Je tekende een hinkelbaan met 10 vakken op de grond. De nummers 1 tot en met 5 aan 1 kant en 6 tot en met 10 aan de ander kant. Je begon 1 tot en met 5 boven elkaar, 6 naast 5 en 7 tot en met 10 naar beneden. Je vroeg aan je moeder een leeg schoensmeerdoosje en vulde deze met zand. Je mocht dat doosje in nummer 1 gooien. Je moest wel zorgen dat het schoensmeerdoosje niet op een rand lag maar binnen de lijnen van dat nummer. Je moest dan op 1 been over nummer 1 heen gaan en direct op nummer 2 springen, op 1 been verder gaan naar de volgende nummers. Bij de nummers 5 en 6, die naast elkaar zaten, mocht je in elk vakje een voet tegelijkertijd hebben, als het schoensmeerdoosje daar niet lag. Nummers 7, 8, 9 en 10 moest je weer op een been doen. Dan op 1 been terug van 10 tot 7 op 1 been, 6 en 5 weer eerder 1 voet, 4, 3 en 2 op 1 been. Als je op 2 stond moest je op een been bukken om het schoensmeerdoosje uit 1 te pakken zonder te steunen op je handen.
We kennen ook andere hinkelbanen. Daarbij staat de 1 in het midden, de 2 en 3 daar naast elkaar boven, de 4 daar weer los boven in het midden, de 5 en 6 weer naast elkaar daarboven, enzovoorts. Of 1, 2, 3 boven elkaar, 4 en 5 naast elkaar daarboven, 6 los daarboven, 7 en 8 samen daarboven en 9 als laatste daarboven. Bij de dubbele nummers die naast elkaar zitten, mocht je in elk vakje een voet tegelijkertijd hebben, als het schoensmeerdoosje daar niet lag.