Josephine Baker
Josephine Baker werd als Freda Josephine Mc Donald op 3 juni 1906 geboren in St. Louis in de Amerikaanse staat Missouri. Haar moeder was Carrie McDonald, een wasvrouw. Haar vader was Eddie Carson, een drummer in het variété circuit. Eddie verliet het gezin al snel na haar geboorte. Er bestaan wat twijfels over haar echte vader. Op haar geboortebewijs staat de naam van haar vader aangeduid als “Edw.”. Maar haar familie denkt dat haar vader wit was omdat haar moeder in de tijd dat ze zwanger werd bij een Duitse familie werkte. Haar moeder Carrie trouwde vervolgens met Arthur Martin. Hij was een aardige man die vrijwel altijd werkloos was. Met hem kreeg ze nog een zoon en twee dochters.
Toen ze nog jong was ging ze als werkster en als babysitter werken voor rijke witte families. Toen ze dertien was kreeg ze een baan als serveerster in een chauffeursrestaurant. Daar ontmoette ze Willie Wells met wie ze korte tijd getrouwd was. Hoewel dat ongewoon was in die tijd, was Josephine nooit financieel afhankelijk van een man. Daarom aarzelde ze nooit om een man te verlaten als ze genoeg van hem kreeg. Ze was daarna nog drie keer officieel getrouwd. Van 1920 tot 1923 was ze getrouwd met de Amerikaan William Howard Baker. Zijn achternaam hield ze de rest van haar leven. Van 1937 tot 1938 was ze getrouwd met de Fransman Jean Lion. Via hem verwierf ze het Frans staatsburgerschap. Van 1947 tot 1957 was ze getrouwd met de Franse orkestleider Jo Bouillon. Hij hielp haar met de opvoeding van 12 geadopteerde kinderen. En van 1973 tot aan haar dood was ze “getrouwd” met de Amerikaanse artiest Robert Brady.
In 1919 maakte Josephine met verschillende komische parodieën een tournee door de Verenigde Staten met de “Jones Family Band” en “The Dixie Steppers”. Toen de groepen uit elkaar vielen probeerde ze aan de slag te komen in het ballet van “The Dixie Steppers” in het stuk “Shuffle Along”. Ze werd echter afgewezen omdat ze “te dun en te zwart” was. Ze liet zich daardoor niet afschrikken en ze leerde de danspasjes van het ballet terwijl ze aan de slag ging als kleedster. Dus was Josephine de voor de hand liggende vervangster toen een van de danseresjes vertrok. Op het toneel rolde ze met haar ogen en ze speelde met opzet onhandig. Het publiek vond haar komische bijdrage prachtig en zij werd de attractie voor zo lang de show liep.
Nadat haar optreden in “Shuffle Along” had ze matig succes in “The Plantation Club” in New York. Maar, Josephine besloot een nieuwe uitdaging aan te gaan (mede door de rassendiscriminatie in de Verenigde Staten) en in oktober 1925 vertrok ze naar Parijs om op te treden in het Théâtre des Champs-Élysées in de show “La Revue Nègre”. Het werd het keerpunt in haar carrière. Eén van de nummers die ze opvoerde, “Danse Sauvage”, een dans met haar partner Joe Alex, sloeg bij het publiek in als een bom. Alles eraan was nieuw en exotisch. Josephine was slechts gekleed in een veren rokje en ze maakte het publiek gek met haar schijnbaar ongeremde bewegingen (in werkelijkheid waren de danspassen zorgvuldig ingestudeerd). Ze was direct een sensatie !
Door haar immense populariteit verdiende ze een dik salaris dat ze uitgaf aan kleren, juwelen en huisdieren. Ze was gek op dieren en op een bepaald moment had ze een luipaard (Chiquita), een chimpansee (Ethel), een varken (Albert), een slang (Kiki), een geit, een papegaai, parkieten, vissen, drie katten en zeven honden. Het luipaard nam ze ook mee naar de show. Het beest, getooid met een halsband met diamanten, ontsnapte regelmatig naar de orkestbak waar het de musici terroriseerde. Dit voegde weer een ander opwindend element aan de show toe.
Haar carrière steeg tot grote hoogte in Parijs. Toen er een einde kwam aan “La Revue Nègre” werd ze de ster van “La Folie du Jour” in het theater Follies-Bergère. Met haar optreden in een rokje waarop bananen genaaid waren versterkte ze haar naam als beroemdheid. Ze was een van de meest gefotografeerde vrouwen in 1927 en ze verdiende meer dan enig ander artiest in Europa. Ze was begin dertiger jaren de ster in twee films “”Zou-Zou” en “Princess Tam-Tam.
Een terugkeer naar de Verenigde Staten in 1936 om op te treden in Ziegfield Follies in New York verliep desastreus, ondanks het feit dat ze in Europa een grote beroemdheid was. Het Amerikaanse publiek accepteerde geen zwarte vrouw met zoveel raffinement en kracht. De kritieken in de krant waren allemaal wreed (de New York Times noemde haar een “zwarte prostituee”) en Josephine keerde gebroken terug naar Europa.