Beroemdheden2



Gerrit den Braber

Braber1.jpg (14660 bytes)  Braber2.jpg (16374 bytes)

Rechts Gerrit  de Braber samen met Milly Scott en Kees Bruyn

(Klik op de figuren om te vergroten)

Gerrit den Braber werd in 1929 geboren in Rotterdam. Eind veertiger jaren wilde hij eens een zieke vriend vermaken met een zelfgemaakt radioprogramma. Dat viel zo in goede aarde dat hij samen met enkele anderen een ziekenomroep oprichtte voor noord Rotterdam. De naam van het station was “Radio Noord”, afgekort tot RANO. Hij werd daarmee de geestelijke vader van alle ziekenomroepen in Nederland. In 1955 werd hij tekstschrijver bij een reclamebureau. Dit deed hij tot 1960.

Het leek hem wel leuk om ook liedjes te gaan schrijven. Daarvoor moest hij eerst examen doen bij de BUMA. Hij slaagde voor het examen en schreef zijn eerste liedjes voor een kinderkoor. Later vertaalde hij ook liedjes voor een meer volwassen repertoire onder zijn  pseudoniem Lodewijk Post. Veel van die vertalingen werden grote hits, zoals: “Roosje, m’n roosje” van Conny Vandenbos, “Ritme van de regen” van Rob de Nijs (oorspronkelijke titel “Rhythm Of The Rain”van de Amerikaanse groep The Cascades), “Sophietje” van Johnny Lion (oorspronkelij een Zweeds liedje, “Fröken Fräken”) en “Spiegelbeeld” van Willeke Alberti (een country & westernhit van George Jones, overigens ook in het Frans gezongen door Johnny Halliday als “Tes tendres années”).

In 1966 werd hij hoofd van het jongerenprogramma van de AVRO, Miniatuur Jeugd Omroep Nederland genaamd, afgekort tot Minjon. Hij schreef zo’n 150 hoorspelen voor de jeugd en was producent en regisseur van veel documentaires en amusementsprogramma’s. Tevens ging hij vanaf 1966 werken bij de platenmaatschappijen Phonogram en Polydor.

Hij werkte overigens voor verschillende omroepen. Zo maakte hij onder andere een gedichtenprogramma voorde TROS. Later werd hij hoofd amusement bij de AVRO, of “chef grappen en grollen” zoals hij het zelf noemde.

Hij maakte meer dan 600 liedjes die hij vaak tijdens stafvergaderingen schreef. Vele daarvan werden hits.

Hij was met 26 door hem geschreven en/of gecomponeerde liedjes, de grootste inzender van liedjes voor het nationale voorrondes van het Eurovisie Songfestival. In het jaar 1967 waren van de zes liedjes die in de voorronde meededen er vijf van zijn hand. Vier door hem geschreven liedjes deden ook daadwerkelijk mee aan het Eurovisie Songfestival. In 1966 was dat “Fernando en Felipo” van Milly Scott, in 1967 “Ringeding” van zijn levensgezel Thérèse Steinmetz, in 1971 “Tijd” van Saskia en Serge en in 1974 “Ik zie een ster”van Mouth en MacNeal.

In 1962 was de inzending het liedje “Katinka” van De Spelbrekers. Dat wordt ook door velen aan hem toegeschreven, maar het is geschreven door Henny Hamhuis. Gerrit  den Braber staat onder het pseudoniem Lodewijk Post wel vermeld als mede tekstschrijver. Den Braber had namelijk een ander lied met Joop Stokkermans geschreven en ingezonden en afgesproken dat de schrijver wiens liedje niet uitgekozen zou worden  toch een medevermelding zou krijgen bij de ander voor de gedane moeite.

Hij schreef ook parodieën op grafschriften. Het zogenaamde grafschrift voor Willem van Haneghem werd een van de bekendste: “Het is spijtig dat ook Ajax zegt, de Kromme ligt nu eind’lijk recht”.

Ook na zijn pensionering in 1994 werkte Gerrit den Braber nog voor de radio. In 1997 werd hij echter getroffen door een herseninfarct waar hij op 2 mei, op 68-jarige leeftijd, in Hilversum aan overleed.

Maar zijn liedjes blijven eeuwig bestaan. Zomaar nog een greep: “Laat me alleen” van Rita Hovink, “La Mama” van Corry Brokken, “De winter was lang” van Willeke Alberti, “De glimlach van een kind”  van Willy Alberti.

Terug naar nostalgie


Theo Eerdmans

Eerdmans1.jpg (25420 bytes)  Eerdmans2.jpg (32993 bytes)

(Klik op de figuren om te vergroten)

Theo M. Eerdmans werd op 28 juli 1922 geboren in Rotterdam (Spangen). Na zijn studie aan de HBS wilde hij in de journalistiek, maar dat was door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog onmogelijk. Daarom ging hij tijdens de oorlogsjaren als ambtenaar werken bij de PTT.

In november 1944 werd hij in Rotterdam door de Duitsers opgepakt tijdens een massale razzia. Hij schreef daarover later een novelle “Mijn vrijheid” die in 1952 uitkwam. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leed hij aan tuberculose, waarvoor hij twee jaar in een sanatorium verbleef. In zijn boek “Zeven brieven aan Alma” dat in 1957 verscheen beschrijft hij zijn ervaringen uit die periode.

Na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij zijn eerste journalistiek baan bij “De Nieuwe Nederlander”. In 1947 zegde hij echter zijn baan op en maakte hij een rondreis door de Verenigde Staten en Canada. Hij zei daarover later: “Ik was drieëntwintig toen ik de oorlog uitkwam en ik voelde dat ik een essentieel brok ervaring miste. In Amerika zag ik de ontzettende vereenzaming van de mens in de grote stad, daardoor verlangde ik terug naar Europa, maar intussen heeft Amerika me wèl harder gemaakt. Mijn moeder zei: hij is er als kind heen gegaan, hij is als man teruggekomen”.

Bij terugkomst in Nederland, na ongeveer een jaar, ging hij als journalist werken bij “Het Vrije Volk”, een socialistisch dagblad dat nu niet meer bestaat. In die tijd schreef hij ook nog twee detectives: “Moord en mooie handel” (1953), dat eerst als feuilleton verscheen in “Het Vrije Volk” en “Telefoon uit Maastricht”. In beide boeken zijn de hoofdpersonen: privé-detective Ferry Hendersen, journalist Guus Brechtson, Ferry’s hospita juffrouw Heukels en de twee rechercheurs Van Beest en Dijkerman.

In 1956 was hij als een van de weinige Westerse journalisten in Boedapest toen de Hongaren in opstand kwamen tegen de Sovjet Unie. Hij was getuige van wat er zich daar afspeelde en daarover zei hij: “Die affaire heeft er enorm in gehakt, dat was een ervaring waarvan je als vent op je grondvesten stond te schudden”.

Dan leert het grote publiek hem kennen als quizmaster. In januari 1957 presenteert hij “Weet wel wat je waagt” bij de VARA. Daarbij trad ook zijn assistente Maud op. Alleen haar voornaam werd in de uitzendingen genoemd, maar ze heette voluit Maud van Praag. Bij dit programma verdiende een deelnemer voor ieder goed antwoord op een vraag een oplopend aantal zilveren guldens. Bij een goed antwoord vielen de guldens rinkelend in een schaal. Deze quiz begon steevast met de woorden van Theo Eerdmans: “Weet wel wat je waagt, ons spel van kennis en van zelfkennis”. Van de quiz “Weet wel wat je waagt” verscheen er in 1959 een boek met gelijknamige titel. Het boek bevatte 1001 vragen die afgeleid ware van het type vragen uit de gelijknamige televisiequiz.

Voor Eerdmans en zijn assistente Maud was dit programma het begin van een hele reeks quizzen, die allemaal lichtjes een ander karakter hadden. Zo brachten zij voor VARA succesvolle en minder succesvolle quizzen als “Je neemt er wat van mee” (1958), “TV-Toto” (1959), “Willens en Wetens” (1961), “Wereldwijs” en “Tel uit je winst” (1964-67). Dat laatste programma leverde de Nederlandse taal de staande uitdrukking op: “U gaat door voor de duizend gulden”, want dat was de hoogste prijs die een kandidaat kon ontvangen.

Overigens was Eerdmans voor iedere utzending bloednerveus. Daardoor kwam hij soms wel eens bits over als hij kortweg: “fout” zei bij een verkeerd antwoord. Hij zei daar zelf over: “Ik ontmoet de deelnemers een kwartier voor de uitzending en dan begin ik met een grapje. Ik zeg: “Zo mensen, zijn jullie nerveus?” Dan zeggen ze: “Ja, een beetje”, of “Nou, nogal erg”. Dan zeg ik: “Nou, troost je maar, u kunt zo nerveus niet zijn of ik ben het nog erger”. Dat geeft ontspanning, want ze beginnen met te denken: “O, was dát nou zo’n IJzeren Hein?”.

Om zijn onzekerheid te camoufleren, benaderde Eerdmans zijn kandidaten als een journalist bij een interview. Om de kandidaat gerust te stellen ging hij op journalistieke wijze vragen stellen over hun interesses en hobby’s. En dat was ook interessant voor de kijkers omdat ze zo een beetje inzicht kregen in de achtergrond van de betreffende persoon. En omdat de kandidaten konden vertellen over wat hen interesseerde zakte hun spanning. Het was Eerdmans verdienste dat daardoor zelfs mensen een beetje loskwamen die in een klein gezelschap geen woord zouden durven uitbrengen maar dat nu voor miljoenen kijkers wel durfden.

Het was ook groot nieuws toen Eerdmans op een oudejaarsnacht bij zijn moeder in Rotterdam (Spangen) een rotje in zijn mond kreeg. Daardoor raakte zijn mond zwaar beschadigd. Het einde als quizmaster voor de televisie leek daardoor in zicht. Maar na een operatie is dat toch hersteld en kon hij doorgaan met zijn quiz.

Jarenlang behoorde Eerdmans door zijn maandelijkse verschijning op tot de televisie tot de bekende Nederlanders. Maar op een bepaald moment ging het ineens bergafwaarts. Hij werd ontslagen bij “Het Vrije Volk”. Hij rookte en dronk teveel en kreeg twee hersenbloedingen.

Hij overleed op 55-jarige leeftijd op 28 oktober 1977. Hij vond onder mysterieuze omstandigheden de dood. Hij had een boot aan de Loosdrechtse Plassen liggen. Met zijn roeibootje was hij gaan vissen en is hij op een onduidelijke manier overboord gevallen en verdronken.

Aanvulling door Jan D. Swart

De in Amsterdam (Prinsengracht) wonende Theo M. Eerdmans was in zijn jongensjaren een erkend lid van de voetbalvereniging Neptunus in Rotterdam. Hij begon in die club zijn journalistieke loopbaan door als 17-jarige jeugdredacteur te worden van de maandelijks verschijnende Neptunus Revue en schreef ook later (inmiddels ouder, tot 1952) meer dan honderd veelal humoristische columns in dit clubmaandblad. Zijn leermeester was Frits Timmerman, de voorzitter van Neptunus, een hoofdonderwijzer. Ook gedurende zijn journalistieke loopbaan frequenteerde Eerdmans regelmatig het clubgebouw van Neptunus, omdat zijn moeder tot aan zijn dood in de Rotterdamse wijk Spangen (Bilderdijkstraat) bleef wonen.

Theo Eerdmans stond aan de wieg van de oprichting van de honkbaltak van Neptunus, samen met zijn broer Pim, die de geschiedenis is ingegaan als de beste slagman. Theo Eerdmans was ook de eerste Neptuniaan die een bezoek bracht aan de New Yorks Yankees (1952), die de Rotterdamse club vijf jaar eerder had voorzien van echte Amerikaanse honkbalspullen.

Neptunus onderhoudt nog steeds contacten met de familie Eerdmans. Theo’s kleinzoon is tv-maker bij AT5.

Theo Eerdmans tijdens zijn aanwezigheid van het 60-jarige bestaan van Neptunus (1960). met geheel recht de oud-internationaal Henk van Spaandonck (erelid Neptunus).

Speech Eerdmans tijdens de opening van het nieuwe clubgebouw
van Neptunus in 1973, kort voor zijn dood.
 

Een van zijn bijdragen in de

Neptunus Revue

Eerdmans met zijn moeder en

zijn leermeester Frits Timmerman (1973).

Bericht van zijn overlijden

in Het Vrije Volk

Terug naar nostalgie


Frans Halsema

halsema2.jpg (4305 bytes) halsema3.jpg (18541 bytes) halsema4.jpg (9148 bytes)

(Klik op de figuren om te vergroten)

Franciscus Aert Maria Halsema is op 1 september 1939 in Amsterdam geboren. Zijn vader was reclametekenaar. Hij had twee broers en een zuster. Het was een katholiek gezin en Frans was een tijdje misdienaar en zong in het koor van de patronaatsvereniging.

Zoals veel artiesten was hij een slechte leerling en had hij een hekel aan de school. Toen hij in de derde klas van de MULO zat besloot hij om deze school te verlaten. Hij ging toen naar de banketbakkersschool. Hij verwachtte dat hij veel meer praktijklessen dan theorielessen zou krijgen. Maar dat viel tegen, dus na een half jaar hield hij het voor gezien. Er volgde een reeks van baantjes waarin hij het meestal niet lang volhield. In zijn vrije tijd trad hij op in cafés en op bruiloften en partijen. Hij begeleidde zichzelf daarbij op de piano of accordeon.

In 1958 moest hij in militaire dienst. Tot 1960 vervulde hij zijn dienstplicht bij het Korps Mariniers in Doorn. In de avonduren volgde hij in die tijd een cabaretopleiding aan de school van Bob Bouber.

In 1960 trad hij voor het eerst, samen met Ronnie Potsdammer, Hansje Toussaint en Marijke Morley, op als cabarettier in het “Pauze Cabaret” in de City Music Hall in Amsterdam. En in 1961 werd hij, hoewel hij geen noten kon lezen, pianist bij het gezelschap “Lurelei” van Eric Herfst en Ben Rowold. Wat betreft de mentaliteit paste hij wel in dit linkse kritische gezelschap, maar Halsema was zelf niet erg maatschappelijk bevlogen.

Naast zijn werk bij Lurelei presenteerde hij vanaf 1964 samen met Ben Rowold iedere twee weken het programma “Parlando” voor de VPRO radio. Daarin hielden ze straatinterviews met vreemde mensen. In datzelfde jaar brak hij met Lurelei.

Hij solliciteerde bij het ABC-cabaret van Wim Kan en Corry Vonk, waar hij ook werd aangenomen. Door zijn optreden in dit cabaretgezelschap leerde hij de fijne kneepjes van het vak en werd een veelzijdig cabarettier. Bij het ABC-cabaret ontmoette hij de danseres Anke Cordess (haar echte naam was Johanna Maria Louise Verreytdt). Eind 1964 trouwden ze. Uit het huwelijk werd een zoon geboren.

In 1967 verliet Frans het gezelschap om een eigen carrière te beginnen. Vooral door zijn optreden bij het boekenbal kreeg hij ineens landelijke bekendheid. Herinnert u het zich nog?

Dames en heren: en dan om de gezellige stemming erin te houen, een actuele schrijverspotpourri. Het nuttigen van meegebrachte eetwaren is toegestaan. Hebben we nog wel een verzoek: gelieve de afgehapte haring niet ten tweede male door de uien te halen”.

En datteme trouwe lezers zijn

Dat willen we weten

En daarom lezen wij

En daarom zijn we hier

En datteme trouwe lezers zijn

Dat willen we weten

En daarom vieren wij

Boekenbal!

 

O Vestdijk is getrouwd

Op ’t end van z’n carrière

Op ’t end van z’n carrière

O Vestdijk is getrouwd

Zo zie je, om te leren ben je nooit te oud!

 

En van je Hella Haasse houdt er de moed maar in

Houdt er de moed maar in, houdt er de moed maar in!

 

(Klacht van het kleinkind van Simon Carmiggelt: )

Ach opalief, toe drink niet meer

M’n klasgenootjes zien op me neer

En als ik geen tijd voor m’n huiswerk had

Dat haalt men uit het avondblad

 

(Nou we toch bij Simon zitten, Vinkenoog: )

Simon die moet zakkies plakken, Hi Ha Ho

Omdat ze-n-em steeds voor hasjies pakken, Hi Ha Ho!

 

(Het premieboek: )

Koop je voor drie knaken, krijg je ‘Zijgertje’

’t Is niet om te lezen, ’t is een krijgertje!

 

(Neeltje Maria Min: )

Kleine Neeltje uit de polder

Kind van Roland Holst

Als Bert Bakker jou blijft pushen

Wordt jouw beursje ’t volst

Wat jij liefhebt wil je eten

Kleine kannibaal

Als je mij een cheque stuurt

Word ik jouw avondmaal

 

(Lied van de lezer: )

Tante Mien

Mag ik je titels effe zien

Mag ik je titels effe zien

Mag ik je titels effe zien

Tante Mien

Mag ik je titels effe zien?

Je hebt ze op je rug!

 

(Dagboekenier Henri Knap: )

Zit Hoeperdepoep

Weer op de stoep

Dan gaat Henri Knap weer schrijven

Zit Hoeperdepoep

Weer aan de stoep

Dan schrijft Henri Knap het weg

 

(Wat denkt u van het klootjesvolk van Harry Mulisch: )

Oom Harry heeft nou een Fordje opgedaan

Daar rijdt-ie mee achter de regenten aan

Maar ’s avonds om tien uren is het uit met de happening

Want dan gaat oom Harry sjoelen op de Kring

 

Hand in hand, Max en Albert

Hand in hand, is dat niet Knal!

Niet kuken, maar tokken

Op het boekenbal

 

(Hebben we Gerard Cornelis van het Reve al gehad?

 Van ’t Reve nog niet gehad!)

Moeder de ezel heb jongen gekregen

Holladiejee, holladiejo

(Zullen we het eens met elkaar proberen? U doet Hoeladiejee…

 Da’s leuk voor Gerard ook, nietwaar…)

Doop ze en geef ze de roomse zegen

Hoeladiejee, hoeladiejo…

Poes…

(Nee, dat doen we niet… dat wordt te gek, hè, we moeten het wel netjes

houden)

 

Moeder, waarom heeft die Godfried Bomans

Toch zo’n lolbroek altijd aan?

Jongelief vraag dat maar aan je vader

Die was zelf ook kapelaan

En Okke Jager, ‘k vind het best een leuke man

Maar hij praat ons ziek en wordt er zellef beter van!

 

Wolkers, Wolkers

Blijf van je vader af

Jan, je handjes

Groeien nog boven je graf

Je schreef nu, ik meen je elfde

Maar die man blijft steeds dezelfde

Na ’t boekenfeest

Is ’t mooi geweest

En dan ga jij maar naar Oegstgeest

 

(Huizinga, Huizinga hebben we nog niet… dat is zonde: )

 En wat doenneme met Leonard alstie komt

Alstie durft?

Laat ‘m binnen, die jankert!

Alstie in godsnaam maar niet kankert

Dat doen we met Leonard als ie komt

 

(En nu allemaal: Tante Mien …..)

Deze potpourri werd een hit en het bezorgde Frans veel radio- en televisiewerk. Gerard Cox had een theater “Klein Bellevue” in Amsterdam. Hij vroeg aan Halsema om samen iet te gaan doen. Maar Frans had intussen een afspraak gemaakt met Adèle Bloemendaal om samen een programma te gaan maken. Toen werd besloten om dan maar met z’n drieën op te treden. Het werd de voorstelling “Met blijdschap geven wij kennis”. Het werd een daverend succes. Frans noemde het eens het beste waarin hij ooit gespeeld had. Na het vertrek van Adèle Bloemendaal werd het programma nog tot eind december 1970 voortgezet met cabaretière Conny Stuart.

Halsema ging weer televisieshows maken. Hij trad erin op met binnen- en buitenlandse gasten. Al zijn talenten – zingen, dansen en acteren – kwamen daarbij aan bod. Ook maakte hij in die tijd enkele grammofoonplaten

Op 28 juli 1970 trad hij op in het Holland Festival, samen met Jenny Arean, Adèle Bloemendaal en Gerard Cox. Hij zong er de liedjes: Sandra, Zondagmiddag Buitenveldert, Kaboutertango en Why don’t you live. Dit live optreden werd ook op de grammofoonplaat uitgebracht.

Zondagmiddag Buitenveldert

(Tekst: Michel van der Plas/Frans Halsema; Muziek: Harry Bannink)

Het weer is net wat opgehelderd

’t Is zondagmiddag, Buitenveldert

De flats zijn hoog en goed gebouwd

Daartussen is het kaal en open

De jongen en het meisje lopen

Er eenzaam en verliefd en koud

De groenstrook langs de supermarkt

Ligt nog te jong, te aangeharkt

Tussen de voorrangswegen

Hij zegt “ik wil met je naar bed”

Zij hoort het niet want er daalt net

Gierend een DC-9

Mannen met stomme-filmgebaren

Staan doelloos uit het raam te staren

Tot het begin van Monitor

En volgen langs de Avrobode

Daarbuiten om de tijd te doden

De twee in ’t troosteloos decor

Het meisje zegt “ik hou van jou”

De jongen denkt “waar kan het nou”

De hele boel zit tegen

Hij drukt zijn nagels in haar hand

En laag scheert over het wijde land

Alweer een DC-9

Ze staan verloren in de vlakte

Hij denkt “als ik ‘r hier eens pakte

Voor het oog van heel de nette buurt”

Zij denkt wat ze in de verte bouwen

Is misschien klaar als wij gaan trouwen

Maar God weet hoe lang dat nog duurt

’t Is zondagmiddag, eindeloos

In blokkendoos na blokkendoos

Zeggen ze “er komt regen”

De twee gaan schuilen in een portiek

Voor regen, leegte en publiek

Er gaat een licht aan hier en daar

Zondag half vijf, het glas staat klaar

Er worden zakjes friet gehaald

Laag over Buitenveldert daalt

Huilend een DC-9

Hij speelde nog gedurende twee seizoenen, van 1971 tot 1973, de rol van “Frans” in de musical “En nu naar bed”. Van deze musical waren de teksten van Annie M.G. Schmidt en de muziek was van Harry Bannink. Hierin zong hij prachtige duetten met tegenspeelster Jenny Arean. Hun duet “Vluchten kan niet meer” werd een klassieker. Kijk voor de volledige tekst maar eens bij de rubriek “Liedjes” van SeniorPlaza.

In 1973 trad Frans weer samen met Gerard Cox. op in hun  programma “Wat je zegt dat ben je zelf”, met teksten van Michel van der Plas. Het werd een daverend succes. De persiflages op de spelletjes “Geen Ja Geen Nee” (wat is dat toch met die zoemer?), “Voor Een Briefkaart Op De Eerste Rang” en “Raden Maar” horen tot hun bekendste nummers. Het lied dat door Gerard Cox gezongen werd: “’t Is Weer Voorbij Die Mooie Zomer” stond najaar 1973 achttien weken in de hitparade, waaronder vijf weken op nummer één. In 1976 wilde Halsema weer alleen gaan optreden. Gerard Cox  was hier woedend over.

Nadat Frans een verhouding met Jenny Arean was begonnen liep zijn huwelijk op de klippen. De scheiding werd in juli 1976 uitgesproken. Maar de relatie met Jenny Arean hield evenmin stand en hij kreeg in 1976 een verhouding met Ria Groeneveld.

In 1977 kwam Frans Halsema met zijn eerste one-man-show, getiteld: “Ik, ik en nog er ’s ik”. Halsema was geen harde politieke cabarettier. Daar kreeg hij wel eens kritiek op. In een interview met Het Parool van 26 februari 1977 zei hij daarover: “Van huis uit ben ik niet zo’n kwetser. Ik ben vrij voorzichtig. Maar ik vind ook dat er dingen zijn die je belachelijk moet kunnen maken. Er zijn anderen die dat veel harder doen. Dat vind ik leuk. Ik kan het niet. Ik ben in alles een man van het midden. Ik ben op zijn sterkst veel meer een Carmiggelt-achtige beschouwer”.

Zijn tweede programma “Je moet er geweest zijn” dat hij samen met Guus Vleugel schreef was echter harder en cynischer en zeer controversieel. In zijn derde show “Is die kruk vrij?”, die geregisseerd werd door Bram Vermeulen, trad hij op met het damestrio “The Angels Of Hope”. Dit programma was weer veel milder. Venijnige uitspraken werden afgewisseld met romantische liedjes. De tournee door het land verliep echter moeizaam door de onderlinge spanning tussen Halsema, Vermeulen en de zangeressen. Om tot rust te komen verliet hij samen met zijn vriendin Ria Groeneveld Amsterdam en vestigde zich op een boerderij in het Betuwse dorpje Dreumel.

In 1982 kwam Halsema weer terug met een solo programma “Dag droom”. Maar de reeks van voorstellingen werd door Frans begin 1983 afgebroken omdat er maar weinig publiek kwam. Samen met Paul Haenen maakte hij vervolgens voor de KRO het radioprogramma “Nu hoor ik het ook”. Dat was wel een succes. Maar het programma werd door KRO-leiding stopgezet omdat een satirische tekst als beledigend voor rooms katholieken beschouwd werd.

Frans kreeg het verzoek om weer op het Boekenbal van 1983 op te treden met een boekenballade. Door problemen met zijn stembanden moest hij dit echter afzeggen. Wel was hij nog bezig met de voorbereiding van een nieuw programma, “The show must go on” dat in april 1984 in première zou gaan. Maar begin 1984 werd hij in het Anthonie van Leeuwenhoek ziekenhuis opgenomen omdat bij hem keelkanker was geconstateerd. Het bleek echter dat de keelkanker niet meer te bestrijden was. Op 24 februari 1984 overleed Frans Halsema bij vrienden thuis in Amsterdam.

Zij was goed voor mij

‘k Kan m’n plek niet vinden

‘k Hou ’t nergens uit

‘k Had een paar vriendinnen

‘k Heb het steeds verbruid

Toch kwam soms de liefde

Op m’n weg voorbij

En daarom, nee van mij geen klacht

Zij was goed voor mij

Die korte tijd

In Friesland

Dat meisje bij de sluis

Oh haar mond een wereld

En haar hart een huis

Ze was m’n vuur 1 lange winter

Was m’n bed van stro

In het voorjaar ging ik weer

’t Is nou eenmaal zo

‘k Kan m’n plek niet vinden

‘k Hou ’t nergens uit

‘k Had een paar vriendinnen

‘k Heb het steeds verbruid

Toch kwam soms de liefde

Op m’n weg voorbij

En daarom, nee van mij geen klacht

Zij was goed voor mij

Die ene maand

In Brabant

Maaike om me heen

Asters voor het venster

’t Huis voor ons alleen

Ik zie haar voor me staan en lachen

God wat een geluk

‘k Heb m’n toekomst in m’n hand

‘k Maak ‘m zelf weer stuk

‘k Kan m’n plek niet vinden

‘k Hou ’t nergens uit

‘k Had een paar vriendinnen

‘k Heb het steeds verbruid

Toch kwam soms de liefde

Op m’n weg voorbij

En daarom nee, van mij geen klacht

Zij was goed voor mij

 

Luister naar Frans Halsema

Kees

Voor haar

Met dank aan Mark de Vries voor een deel van de tekst en de plaatjes (http://vriesdemark.schrijft.nl/halsema.htm)

Terug naar nostalgie


Fien de la Mar

FienDavids.gif (172311 bytes)  Fien1.jpg (5265 bytes)  FienKo.jpg (73752 bytes)

(Klik op de figuren om te vergroten)

Josephina Johanna de la Mar (Fien(tje)), toneelspeelster, filmactrice en cabaretière werd op 2 februari 1898 geboren in Amsterdam. Zij was de dochter van Nap de la Mar, acteur en regisseur en Clasina Margaretha Klopper, actrice.

Haar grootvader Charles de la Mar, eveneens artiest, had grote bewondering voor Napoleon Bonaparte en hij noemde zijn zoon dan ook Napoleon, roepnaam Nap. Op zijn beurt vernoemde haar vader Nap zijn dochter naar de eerste vrouw van Napoleon, Josephine de Beauharnais.

Fien groeide op bij haar grootouders in Rotterdam. Daar volgde ze de meisjes-HBS. Dat was volgens haar ouders goed om later een internationaal cabaretrepertoire te kunnen opbouwen omdat ze op de HBS kennis zou opdoen van talen en literatuur. Fientje is echter een wispelturig meisje en op haar zeventiende jaar, drie maanden voor haar eindexamen, verlaat ze de HBS om toe te treden tot het cabaretgezelschap van haar vader.  

Hij werd daardoor haar eerste leermeester. Dankzij haar vader kreeg Fien in 1916 al snel een rol in de revue “Had je me maar” van Louis Davids. Speciaal voor haar werd de operette “Madorah” geschreven, waar ze samen met haar ouders in optrad.

Ze werd er meteen beroemd mee. De kranten schreven “Fientje doet het geslacht der De la Mars alle eer aan” en “Aan haar wordt bewaarheid dat het goede bloed, het artiestenbloed, zich nooit verloochent”.

In 1919 speelde ze in het cabaret van Max van Gelder. Haar eerste grote toneelrollen speelde zij onder regie van Cor van der Lügt Melsert bij het Rotterdamsch Hofstad Tooneel: “Pygmalion” van Shaw (1928), ” Het graf van de onbekende soldaat” van Paul Raynal (1928), “Het proces van Mary Dugan” van Bayard Veillez (1928), “Minna von Barnhelm” van Lessing (1929) en “Moortje” van Bredero (1932).

Haar vader was erg trots op haar en verwende haar vreselijk. Het succes kwam haar door haar grote talent een beetje aangewaaid. Door het publek werd ze op handen gedragen en die weelde kon ze niet dragen. Mede daardoor ging ze aan de drank en de seks. Ze had veel minnaars die haar aanbaden. Ze werd onberekenbaar en onbeheerst. Ze kon onbeschoft en grof zijn tegen mensen. Ze gedroeg zich als een verwende diva.

Niettemin had ze wel een uiterst veelzijdig talent. Ze speelde uitstekend in de sketches voor cabaret, ze had een prachtige stem en een goede timing in de uitvoering van liederen.

In de jaren dertig kwamen de eerste Nederlandse speelfilms met geluid. Ze speelde in “De Jantjes” (1934) en “Bleeke Bet” (1934) en in “Op stap”.  In de film “Bleeke Bet”zingt zij het lied “Ik wil gelukkig zijn”, maar gelukkig was ze eigelijk haar hele leven niet.

Tijdens de oorlog trouwde zij met de architect Piet Grossouw (het huwelijk is kinderloos gebleven). Alle Nederlandse artiesten en kunstenaars moesten in die tijd van de Duitse bezetter lid worden van de “Kultuurkamer”. Zij weigerde dat echter en daardoor kwam haar carrière compleet stil te liggen.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam ze weer terug nu niet meer als Fientje maar als Fien. Ze schitterde als vanouds in het cabaret van Cor Ruys (1946) en het cabaret van Willy van Hemert (1946) en speelde een rol in “Vrij Volk” (1946) van Eduard Veterman bij de “Toneelgroep 5 mei 1945”.

Al vrij kort na de Tweede Wereldoorlog diende het bouwbureau Grossouw, het bouwbedrijf van haar man, een aanvraag in bij de Gemeente Amsterdam om een vervallen gebouw aan de Marnixstraat om te bouwen tot een intiem theater met 300 zitplaatsen. Piet Grossouw wilde zo een vast podium voor zijn vrouw creëren. In het gebouw was oorspronkelijk een school gevestigd maar al voor de oorlog was het afgekeurd voor dit doel. Jarenlang werd het toen als pakhuis gebruikt. De Duitsers gebruikten het als opslagplaats voor de gegevens van de beruchte “Arbeitseinsatz”. Daarom werd er door het verzet in 1945 een bomaanslag op het gebouw gepleegd waardoor het gedeeltelijk afbrandde.

Het gebouw werd nu dus omgetoverd in een theater en Fien wilde dat het theater de naam van haar vader (die in 1930 overleden was) zou krijgen. Daardoor ontstond dus het “De la Mar Theater”. Fien noemde het theater “mijn bonbonnière”.

Op 31 juli 1947 werd het theater geopend met het toneelstuk “Maya” van Simon de Gantillon. Het toneelstuk werd uitgevoerd door het gezelschap “Comedia” met Fien de la Mar als gast in de hoofdrol.

Zo goed als ze als actrice of zangeres was, zo slecht was Fien als directrice van het theater. In 1952 ging de zaak failliet en werd het theater overgenomen door Wim Sonneveld. Deze liet het theater grondig verbouwen en veranderde de naam in het “Nieuwe De la Mar Theater”.

Vijf jaar daarna overleed haar man. Met Fien, die toen bijna zestig jaar oud was, ging het steeds slechter. Ze vereenzaamde, was aan de drank en ze deed een mislukte zelfmoordpoging. Haar linkerarm kon ze als gevolg daarvan niet meer gebruiken. Ze kwam in een inrichting voor geesteszieken terecht. Toch kwam ze hier weer uit en ze ging opnieuw aan het werk bij onder andere Karl Gutman en bij de televisie. Toch werd ze gekweld door achtervolgingswaanzin. Ze kreeg soms hysterische woedeaanvallen. Op 23 april 1965 sprong ze uit het raam van haar flatwoning in Amsterdam en als gevolg daarvan overleed ze. Haar lichaam werd opgebaar in de foyer van het “Nieuwe De la Mar Theater”.

In 1982 werd er nog een musical over haar leven opgevoerd “Fien”, geschreven door Ivo de Wijs, Eric Herfst en Joop Stokkermans met Jasperina de Jong in de rol van Fien.

Terug naar nostalgie


Kees Schilperoort

schilperoort3.jpg (11132 bytes)    schilperoortBoertjes.jpg (9283 bytes)

(klik op de figuren om ze te vergroten)

Kees Schilperoort werd op 28 november 1917 geboren in Apeldoorn. Na zijn middelbare school studeerde hij enkele jaren economie. Maar in de Tweede Wereldoorlog moest hij daarmee ophouden. Hij wilde graag bij de radio werken en bestookte alle omroepen met zijn verhalen en gedichten. Op 19 oktober 1946 krijgt hij dan eindelijk zijn kans van de VARA. Zonder enige verdere opleiding werd hij live op de zender gezet. En daarmee begon een radiocarrière die meer dan vijftig !! jaar zou duren. Later vertelde Kees dat zijn vader er op tegen was. “Journalisten zitten alleen maar in de kroeg en gaan achter de wijven aan” zei hij. “Dat was nou precies waarom ik dat vak in wilde”.

In 1948 maakte Schilperoort de overstap naar de KRO. Dat was in die tijd van verzuiling wel bijzonder. En zeker een overstap naar de KRO omdat hij zelf niet katholiek was. Tegen zijn collega’s zei hij wel eens: “Jullie zijn aangenomen om je geloof, ik om mijn kwaliteiten”.

Toen stelde hij aan de directie voor om de presentatie in het Veluws dialect te doen. En dat was het begin van Gait-Jan Kruutmoes.

Overigens is Kruutmoes een oud Veluws recept voor gortenpap met pruimen, rozijnen en rookworst, waarbij het geheel overgoten wordt met stroop. Voor het volledige recept kijkt u maar eens bij de rubriek “Nostalgie” onder “Oude recepten”.

Meer dan 25 jaar lang trok hij door het land voor de KRO, samen met het orkest “De Bietenbouwers”, later omgedoopt tot “De Boertjes van Buuten” (“En Gait-Jan Kruutmoes zegt goin’avond en de Boertjes van Buuten zeggen … de Linda Polka”).

Vanaf 30 juni 1966 komen zij ook op de televisie. Het programma heette “Mik”. Het programma verscheen meer dan tien jaar op de buis met: De Boertjes van Buuten onder leiding van Jo Budie, Kees Schilperoort natuurlijk als Gait-Jan Kruutmoes, zangeres Annie Palmen als Drika en Henk Jansen van Galen als Lubbert van Gortel. Na diens dood werd zijn plaats ingenomen door Ab Hofstee als Boer Voorthuizen. Mik is zo’n 10 jaar op de buis geweest en heeft wel zo’n honderd voorstellingen gehaald.

Hun bekendste liedje werd gezongen door Drika: Lieve Frans

Lieve Frans ik schrijf je hier

Op mijn paarse postpapier

‘k Zit hier in m n eentje en ik denk aan jou

Laat me toch niet wachten en kom alsjeblieft maar gauw

Honderd kusjes druk ik hier

Op mijn paarse postpapier

Breng me nou die kusjes vlug

Lieve Frans, lieve Frans

Als je kunt vandaag terug

Lieve Frans

De volledige tekst vindt u bij de rubriek “Liedjes”.

Sedert 1956 was Kees Schilperoort in vaste dienst getreden bij de KRO. Voor de televisie presenteerde hij het programma “Het Gulden Schot” (in zwart wit nog: een programma waarin de kijker via de telefoon een pijl en boog kon bedienen met de legendarische woorden: links, rechts, boven, onder, vuur !!).

Maar natuurlijk kent iedereen hem nog van het telefoonspelletje “Raden Maar” op de radio. Dat was een onderdeel van het programma “Tussen Twaalf en Twee”, gepresenteerd door Ted de Braak en later door Hans van Wilgenburg. Het was een programma vooral gericht op huisvrouwen. Het was echter het onderdeel “Raden Maar” dat het programma razend populair maakte. Kees belde iemand op en de bedoeling was dat je dan raadde welk geluid je hoorde. Je kon met de achterban thuis overleggen en je kon het geluid nog eens laten horen. Als de kandidaat het geluid niet raadde ging er vijf gulden in de kas, die kon oplopen tot duizend gulden. Raadde de kandidaat het wel dan kreeg die de inhoud van de kas. Op het hoogtepunt luisterden ongeveer drie miljoen mensen naar dit onderdeel van het programma. Kinderen moesten thuis stil zijn omdat moeder het geluid wil horen. Bij bedrijven werd de lunchpauze aangepast omdat het personeel wil luisteren. En Kees kwebbelde er wat op los om dit onderdeel aan elkaar te praten. Hij werd er de lieveling van de huisvrouwen mee. Hij had ook liever vrouwelijke kandidaten. Hij zei daarover later: “Zij zijn de beste spelletjeskandidaten. Mannen willen altijd leuker zijn dan ik en dat kan niet. Of ze waren stug of ze hadden schunnige bakken”.

In 1976 verdwijnt “Raden Maar” van de radio. Hij presenteert dan nog tot zijn pensioen in 1981 nog het programma “Kop-Stukken”.

Maar in 1982 duikt hij ineens weer op bij Veronica Radio met, jawel, “Raden Maar”. Na een seizoen verbood de KRO het gebruik van de formule, waarna Schilperoort op de proppen kwam met het idee voor “De Stemband”. Het was een programma dat vergelijkbaar is met”Raden Maar”. Alleen de kandidaten moesten nu de stem van een bekende Nederlander raden.

In 1992 verlaat Erik de Zwart Veronica en richt Radio 538 op. Hij vroeg aan Schilperoort om met hem mee te gaan. Hoewel Schilperoort dan al 74 jaar oud is heeft hij toch veel succes op deze jongerenzender met zijn programma “De piepshow”. In de nacht van 25 op 26 september 1998, hij is dan al bijna 81 jaar oud, neemt hij afscheid van de luisteraars. Hij zei daarover: “Sinds mijn pensionering bij de KRO in 1982 heb ik samen met mensen als Annette van Trigt en Radio 538-directeur Erik de Zwart mijn arbeidzame leven met 16 jaar kunnen verlengen. Het is nu mooi geweest.Succesvolle programma’s moet je op hun hoogtepunt stoppen en dat moment is nu gekomen. Misschien ook omdat Radio 538 mij wat te jong is geworden !” Vele journalisten en cameraploegen zijn die nacht in de kleine, rokerige studio getuige van het laatste optreden als radiopresentator van Kees Schilperoort.

Op 26 december 1999 overleed Kees Schilperoort in zijn woonplaats Huizen (NH).

Terug naar nostalgie

 

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten