Home / Verhalen / De ongelukkige klas – naar school in WOII

De ongelukkige klas – naar school in WOII

Met dank aan Kees van Baardewijk voor het insturen van de tekst

Ik denk nu even aan de vierde klas van de Prinses Julianaschool, waarvan ik anderhalf jaar deel uitmaakte. Het is najaar 1944. Stel, u stapt naar binnen. U ziet een overvol lokaal, tot de verste uithoeken bevolkt met nogal armoedig geklede kinderen met magere hongersmoeltjes. Wat zitten die kinderen dicht op elkaar. Hoe kunnen ze zo schrijven en zo? Wat u niet ziet is de vreselijke herinneringen van sommige kinderen, de zorgen die ze van thuis mee naar school nemen en nog veel meer.
Waarom al die kinderen? Dat zit zo. In Rotterdam, tijdens het meibombardement, waren er nogal wat schoolgebouwen zodanig verwoest dat ze geen enkel doel meer dienden. De scholieren konden niet bij de puinhopen blijven staan en werden verdeeld over scholen die intact gebleven waren. En zo vulden de lokalen zich moeiteloos met allerlei soorten kinderen.

O.a. ook van een school die wij hovaardig de “schoffiesschool” noemden. Die kinderen waren van kleurrijker en ruwer kaliber, dan wij en we hoorden van hen moppen en vieze liedjes, waarvan een olifant nog zou blozen en die we thuis niet aan de man konden brengen. Tot mijn schaamte is er meer van bewaard gebleven dan ik zou wensen. Maar je leerde ze zo makkelijk, makkelijker dan een psalmversje bijvoorbeeld. Ik zal nooit de jongen vergeten die naast mij zat in de driezitsbank, die consequent het woord “hysop” in de regel “Ontzondig mij met hysop” verving door zeepsop.

Ik had wel een goed contact met de meeste jongens, ondanks mijn impopulariteit bij voetballen bijvoorbeeld. Voor de aanvang van de school werd er op de straat voor het gebouw een balletje getrapt. Meestal was de bal een bol oude kranten bij elkaar gehouden door elastieken. De elftallen werden samengesteld via “poten”: twee aanvoerders tegenover elkaar die voet voor voet zetten en zo hun voorkeuren konden uitspreken. Enfin, u snapt me wel. Ik bleef altijd over en werd dan zomaar aan een team toegevoegd door de aanvoerder. Met een nonchalant gebaar zei hij dan grootmoedig “Nemen jullie Paardezijk dan maar”. Op de markt van de handel in voetballers kostte ik niks.

Terug naar de ongelukkige klas. Ach, misschien is dat woord toch wat overdreven. Maar er hing wel de stank van armoe. Er was wel het gedrag van vroegwijze kinderen. Er was wel de sfeer die ze van thuis meebrachten. Zo’n enorm aantal leerlingen – dat kostte de meester best moeite om de orde te handhaven. Chaos lag voor de deur. Maar mijn meester redde het aardig met behulp van een Spaans rietje dat in de la van z’ n tafel lag te wachten op activiteit. Hij was er altijd zo snel bij. Je moest dan voorover gaan staan en “jetzt geht’s loss”. Mijn vader adviseerde een kussentje in mijn broek te stoppen, maar dat zou te veel opvallen met gepest als gevolg.

Willem Wijcherts boek

Maar op donderdagmiddag om drie uur werd de klas ineens een gelukkige klas. Meester deed weer een greep in z’n la, ditmaal niet voor het rietje, maar voor “Willem Wijcherts” van Van de Hulst of voor een ander meeslepend boek. Het samengeraapte zooitje werd één klont concentratie en aandacht, de kale omgeving en de kilte vielen weg, de honger werd minder gevoeld en de spanning vloeide af. Hij was goed in straffen, die meester van Dam, maar ook in voorlezen. Eigenlijk vertelde hij meer dan hij las. Hij las over “Schele Ebbe” wiens laffe bloed wij wel konden drinken. En over de wrede “Spekken”, de Spanjaarden. Wat ik nooit vergeet is dat meester van Dam zijn rechterneusvleugel naar links drukte en flemend vroeg: “Ebbe, waar komen de geuzen vandaan?” We deden het voortdurend na.

Gelúksmomenten waren het op die donderdagmiddagen waaruit je ruw ontwaakte door de schoolbel. Toen het december was in de beruchte hongerwinter werden we naar huis gestuurd en bestond de klas tijdelijk niet meer. Ondanks dat we op z’n winters gekleed voorzien van dikke wanten in de klas zaten was het niet meer te harden. Een lange droeve vakantie brak aan die tot mei 1945 geduurd heeft.



Auteur: Kees van Baardewijk
Uit: 29 november 2007

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten