Jack, een Ierse man, bracht zijn avonden graag door in zijn stamkroeg, waar hij het ene glaasje na het andere dronk, om de tijd te doden. Op zo’n avond ontmoette hij in een dronken roes de duivel, die maar één ding wou: bezit nemen van zijn ziel. Maar de listige Jack wist de duivel over te halen om samen met hem nog één glas te drinken. Op het einde van de avond nam de duivel de gedaante aan van een muntstuk om zijn pils te betalen. Jack greep het muntstuk en sloot hem op in een buidel met een kruisvormig slot. Pas toen hij Jack had beloofd hem tien jaar met rust te laten, liet Jack hem weer vrij.
Tien jaar later botste Jack weer op de duivel op een verlaten landweg. Om tijd te winnen vroeg hij hem nog om één gunst: een appel uit de dichtstbijzijnde boom.Toen de duivel in de boom klom om een mooi exemplaar uit te zoeken, zag Jack zijn kans schoon om met zijn zakmes een een kruis te kerven in de stam van de boom. De duivel zat klem in de kruin en Jack liet hem beloven dat hij hem nooit meer lastig zou vallen. Vanuit zijn benarde situatie kon de duivel niet anders dan hiermee akkoord gaan en hij sloeg jammerend op de vlucht.
Toen Jack stierf, werd hij weggejaagd uit het paradijs, omdat hij met de duivel had geheuld. In de hel wilden ze hem ook niet, omwille van de belofte van de duivel. Jack was verdoemd om eeuwig te dolen en smeekte de duivel om een gloeiend kooltje, waarmee hij zijn lange en donkere weg kon verlichten. Die kreeg hij gelukkig nog en hij stak het in een uitgeholde raap. Sindsdien dwaalt ‘Jack of the Lantern’ – later verbasterd tot ‘Jack O’Lantern’ – door het duister, met zijn lantaarn in de hand.