Het was op ’n winteravond koud en guur,
gezellig zaten we bij het vuur,
te praten en te lezen.
“Stil” zei vader: houd eens op.
Ik geloof dat er wordt geklopt”
en deed open.
Koud, verkleumd door weer en wind,
kwam er een alleraardigst kind
de kamer binnenlopen.
“Ach, breng me naar mijn moesje toe.
Ik ben zo koud en ben zo moe,
zover volgde ik de orgelman,
dat ik mijn straat niet meer vinden kan”
en luid begon ze te schreien.
Ze pakte haar zakdoek terwijl ze sprak,
er rolde een doosje uit haar zak.
“Geef mij dat doosje eens” zei vader toen
’t werd hem getoond,
er stond opgeschreven hoe ze heet en waar ze woont.
“Nou Marietje, huil nou maar niet meer,
ik breng je gauw naar je moesje weer.
Die zeker zit te wachten.”
Vader nam haar op de arm,
moeder stopte haar lekker warm.
Ooh, wat moesten allen toen lachen.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.