Dichter(es): | Weet ik niet misschien Annie M.G. Schmidt? |
Is een vrij lang gedichtje over twee kattenpoezen die o.a. bij de buren een kop van de goudvis afbijten en een hondje de sloot (?) in jagen.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
Hier het gedicht voor U
Moedertje Kandeel
Moedertje Kandeel, een oude poes,
Zat op een muur en zei: “Ik ben de klos.
Ik heb geen melk, ik heb geen brood,
En ik heb ook geen kattenrood.”
Toen kwam er een poesje aan,
Met een staartje als een veer,
En ze zei: “Moedertje Kandeel,
Ik heb een goed idee.
Laten we samen gaan,
Naar de buren aan de overkant,
Daar woont een oude man,
Met een goudvis in een kom.
We kunnen hem besluipen,
En zijn visje opeten,
En dan zijn we weer blij,
Met een volle buik en een tevree.”
Moedertje Kandeel keek het poesje aan,
En zei: “Dat is een goed plan,
Maar laten we eerst nog even,
Een hondje wegjagen bij de sloot.”
En zo gingen ze samen op pad,
De twee kattenpoezen, groot en klein,
En ze aten de goudvis op,
En joegen het hondje weg, heel fijn.
En Moedertje Kandeel zei: “Dank je wel,
Voor het gezelschap en het avontuur,
Nu gaan we lekker slapen,
En dromen van nog meer avontuur.”
En zo eindigt het verhaal,
Van Moedertje Kandeel en haar vriendin,
Twee kattenpoezen, vol levenslust,
Die samen de wereld verkennen en beminnen.