(klik op de plaatjes om ze te vergroten)
Romy Schneider werd op 23 september 1938 geboren in het Oostenrijkse Wenen als Rosemarie Magdalena Albach-Retty. Haar Oostenrijkse grootmoeder Rosa Alberg-Retty, haar vader Wolf Alberg-Retty (1906 1967) en haar Duitse moeder Magda Schneider (1909 1996) waren alle drie acteurs. Toen ze zeven jaar oud was scheidden haar ouders en bleven zij en haar jongere broer Wolfi alleen met haar moeder. Omdat die veel door Duitsland en Oostenrijk reisde kon ze niet goed voor haar kinderen zorgen. Daarom werd Romy op een kostschool geplaatst, eerst in Berchtesgaden en daarna in Goldenstein, bij Salzburg. Toen ze vijftien was meldde haar moeder haar aan bij de toneelschool. In datzelfde jaar maakte ze haar debuut in een film, “Wenn der weiße Flieder blüht” (1953), waarin ook haar moeder een hoofdrol speelde. Ze werd geafficheerd als de Europese Shirley Temple. Haar moeder en haar toenmalige stiefvader, de in die tijd bekende restauranthouder Hans-Herbert Blatzheim (waarvan Romy later aangaf dat hij een ongezonde belangstelling voor haar had), hielden toezicht op haar carrière.
In 1954 volgde haar tweede film “Mädchenjahre einer Königin”. Daarin portretteerde ze de jonge jaren van Koningin Victoria, in het bijzonder haar eerste ontmoeting met Prins Albert. Haar echte doorbraak als filmster bereikte ze met de verfilming van het leven van Prinses Elisabeth van Beieren, die later Keizerin van Oostenrijk zou worden. De film verscheen in 1955 met als titel “Sissi”. In 1956 en 1957 gevolgd door deel twee “Sissi – Die junge Kaiserin” en drie “Sissi – Schicksalsjahre einer Kaiserin”.
Door haar rol als Sissi werd ze wereldberoemd, maar ze kwam nooit meer van het zoete imago van deze rol af.
Zelf had Romy Schneider al snel genoeg van dat imago en daarom wilde ze graag de rol van de sombere Christine spelen in de gelijknamige film uit 1958. Dit was een remake van de film “Liebelei” (1933). In 1933 had haar moeder, Maria Schneider, in deze film de hoofdrol gespeeld. En zij vond dus gelijk dat het een goede rol voor haar dochter zou zijn. Tijdens de verfilming van de film “Christine” werd ze verliefd op haar tegenspeler, de Franse acteur Alain Delon (geboren 8 november 1935). Ze vertrok plotseling naar Parijs om bij hem te kunnen zijn. Het veroorzaakte een nationaal schandaal in Oostenrijk. Op 22 maart 1959 verloofde ze zich met hem. In Milaan leerde ze door hem regisseur Luchino Visconti kennen. Die overtuigde haar om het ook eens op het toneel te proberen (in het Frans). Ze kreeg staande ovaties. Het gaf een beslissende wending aan zowel haar carrière als haar persoonlijke leven. Het was het begin van haar internationale carrière en een van de beste periodes uit haar leven. Ze ging samenwerken met bekende regisseurs uit die tijd, zoals Luchino Visconti en Orson Welles.
Schneider met Alain Delon
Ze werd al snel een volwassen vrouw met een sexy uitstraling zoals in “Boccacio 70” (1962) geregisseerd door Visconti. Ze speelde ook succesvol een moeilijke rol in “Le Procès” (1963) van Orson Welles. Nadat ze een prostituee gespeeld had in “The Victors” (1963) van Carl Foreman kreeg ze van Columbia Pictures een zevenjarig contract aangeboden. Maar haar carrière verliep niet zo goed. Begin 1964 werden de opnamen van” L’ Enfer” afgebroken wegens ziekte van de regisseur. Eenzelfde lot trof een film met Visconti en bij “What’s New, Pussycat” kreeg ze bijna een studiolamp op haar hoofd.
In datzelfde jaar verbrak Alain Delon hun verloving. Toen ze in Parijs terugkeerde lag er voor haar een briefje op tafel en een grote bos rozen. Delon deelde haar mede dat hij verliefd was geworden op Nathalie Barth, die toen zelfs al in verwachting was van haar eerste kind.
Ze ondernam toen ze het nieuws kreeg een zelfmoordpoging. Voor Romy brak een ongelukkige tijd vol tegenslagen aan. Films gingen op het laatste moment niet door en op liefdesgebied maakte ze het ene drama na het andere mee.
Harry Meyen
In 1965 leek het tij te keren. In het voorjaar was ze naar Duitsland gegaan om daar de openingsceremonie bij te wonen van het Europ-Center in Berlijn, waar haar stiefvader Herbert Blatzheim een nieuw restaurant opende. Ze ontmoette er de Duitse (niet erg succesvolle) acteur en regisseur Harry Meyen (31 augustus 1924 17 april 1979 geboortenaam: Harry Haubenstock). Hun gezamenlijke plan voor een theaterstuk ” Fräulein Julie” kwam niet van de grond, maar ze weken vanaf die tijd niet meer van elkaars zijde. In het najaar van 1965 nam Romy nog een film op “Halb elf in einer Sommernacht” met als regisseur Jules Dassin. Begin 1966 nam ze nog een aantal films op. En op 15 juli 1966 trad ze in het huwelijk met Harry Meyen in de Sant-Jean in Cap Verrat. Ze was toen al in verwachting en op 3 december 1966 werd hun zoon David-Christopher geboren in Berlijn. Na de geboorte van hun zoon trok ze zich een tijd terug uit de filmwereld.
In 1967 overleed haar echte vader en in de lente van 1968 besloot ze weer op te gaan treden in films. Eerst in de film “Otley” die in Londen werd opgenomen, maar deze film werd een grote flop. Maar toen belde Alain Delon haar om te vragen of hij met hem wilde optreden in de film “La Piscine” (het zwembad). Ze stemde toe en het werd een sexy thriller die veel teweegbracht en die weer een nieuwe dimensie toevoegde aan haar verschijning op het witte doek. Voor de rest van haar leven bleef ze met Alain Delon bevriend.
In 1969 nam ze in Engeland de film “Inzest” op, die volledig afgekraakt werd door de critici. Maar toen ontmoette ze Claude Sautet die haar nieuwe grote successen bracht met: Les choses de la vie/L’Amante/These Things Happen (1969), Max et les ferrailleurs/Il commissario Pelissier/Max and the Scrap-mongers (1970), Cèsar et Rosalie/E’ simpatico, ma gli romperei/César en Rosalie (1972), Eine einfache Geschichte (1978). In 1971 kopte het Franse tijdschrift Paris Match: “Quarante ans après Greta et Marlène, quinze ans après Marilyn le cinéma redécouvre une star. ” (Veertig jaar na Greta and Marlene, vijftien jaar na Marilyn, ontdekt de bioscoop een nieuwe ster)
“Les Choses De La Vie” werd in 1970 dé film van Frankrijk. In hetzelfde jaar zorgde ze voor opschudding door de bekentenis dat ze eens abortus had laten plegen.
Haar successen als actrice zorgden voor spanningen in haar huwelijk omdat haar man Harry Meyen er jaloers op was. Daarom gingen ze in 1972 uit elkaar. In juni 1975 werd de scheiding uitgesproken. In ruil voor de helft van haar vermogen wilde hij de voogdij over hun kind wel afstaan. Na de officiële scheiding stortte Romy Schneider kompleet in. Ze moest een aantal keren wekenlang verpleegd worden in Zwitserland.
Tijdens het filmfestival van Cannes in mei 1971 vroeg Visconti haar om nog eens de rol van Keizerin Elisabeth van Oostenrijk te spelen. En Romy accepteerde de rol. In 1972 speelde ze dus weer de rol waar ze heel haar leven mee geïdentificeerd werd en waar ze steeds afstand van had willen nemen.
In Luchino Visconti’s Ludwig/Ludwig & ldots; ou le crépuscle des dieux/Ludwig II (1972) speelt ze de rol van Sissy voor de vierde keer. Het is een overdenking die er niet op uit is om de historische figuur Elisabeth anders voor te stellen, maar wel een soort correctie op de Sissy films.
Haar bewonderaars van de Sissy films waren het veelal niet eens met de nieuwe rollen die zij aannam, zoals in “Le trio infernal” (1973, regisseur François Girod), of Nachtblende (1974, regisseur Andrzej Zulawski). In “Gruppenbild mit Dame” (regisseur Aleksandar Petrovich), in 1976 verfilmd naar het boek van Heinrich Böll, speelt Romy Schneider de rol van een vrouw die zich een vreemde in haar eigen land voelt, een gevoel dat Schneider ook goed kende. Evenals Marlene Dietrich en Hildegard Knef voor haar deden, was ze een internationale ster die zich tegen het Nationaal Socialistische verleden van Duitsland en Oostenrijk afzette, waarbij ze soms de confrontatie niet schuwde. Wellicht daarom sprak Jean Gabin: “Romy Schneider vertegenwoordigt het goede Duitsland”. In 1981 maakte ze “Garde à vue” (regisseur Claude Miller) and “Fantasma d’amore” (regisseur Dino Risi). Schneider kreeg in 1981 de Franse filmprijs, de César, voor “La banquière” maar een persoonlijke ramp volgde op haar professionele triomf.
Schneider en Daniël Biasini
Een dag na haar officiële scheiding van Harry Meyen, op 18 december 1975 was ze getrouwd met haar privésecretaris Daniël Biasini. En niet zonder reden, want ze was zwanger van hem. Maar in januari 1976 kreeg ze een miskraam. Ze stortte zich in haar werk, maar ging ook drank en medicijnen gebruiken om haar gevoelens te onderdrukken. Maar op 14 juli 1977 werd uit hun huwelijk een dochter geboren, Sarah Magdalena Biasini, nu een gevierd actrice die erg op haar moeder lijkt.
Sarah Biasini
In 1979 pleegde haar eerste man zelfmoord. En Romy stortte daardoor opnieuw in. Na een korte ziekenhuisopname werd ze nooit meer dezelfde. Haar melancholieke uitstraling en treurige leven zorgden er wel voor dat ze de mooiste rollen van haar leven speelde, maar gelukkig zou ze nooit meer worden. De mededeling in 1981 dat Daniël van haar wilde scheiden, aanvaardde ze dan ook met een gelatenheid die alleen de meest depressieve mensen kenmerkt.
Romy met David
Enkele maanden later, op 5 juli 1981 sloeg het noodlot toe. David was aan het logeren bij ouders van zijn stiefvader. Hij probeerde daar over een hek te klimmen, maar werd gespiest door een van de punten van het hek. Hij was op slag dood.
Na de begrafenis vluchtte Romy met haar nieuwe vriend Laurent Petit en dochter Sarah naar de Seychellen. Maar ook daar vond ze geen rust. Getekend door verdriet, overmatig drankgebruik en het slikken van pillen keerde zij terug naar Parijs.
Haar laatste film in 1982 was “Die Spaziergängerin von Sans-Souci” (1982). Hoewel ze volhield dat ze het wel redde ging het op 29 mei 1982 mis. Ze werd dood gevonden in haar appartement. Hoewel er nooit sectie op haar lichaam is gepleegd gaat men er van uit dat een dodelijke hoeveelheid aan drank en slaappillen haar dood veroorzaakt hebben. De officiële lezing is dat ze op 43-jarige leeftijd overleed als gevolg van een hartstilstand. Ze stierf, zoals ze de laatste maanden had geleefd, omringd door foto’s van David en Sarah. Ze ligt begraven op het kerkhof van Boissy-Sans-Avoir.
Geraadpleegde bronnen o.a.:
All movie guide
Answers
Dit moet je zien
Koning- en Keizerrijken
NNDB
Wikipedia
(met dank aan Liesbeth de Nijs)
(klik op de plaatjes om ze te vergroten)
Giovannino Guareschi (1 mei 1908 – 22 juli 1968) was een Italiaans journalist, humorist en romanschrijver. Hij verkreeg internationale bekendheid met zijn boeken over de katholieke priester Don Camillo, die het voortdurend aan de stok had met de communistische burgemeester Peppone.
Guareschi werd in 1908 geboren in Fontanelle di Roccabianca (nabij Parma) in Italië in een gezin uit de middenklasse. Zijn ouders gingen in 1926 failliet, zodat hij zijn opleiding niet kon voltooien.
Na een mislukte studie aan de universiteit van Parma had hij allerlei baantjes. Na enige tijd ging hij werken voor een plaatselijke krant. In 1929 werd hij redacteur van het satirische tijdschrift “Corriere Emiliano” en van 1936 tot 1943 was hij hoofdredacteur van net zo’n blad, “Bertoldo”.
In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog bekritiseerde hij het bewind van Mussolini. In 1943 werd hij opgeroepen voor militaire dienst, wat hem waarschijnlijk behoedde voor ernstige problemen met de fascisten. Toen Italië later in 1943 een wapenstilstand sloot met de geallieerden was Guareschi aan het oostfront. Hij werd krijgsgevangen gemaakt door de Duitsers en zat met andere Italiaanse soldaten drie jaar vast in kampen in Polen. Over die tijd schreef hij later “Diario Clandestino” (Clandestien Dagboek). Na de oorlog keerde hij naar Italië terug en richtte hij een monarchistisch satirisch tijdschrift op, “Candido”. Maar Italië werd een republiek en Guareschi koos de zijde van de christen-democraten. De communisten moesten het in zijn satirische aanvallen steeds opnieuw ontgelden. De communisten leden in 1948 een zware nederlaag bij de verkiezingen, waarna Guareschi zijn pijlen op de christen-democraten richtte.
In “Candido” verschenen de eerste verhalen van Don Camillo die in 1948 in boekvorm verschenen, uitgegeven door Guerashi’s vaste uitgever Rizzoli. De verhalen waren vanaf de eerste publicaties een succes in Italië en de rest van de wereld volgde snel. Na de opheffing van “Candido” begon Guareschi met zijn gezondheid te sukkelen en ging hij om gezondheidsredenen steeds vaker naar Zwitserland. In 1968 overleed hij in Cervia aan een hartaanval.
De romans bestaan merendeels uit een aantal dorpsgeschiedenissen met veelal politieke of maatschappelijke lading, die toch min of meer een geheel vormen. De verhalen spelen grotendeels in een nooit bij name genoemd dorp aan de Po. Wie het preciezer wil weten, moet beseffen dat voor de schrijver de Po bij Piacenza begint. De filmopnames vonden plaats in het Italiaanse dorp Brescello, ten noordoosten van Parma aan de Po.
De tijd waarin de verhalen spelen is die van vlak na de Tweede Wereldoorlog, als in Italië de PCI, de Italiaanse Communistische Partij, een serieus machtsblok is. Die partij wordt in het dorp vertegenwoordigd door Peppone, die als burgemeester de communistische idealen wil verwerkelijken, wat Don Camillo met alle middelen probeert te verhinderen. De twee kennen elkaar echter al uit de tijd dat Peppone een rekruut was en Don Camillo een aalmoezenier en als puntje bij paaltje komt, kunnen ze op elkaar rekenen.
Ondanks het vaak satirische karakter, zijn de verhalen van Don Camillo een scherp portret van het naoorlogse Italië, met al zijn gebreken en soms gewelddadige politiek. Vele verhalen zijn dan ook eerder tragisch dan komisch. Het is dan ook tekenend dat Peppone weliswaar de eeuwige tegenstander van Don Camillo is, maar dat ze één lijn trekken tegen de sociale misstanden en werkeloosheid op het platteland.
Boeken
Mondo Piccolo “Don Camillo” (Don Camillo en de Kleine Wereld, 1948)
Mondo Piccolo: Don Camillo e il suo gregge (Don Camillo en zijn kudde, 1953)
Il Compagno Don Camillo (Don Camillo in Rusland, 1963)
Don Camillo e i giovani d’oggi (Basta!, 1969)
Hoofdpersonen
Don Camillo Tarocci
Een “eenvoudige” maar heethoofdige dorpspastoor, ook wel “Kameraad Tarocci, Camillo” genoemd, als hij door Peppone af te persen een plaats in de delegatie van Italiaanse Kameraden naar de USSR weet te verwerven. Zijn grootste trots is het Patronaat voor Jongens, met een speeltuin voor de kleintjes, dat klaar was toen Peppones Volkshuis nog alle sloten miste. Door overal zijn neus in te steken, fungeert hij als bliksemafleider tussen de “roden” (de communisten) en de “zwarten” van de Democrazia Christiana en alles ter rechterzijde.
Don Camillo is bepaald geen heilige en vooral de jacht en de “rooien uit de stad” zijn grote bronnen van verleiding, waaronder hij meer dan eens bezwijkt. Dit leidt tot tweemaal toe tot een overplaatsing uit zijn geliefde dorp, maar Don Camillo blijkt onmisbaar. Don Camillo is de oprichter, voorzitter en coach van de voetbalvereniging Gagliarda, een team dat hij meer opstoppers verkoopt dan de spelers ooit aan de bal kunnen uitdelen en aan een overwinning probeert te helpen door de scheidsrechter om te kopen.
De Christus aan het Kruis
Zoals Giovanni Guareshi het zelf schrijft, die niet de Christus is, maar zijn Christus, de stem namelijk van zijn geweten. De Christus van het Kruis ziet alle dorpsrellen en relletjes, schandalen, provocaties over en weer gelaten aan. Zijn motto is “Da mihi animam, caetera tolle'” (“Geef mij de zielen en draag de rest”). Hoewel Don Camillo met enige regelmaat van het rechte pad afdwaalt, kan de Christus aan het Kruis hem met enige vermaningen altijd weer op het rechte pad brengen, dat overigens opvallend ondogmatisch is.
Giuseppe Botazzi
Beter bekend als Peppone
Garagehouder, vakkundig mecanicien, communistisch burgemeester en later zelfs senator. Politiek een stalinistisch ijzervreter, persoonlijk een tamelijk goede huisvader met een mond die veel groter is dan zijn hart en behept met net zoveel gevoeligheid voor de verleidingen van het kapitalisme als alle anderen, zoals tijdens de “Staking van de klepelarbeiders” blijkt. Hij is pas na lange acties bereid de klokkenist een loonsverhoging toe te kennen.
Zijn grootste trots is het Volkshuis dat hij bekostigd heeft met door de Duitsers geroofde juwelen, die hij in een lijkkist uit een Brits hoofdkwartier heeft gesmokkeld door Don Camillo de begrafenisdienst te laten leiden. Overigens heeft hij het hart op de juiste plaats en lucht soms zijn hart (in het geheim) bij de Christus aan het Kruis. Giuseppe Bottazi leidt het elftal van Dynamo en beslist een cruciale wedstrijd in zijn voordeel door de scheidsrechter meer te bieden dan Don Camillo.
Fernandel pseudoniem van Fernand Joseph Désiré Contandin (Marseille, 8 mei 1903 Parijs, 26 februari 1971) was een Frans acteur. Hij is wellicht het meest bekend door zijn rol van pastoor in de reeks van “Don Camillo”-films. Fernandel begon als zanger en komiek in “café-concerts” en vaudeville-theater. In 1925 trouwde hij met Henriette Manse. Zijn acteursnaam ontleende hij aan zijn schoonmoeder, die vaak naar hem verwees als “Le Fernand d’elle”.
In 1930 speelde hij voor het eerst in een film, “Le blanc et le noir” van Robert Florey. Hij ontpopte zich snel tot de belangrijkste Franse filmkomiek, met als handelsmerk zijn grote tanden die hij met een brede glimlach ontblootte, en zijn Provençaalse accent. Hij zou in de volgende veertig jaar in tientallen, vooral Franse komedies de hoofdrol spelen. Daarnaast bleef hij ook optreden als zanger in muzikale komedies, die meestal ook verfilmd werden. Fernandel regisseerde zelf ook enkele van zijn films
Enkele van de bekendste films met Fernandel zijn:
“Ali Baba et les quarante voleurs” (Ali Baba en de veertig rovers) van Jacques Becker uit 1954. “La vache et le prisonnier” (de koe en de krijsgevangene) van Henri Verneuil uit 1959
De reeks “Don Camillo”-films, Italiaans-Franse co-producties gebaseerd op de boeken van Giovannino Guareschi. Fernandel speelde hierin de rol van Don Camillo, pastoor in een klein Italiaans stadje die voortdurend overhoop ligt met Peppone, de communistische burgemeester van het stadje, gespeeld door Gino Cervi: “Le Petit monde de Don Camillo” (1951) van Julien Duvivier, “Le retour de Don Camillo” (1953) van Julien Duvivier, “La grande bagarre de Don Camillo” (1955) van Carmine Gallone, “Don Camillo Monseigneur” (1961) van Carmine Gallone, “Don Camillo en Russie” (1965) van Luigi Comencini.
Hij kreeg ook enkele rollen in Hollywood-films, met name in “Around the World in Eighty Days” (1956) van Michael Anderson met David Niven en Shirley MacLaine en “Paris Holiday” (1958) van Gerd Oswald met Bob Hope en Anita Ekberg. In 1970 begon Fernandel aan de opnames van een zesde Don Camillo-film, “Don Camillo et les contestastaires” onder regie van Christian-Jaque. Na enkele weken moest hij echter stoppen wegens gezondheidsredenen. Kort daarna zou hij aan kanker overlijden. De film werd nadien met andere acteurs (o.a. Gastone Moschin als Don Camillo) en een andere regisseur (Mario Camerini) afgemaakt.
Lo Smilzo en Brusco
Lo Smilzo, oftewel De Magere, is een van die vervloekte kerels die zo lenig zijn dat ze door een kogelregen kunnen lopen zonder geraakt te worden, een eigenschap die hem goed van pas komt in zijn contacten met Don Camillo. In de oorlog was hij was hij ordonnans van Peppone toen die als partizaan in de bergen vocht en is na die tijd tot gemeentebode benoemd. Samen met Brusco, de andere steunpilaar van Peppone, verdedigt hij de positie van De Chef als deze door een fout met een röntgenfoto zich voortijdig opmaakt het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen. Beiden zijn van goede wil, maar rijkelijk onbesuisd, zoals blijkt wanneer Peppone Brusco er met geweld van moet weerhouden zijn zoon het hoofd in te slaan als deze, natuurlijk omwille van een meisje, deserteert en uiteindelijk in de klokkentoren met haar trouwt.
“De Knokploeg” en “De Vrouwen”
De Knokploeg is de trouwe aanhang van Peppone, het gestaalde kader dat met een oude Dodge en op de fiets post bij stakingen, “het volk galvaniseert” en politieke tegenstanders afrost. De leden blijven, afgezien van de Magere en Brusco, veelal anoniem. Wat de knokploeg voor Peppone is, zijn de vrouwen voor Don Camillo. Gemobiliseerd door het parochieblad vormen ze een machtsblok waar de mannen terdege rekening mee moeten houden. De knokploeg kan op straat iemand het leven zuur maken, maar de vrouwen zijn de baas in huis en het echtelijk bed.
Catharina Tarocci
“Cat” voor vrienden, de nicht van Don Camillo die hem en Peppone het leven zuur komt maken nadat ze door haar moeder naar het platteland is gestuurd omdat ze zwanger is. Omdat er in het dorp voor zo’n wilde meid weinig te beleven valt, organiseert ze vanuit het raam van de kamer waar Don Camillo haar heeft opgesloten met haar motorbende de nodige ophef, maar valt uiteindelijk voor de zoon van Peppone.
Geraadpleegde bronnen o.a.:
Geïllustreerde encyclopedie
Wikipedia
Eigen knipselarchief
(met dank aan Liesbeth de Nijs)
(klik op de plaatjes om ze te vergroten)
Edgar Rice Burroughs werd op 1 september 1875 geboren in Chicago als de zoon van een zakenman. Hij ging naar de Michigan Military Academy in Andover, en slaagde daar in 1895. Hij haalde vervolgens het toegangsexamen voor West Point niet, en werd soldaat.
Na zijn tijd in het leger had hij een aantal tijdelijke banen en gaat hij uiteindelijk in 1899 voor zijn vader’s bedrijf werken, waar hij vijf jaar blijft. Hij trouwde Emma Centennia Hulbert in 1900, en zij kregendrie kinderen, Joan, Hubert en John.
Tegen 1911 begon hij met het schrijven van verhalen. Zijn verhalen waren bedoeld in de zg. pulp bladen die in die tijd populair waren, en zijn eerste verhaal, “Under the Moons of Mars” werd in 1912 in een feuilleton formaat uitgegeven in het All Story magazine. Vanaf dat moment gaat hij full-time schrijven, en tegen de tijd dat het laatste deel van “Under the Moons of Mars” werd gepubliceerd had hij twee boeken af, waaronder “Tarzan of the Apes” dat in oktober 1912 voor het eerst werd gepubliceerd.
Tarzan is de verweesde zoon John Clayton aristocratische Engelse ouders die gestrand zijn in Afrika aan het einde van de 19e eeuw. Als zijn ouders overlijden als hij nog klein is en Tarzan wordt opgevoed door een groep Grote Apen, een soort die de mensheid nog niet kent. Kala is zijn apenmoeder. Tarzan (Withuid) is zijn apennaam. Als jongvolwassene ontmoet hij Jane. Als zij terugkeert naar Amerika verlaat hij ook de jungle en gaat op zoek naar zijn geliefde. Tarzan en Jane trouwen en hij woont een tijdje met haat in Engeland. Ze krijgen een zoon, John, die de apennaam Korak aanneemt. Tarzan is heeft genoeg van de hypocrisie van de beschaving en hij keert met Jane terug naar Afrika waar zij, onsterfelijk, nog steeds leven.
Tarzan was een sensatie en Burroughs wilde van deze populariteit profiteren. Hij exploiteerde Tarzan op iedere manier die hij kon bedenken, van een stripverhaal tot een film en koopwaar. Het publiek kon er geen genoeg van krijgen, en Tarzan blijft tot op de dag van vandaag een van de meest succesvolle fictionele personen. Burroughs schreef ook sciencefiction/fantasy verhalen waarbij avontuurlijke aardlingen naar verschillende planeten worden getransporteerd, naar verloren eilanden of naar het interieur van de holle aarde. Ook schreef hij verhalen in de Western genre en historische romances.
In 1923 zette Burroughs zijn eigen bedrijf op, Burroughs Inc., en begon zijn eigen boeken te drukken. In 1934 scheidde hij Emma, en trouwde met Florence Dearholt (van wie hij in 1942 ook scheidde). Ten tijde van de aanval op Pearl Harbor woonde hij in Hawaii, en werkte als oorlogs-correspondent. Hij overleed op 19 maart 1950 in Encino in Californië met bijna 70 boeken in zijn bibliografie. De Burroughs krater op Mars is naar hem vernoemd.
Tarzan Films
De boeken van Burroughs hadden zoveel succes dat Hollywood interesse toonde voor verfilmingen van de boeken. Het verhaal, met held Tarzan, vriendin Jane en wilde dieren in de jungle, sprak het grote publiek aan. De eerste Tarzanfilm kwam uit in augustus 1917 met Stellan Sven Windrow als Tarzan. De eerste twee films waren nog stomme films.
Stellan Sven Windrow
Vanaf 1932 werd Tarzan helemaal wereldberoemd. Zwemmer Johnny Weissmuller vertolkte de rol van Tarzan. De succesvolste Tarzanfilms werden uitgebracht tussen 1932 en 1948. Johnny Weissmuller speelde met Maureen O’Sullivan als Jane voor MGM in zes Tarzan-films. In de laatste drie Tarzan-episodes kreeg het gezin uitbreiding. De rol van Boy werd gespeeld door Johnny Sheffield. In 1942 verhuisde Johnny Weissmuller naar filmmaatschappij RKO, waarvoor nog zes Tarzan-films werden gemaakt. Johnny Sheffield vertolkte in vijf van deze films de rol van Boy, terwijl de blonde actrice Brenda Joyce in de laatste vier Tarzan-films te zien was als Jane. Vanaf 1948 speelde Johnny Weissmuller voor Columbia in de uit dertien delen bestaande Jungle Jim-films. Deze serie werd in de jaren vijftig voortgezet als televisieserie.
Johnny Sheffield
Johnny Weissmuller
De Amerikaanse zwemmer en acteur Johnny Weissmuller werd op 2 juni1904 geboren in Timisuara in Roemenië als János Weißmüller. Zijn ouders waren de Duitssprekende oostenrijkers Petrus Weißmüller en Erzsebet Kersch. Toen Johnny zeven maanden oud was emigreerde het gezin Weissmuller naar de Verenigde Staten van Amerika. Bij aankomst werden hun namen veranderd in de meer Engels klinkende namen Peter, Elizabeth en Johann Weissmuller. Ze werden opgevangen door familie in Chicago en vestigden zich korte tijd later in de mijnstad Windber in Pennsylvania. Enige jaren later woonde de familie Weissmuller in Chicago, waar zijn vader een bar uitbaatte. Zijn moeder werd Chef kok in een restaurant. Na de scheiding van zijn ouders groeide Johnny Weissmuller op bij zijn moeder.
Olympische Spelen
Al op jonge leeftijd was Johnny Weissmuller een fanatieke zwemmer. Hij zwom veel in het Lake Michigan en werd later lid van de zwemclub Stanton Park, waar hij zich al snel in de kijker zwom en prijzen won. Johnny Weissmuller werkte na zijn schooltijd als liftboy in het Plaza Hotel en oefende in zijn vrije tijd bij de Illinois Athletic Club. Toen Johnny Weissmuller een paspoort aanvroeg gaf hij als geboorteplaats Windber op, waardoor hij als Amerikaan mee kon doen aan internationale wedstrijden als de Olympische Spelen.
In augustus 1921 won Weissmuller zijn eerste belangrijke nationale zwemwedstrijd op de vijftig meter vrije slag. In juli 1922 verbeterde hij het wereldrecord van Duke Kahanamoku op de 100 meter vrije slag. Op de Olympische Spelen van 1924 in Parijs won hij drie gouden en één bronzen medaille.Ook op de Olympische Spelen in 1928 in Amsterdam won Johnny Weissmuller twee gouden medailles.
Na de Olympische Spelen in Amsterdam verzorgde Johnny Weissmuller een groot aantal zwemdemonstraties in veel Amerikaanse steden. In 1928 maakte Johnny Weissmuller ook voor het eerst kennis met de filmwereld. Weissmuller tekende een zevenjarig contract met Metro-Goldwyn-Mayer. “Tarzan the ape man” (1932) betekende de internationale doorbraak van Weissmuller als acteur. Deze rol werd eerder gespeeld door Elmo Lincoln, maar werd beroemd gemaakt door Johnny Weissmuller. Voor altijd zou hij geassocieerd blijven met de krachtpatser met een beperkt vocabulaire (Me Tarzan, you Jane).
Johnny Weissmuller speelde met Maureen O’Sullivan als Jane voor MGM in zes Tarzan-films. In de laatste drie Tarzan-episodes kreeg het gezin uitbreiding. De rol van Boy werd gespeeld door Johnny Sheffield.
In 1942 verhuisde Johnny Weissmuller naar filmmaatschappij RKO, waarvoor nog zes Tarzan-films werden gemaakt. Johnny Sheffield vertolkte in vijf van deze films de rol van Boy, terwijl de blonde actrice Brenda Joyce in de laatste vier Tarzan-films te zien was als Jane.
Vanaf 1948 speelde Johnny Weissmuller voor Columbia in de uit dertien delen bestaande Jungle Jim-films. Deze serie werd in de jaren vijftig voortgezet als televisieserie.
(vlnr. Weismuller, O’Sullivan/Weismuller, O’Sullivan, Sheffield/Weismuller, Joyce)
Johnny Weissmuller trad vijf keer in het huwelijk. Hij was korte of iets langere tijd getrouwd met: zangeres Bobbe Arnst, actrice Lupe Vélez, Beryl Scott, Allene Gates en Maria Bauman.Aan het einde van de jaren vijftig vestigde Johnny Weissmuller zich in Chicago, waar hij een zwembad exploiteerde. Ook leende hij zijn naam aan verschillende andere commerciële activiteiten, maar deze werden geen van alle een groot succes. Hij geraakte financieel aan de grond en raakte zijn reputatie en sterrenstatus kwijt. In1965 stapte hij uit zijn zaken en verhuisde naar Fort Lauderdale in Florida. In 1973 vestigde Weissmuller zich in Las Vegas. In de jaren zeventig kreeg hij een aantal beroertes. Johnny Weissmuller overleed op 20 januari 1984 op 79-jarige leeftijd als een arme eenzame man in een verzorgingshuis in Acapulco.
Geraadpleegde bronnen o.a.:
Answers
IMDb
Wikipedia
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.