
Ik weet op de heide een linde te staan.
Daar zaten wij beiden bij ’t licht van de maan
Ik hoor nog je woorden we trouwen in mei.
Maar woorden zijn woorden en gaan snel voorbij.
Nooit bloeit die linde voor mij als weleer.
Nooit vind ik meer het geluk als weleer
Nooit klopt m’n hart nog zo blij,
als die avond in mei, op de purperen hei.
Nooit klopt m’n hart nog zo blij,
want voor jou en voor mij, is de liefde voorbij.