Vol
Hier zat mijn vader altijd zo’n beetje te rommelen en wat op te knappen. Pas was hij al zingend bezig met een klusje. Toen hij zich omdraaide had hij zich gemeen gestoten aan de loodzware leest die er ook stond. Hij was zo woedend geworden dat hij een harde schop gaf tegen de teil die over het trapje de tuin inzeilde.
“Nergens kun je hier je kont keren, het is hier veel te vol”. Tegen moe die op het lawaai af kwam, snauwde hij: “Vraag je moeder ‘es wanneer ze nou eindelijk wil ruilen”. Opoe woonde in d’r eentje in het grote bovenhuis en wij met z’n allen
in die drie kleine kamertjes beneden. Maar ja, het huis was van opoe, dus…
Fabriek
Als je beneden in de tuin rechtuit had kunnen lopen, dwars door alle tuintjes heen, zou je vanzelf bij die verschrikkelijk grote fabriekspijp komen. Overal in die pijp zaten uitsteeksels, je zou zo naar boven kunnen klimmen. Vaak kwam er uit die pijp een vieze, zurige rook. “Hij doet het weer, die ouwe stinkerd Heineken,” zei m’ n vader dan.
Een cent kopen
De tuin was ontiegelijk groot. In het middenperkje was vroeger een vijvertje geweest. Maar toen Jannie begon te lopen had mijn vader het gedempt. Jammer,
ik had er mooi mijn klomp in kunnen laten varen. Rond het vroegere vijvertje lag nu grind. Dat knarste akelig onder je schoenen. Je kreeg er net zo’n droge keel van als bij lopen in de sneeuw. Van dat grint raakte altijd een heleboel in de aarde. Soms moesten Jannie en ik het er uit grabbelen. Voor een klein emmertje vol kregen we een cent die we moesten besteden bij m’n moeder. ‘Een cent kopen’, heette dat.