zaten gezellig voetbal te kijken en opeens zei mijn man ik voel mij niet goed.” Ik knikte haar bemoedigend toe. De deurbel ging en de tweede Politie wagen was gearriveerd. Nu stonden er vier agenten binnen. Denkend aan de handel boven was ik een hartinfarct nabij.

Als of het nog niet genoeg was kwamen er nog twee agenten binnen, waarvan er een Indo was. Karel ook helemaal maf die dacht bijdehand te zijn was begonnen Indonesisch tegen mij te spreken. Hij zei “ze ruiken niks hoor, alles onder controle.” Ik was des duivels en snauwde tegen hem, “houd jij je kop nu eens, achterlijke en ga eens lekker even sport in beeld kijken.” Dan gebaarde ik hem met mijn hoofd naar de Indo agent. Karel grijnsde gemeen tegen mij.

Twee agenten hadden inmiddels de taak om Fret op de stoel te houden overgenomen. Maar het was geen doen meer. Fret gleed steeds verder onderuit. “Zullen wij hem maar even neerleggen” overlegden zij. Ik pakte een klein kussentje van de bank voor onder zijn hoofd en hielp hen Fret voorzichtig neer te leggen op het laminaat. Ik liep naar de stoel waarop Fret gezeten had om deze weg te zetten. Op dat moment zag ik het overbekende vijfvingerig wietblad onder zijn schoen plakken. Als in een droom zei ik gemoedelijk tegen de agenten, “even een doekje pakken, hij heeft zijn water laten lopen.” Ik pakte een duizend dingen doekje van de het aanrecht, en zeeg naar de vloer met mijn achterste naar Fret. Om zodoende enigszins het uitzicht te belemmeren voor de agenten, die echter alweer over heel andere zaken stonden te praten. Ik veegde de vloer schoon waar eigenlijk niks op terecht gekomen was. Met mijn vrije hand pulkte ik het blad onder Fret zijn schoen vandaan. Karel zat dit alles met ogen als schotels gade te slaan en had lol. Hij trok zijn mond weer open en ik hoorde weer Indonesisch, “Bahaja”, wat betekend “gevaarlijk”. “Houd je kop” schreeuwde ik naar hem, echter wel enigszins onderdrukt. De ambulance was gearriveerd, nu stonden er drie Politie wagens met de zwaailichten aan voor mijn deur en een ambulance, het kon niet op.

De twee meter agent was met de vrouwtjes de tuin in gelopen om het een en ander te noteren. Tot mijn schrik zag ik dat hij zijn boekje op het kniptafeltje (wat hevig plakte van de T.E.C) had gelegd en aldus er in schreef. Ook was het zo dat de afzuiger uit de tuin (via het slaapkamerraam) zijn verse lucht vandaan trok, zodat je daar dus altijd een zacht geruis hoorde. “Kom lekker naar binnen” riep ik tegen Marian en Antje “het is veel te fris, je kunt gerust binnen roken hoor.” Wat nergens op sloeg omdat de asbakken op tafel stonden. Wat aangaf dat er al binnen gerookt was. Maar het werd niet begrepen door de twee meiden.

Ik was ook nog even naar buiten gelopen. Dit omdat in de bekende groene bakken die naast mijn voordeur stonden het afval al gedeponeerd was. Er stonden twee agenten naast die ook eerst binnen waren geweest. Ik snoof en snoof en ik rook het, maar zij klaarblijkelijk niet. Tientallen mensen stonden aan de overkant van de straat, dit was sensatie. En nog wel bij de buurman waarvan men zo weinig wist, dat was wat!

De broeders van de ambulance constateerden een herseninfarct bij Fret. Zij gaven dit door aan het ziekenhuis waar hij heen gebracht zou worden. Dan vroegen zij de agenten hen te helpen om Fret op de brancard die in de gang stond te leggen, waarna zij vertrokken. (De andere dag zouden wij vernemen dat Fret overleden was). De reus vroeg nog aan mij of zij mij nog ergens mee konden helpen en wie er met de Politiewagen mee ging. Dan zouden deze hen wel even naar het ziekenhuis brengen. Nu dat wilde eigenlijk niemand. Zodat ik tegen de agent zei, “ik breng Marian en haar vriendin wel even naar het ziekenhuis.” Dat werd goed gevonden. Als zij nog wat moesten weten zouden zij mij morgen wel even bellen. Ik begon zo langzamerhand te pruttelen. Mijn kop moet er als een fluitketeltje op een allesbrander hebben uitgezien. Bijna, bijna duwde ik de agenten naar buiten. Toen waren zij eindelijk weg en wij keken elkaar aan, niet begrijpend, onwezenlijk. “Het is wat” zei ik opgelucht, “kom we gaan.

Karel bleef even bij mij thuis wachten tot ik terug kwam. Ik zei hem dan drinken wij samen nog even een borreltje. Hij zei “Bagus, bagus sekali” (goed, zeer goed) in het Indonesische uiteraard.

Opgelucht als ik was liet ik het maar zo. Maar het was tevens voor mij einde verhaal, de tuin was over, nooit meer. Ook al omdat ik ergens eens gelezen had dat je ‘Guardian Angel’ er niks in zag om overuren te maken.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten