Paulientje bleef te huis, alleen,
naar Tante gingen de ouders heen;
Zij was een kleine lachebek
en liep al zingend door ’t vertrek; –
Daar zag ze op eens een doosje staan,
met zwavelstokjes volgelaan:
‘Ei!’ riep Paulien, ‘dat zou voor mijn
een recht pleizierig speelgoed zijn.’
En zoo gezegd, – en zoo gedaan, –
zij stak een zwavelstokje aan.
En Pietje en Mietje, ’t kattenpaar,
dat zag vermanend op tot haar,
Zij dreigden ’t meisje met den poot:
‘Bedenk toch, dat Papa ’t verbood!
Mio! Miauw! Mio! Miauw!
Och toe, Paulientje, laat dat gauw!’
Maar neen, toch gaat Paulientje voort,
omdat die vlam haar zoo bekoort
Die knist’rend heen en weder gaat,
gelijk gij ’t zien kunt op deez plaat.
Wat had ze een pret, die lachebek!
Zij sprong van blijdschap door ’t vertrek.
En Pietje en Mietje, ’t kattenpaar,
dat zag vermanend op tot haar;
Zij dreigden ’t meisje met den poot:
‘Bedenk toch, dat Mama ’t verbood!
Mio! Miauw! Mio! Miauw!
Toe, gooi het weg, Paulientje! gauw!’
O, schrik! haar kleertjes vatten vlam!
Ach! dat ze ook aan dat doosje kwam!
Daar brandt haar hand reeds en het haar,
en eind’lijk brandt zij heelegaar.
En Pietje en Mietje schreiden,
zoo droevig met haar beiden:
‘Komt hier! Ter hulp! Och, komt gezwind!
Komt ouders! Komt! Daar brandt uw kind!
Miauw! Mio! Miauw! Mio!’
Och, Pietje en Mietje schreiden zoo.
Verbrand is ’t meisje heelegaar
Het arme kind! met huid en haar;
Ze is tot een hoopje asch vergaan,
waar nog haar schoentjes nevens staan.
En Pietje en Mietje schreiden,
zoo droevig met haar beiden;
‘Mio! Miauw! Mio! Miauw!
Och, dat zij ’t ook niet laten wou!
Wij beminden haar zoo teeder,
nu zien wij haar niet weder.’
Uit het prentenboek De wilde jager
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.