’t Was oorlog. We zaten gewoon in de klas.
Je was bang… voor een vak waar je slecht in was,
je was bang… voor een beurt, zo ineens voor het bord.
Niet bang voor de oorlog, maar voor je rapport.
De Duitse soldaten marcheerden maar an.
De Duitse soldaten, wat zongen die dan?
‘Er bloeit een wit bloempje daarginds op de hei.’
Of: ‘In de maand mei is de winter voorbij.’
We vonden het mooi, zo’n soldatenlied,
het kwaad dat ze deden, dat kenden we niet.
Soms was er doodsangst, door het gerucht
van vliegtuigen, met mooi weer in de lucht.
Mooi weer, dat betekende levensgevaar.
In een kelder zaten we dicht bij elkaar.
En de buurman speelde zo dapper voor spook,
en we moesten er nog wel om lachen ook.
We hadden na een bombardement
nieuw speelterrein, met gras en cement.
Daar speelde je dat je gesneuveld was,
dan lag je een tijdje dood in het gras.
Je maakte een voetbal of ook wel een bom
van proppen papier, elastiekje erom.
Het leven ging meestal gewoon maar zijn gang.
Soms was je toch bang. Soms ben ik nog bang.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.