Zaterdagavond betekende ook: na het eten in bad. Als het water kookte pakte m’ n vader de grote, zinken teil van de warande en goot er heet water in. Een paar ketels koud water moesten zorgen voor de goede temperatuur. Jannie mocht altijd eerst, die kon zichzelf al wassen. Ik werd geholpen. Soms door mijn moeder, soms door mijn vader. Ik had liever mijn vader, want ondanks zijn ruwe stukadoorshanden ging hij veel zachtzinniger te werk.
Toen Jannie eindelijk klaar was, mocht ik. Je kon aan de drijvende zeepvlokken zien dat het water tweedehands was, maar na een ketel heet water ging het wel weer. Ik zat nog maar net met m’n bootje te spelen of de bel ging. “Als het opa nou maar is” dacht ik bangig. Die kwam wel vaker zaterdagsavonds om deze tijd. Maar soms was het iemand anders. Zo was er eens een mevrouw van de kerk geweest om aan ons iets te verkopen. Terwijl ik in de teil zat, was ze om de tafel gelopen om naar me te kijken. “Zo vent, lekker in bad”. Ik schaamde me. M’n vader zei later “Je had moeten zeggen dat je paling zat te vissen. Maar waar schaam je je eigenlijk voor? Dat kleine plassertje heeft ze niet eens gezien”. Ik vond het gemeen: in de kamer in bad, waar iedereen je kon zien. Stel je voor dat m’ n vader in de teil zat en ik liet een paar vriendjes binnen…Of stel dat Jannie met Elly in de kamer ging spelen… Zou ze leuk vinden.
Maar gelukkig was het opa. Ik hield veel van hem. We waren vrienden. Als hij met me praatte, keek hij me echt aan en als ik wat vroeg gaf hij antwoord. Een paar weken geleden had ik een vliegmachinetje van hem gekregen. Je kon het met een elastiekje de hele kamer doorschieten. Henk wou het gelijk ruilen voor zijn blikken auto. Ja, ik zou daar gek zijn! Zo’n oud gedeukt autootje. Een voor opa was het ook niet leuk.