De toestand in de wereld door Mr. G.B.J. Hilterman
(klik op afbeelding om te vergroten)
U herinnert zich vast nog wel de radiopraatjes van Mr. G. B. J. Hilterman. Generaties kinderen zijn er nog gefrustreerd van. Iedere zondag rond één uur besprak “meester” Hilterman gedurende tien minuten voor de AVRO radio “De toestand in de wereld”. Dat was dan tijdens de maaltijd die je op zondagmiddag gebruikte. Vader wilde dat praatje dan horen en de anderen die aan tafel zaten moesten dus stil zijn. Ja, zo ging dat toen nog. Van inspraak door de kinderen in het gezin had nog niemand gehoord. Het was de tijd van “Vader ’s wil is wet”. Voor de kinderen was dat praatje dan ook nog eens heel erg saai.
Mr. Hilterman maakte een analyse van het wereldgebeuren van de voorafgaande week. Hilterman hield het eigenlijk heel eenvoudig want rechts, dus Amerika, was goed en links, dus de Sovjetunie, was fout. Nederland was te klein voor zijn wereldanalyses. Zijn analyses waren eigenlijk alleen gestoeld op slechts twee variabelen, namelijk de verdeling van de militair economische macht in de wereld en de rol van individuele staatsleiders daarbinnen.
Hele generaties zijn met zijn praatje geconfronteerd. Hij hield ze namelijk meer dan 43 jaar. In het begin, dat was in de vijftiger jaren, werden zijn praatjes nog het meest beluisterd. Maar aan het eind van de reeks werd het programma niet meer zo goed beluisterd. Waarschijnlijk omdat de mensen mondiger geworden waren en dat er een generatie was ontstaan die spontaan het maagzuur kreeg als men terugdacht aan die zondagmiddagen waarop verplicht naar “De toestand in de wereld” geluisterd moest worden. Hij kwam nog eens in grote moeilijkheden toen hij asielzoekers “etnische profiteurs” noemde.
In 1999, hij was toen al 85 jaar oud, hield hij zijn laatste praatje.
Hilterman werd geboren op 1 mei 1914 en overleed op 15 juli 2000. Hij werkte voor De Telegraaf en was hij oprichter en hoofdredacteur van Elseviers Weekblad. Van 1952 tot 1965 was hij eigenaar en directeur van de Haagse Post.
In de zomer was het niet zo’n probleem met de groente. Hetgeen op het land of in de eigen moestuin in de zomer gezaaid of geplant was, werd direct opgegeten als het rijp of volgroeid was. Als je een eigen moestuin had was dezelfde groente altijd ongeveer in dezelfde tijd rijp. Als je dan een bedje sla gezaaid had en de sla was groot genoeg at je bijna elke dag sla. Of je at een week lang worteltjes. Gelukkig werd er wel eens wat uitgewisseld met de buren of familie. Dat gaf dan weer wat afwisseling. In de winter had je heel wat minder soorten groente want er is niet zoveel groente die tegen de kou kan. Er was winterpeen, wat koolsoorten of spruitjes. Maar echt heel veel had je niet.
Boontjes kon je in de zomer eten maar die kon je ook conserveren om ze in de winter op te eten. De bonen werden gewassen, de puntjes werden eraf gebroken (met je nagel) en de boon werd gebroken zodat er twee of meer stukken ontstonden.
Soms maakte men ter afwisseling snijbonen. Daar had je zo’n snijmolentje voor. Het molentje werd met klemmen aan de tafel vastgezet en je kon er twee bonen tegelijk instoppen. Het handigste was het om het met zijn tweeën te doen. Dan duwde de ene persoon de twee boontjes tegelijk in de molen en de ander draaide aan de slinger. Aan de andere kant kwamen de bonen er gesneden uit.
Om ze nu tot in de winter te kunnen bewaren werden de bonen in een Keulse Pot gedaan. Dat was een langwerpige geglazuurde aardewerken pot, vaak in de kleur bruin of grijs met een donkerblauwe versiering. Die werden dan van zolder gehaald en eerst goed schoongeboend. Dan kon het “inleggen” van de boontjes beginnen. Je gooide een laagje rauwe bonen in de pot. Vervolgens strooide je daar een laagje zout op, dan weer een laagje bonen en weer een laagje zout. Tot de pot vol was. Over de volle pot werd een schoongewassen theedoek gelegd. Daar werd weer een plank overheen gedaan en vervolgens werd er een baksteen of een kei opgelegd om het geheel stevig op zijn plaats te houden. De pot werd nu op een koele plaats gezet.
In de winter kon je dan “verse” bonen eten. Als ze uit de Keulse Pot kwamen moest je ze eerst wel een paar keer spoelen met zoet water, anders waren ze niet te eten. In sommige streken van Nederland was het een traditie om met nieuwjaar groene bonen stamppot met gekookte varkensworst te eten. Niet zo gek natuurlijk na al die zoetigheid met kerst en oud en nieuw.
Het snoepwinkeltje (klik op het plaatje om te vergroten)
Of er indertijd zoveel gesnoept werd? Ik denk het niet, maar er was altijd wel zo’n klein snoepwinkeltje bij je in de buurt. Het belletje aan de deur klingelde als je de deur open deed. En daar stond je dan in het snoepwinkeltje dat meestal heel klein was. Dan kwam de winkelier vanachter tevoorschijn. Je had net een cent, een paar cent of zelfs een stuiver van je moeder gekregen en die mocht je nu vrij besteden. Wat een feest. Het geld zat in je knuistje geklemd om het maar niet te verliezen. De meneer of mevrouw die het snoepwinkeltje runde moest werkelijk een engelengeduld hebben. Want ja, daar lag al dat lekkers: kauwgomballen, kleurballen (u weet wel, als je er op zoog kwam er steeds een nieuw kleurtje tevoorschijn), zuurballen (die waren zo zuur dat, als ik er aan terugdenk, ik de vullingen in mijn kiezen voel), zoute snippers, spekkies, noga, stroopstokken, veterdrop, zuurstok of een stokje zoethout. Eigelijk teveel om een keuze te kunnen maken.
Eerst vroeg je meestal wat je precies voor het geld dat je bij je had kon krijgen. De winkelier wees dat dan aan. Maar de keuze bleef nog steeds moeilijk. Want als je bijvoorbeeld een stuiver had kon je daar één ding voor kopen of verschillende dingen. Wat een dilemma. Het snoepgoed lag nog niet in een glazen vitrine en je kon het dus zo aanraken. Je pakte eens wat op en legde het weer neer omdat iets anders toch een betere keuze leek. De winkelier werd er soms bijna gek van. Dan werd er gemopperd dat je nu eindelijk je keuze moest maken. Maar eindelijk was het dan zo ver. Je had je keus gemaakt.
Triomfantelijk ging je met de buit naar buiten. Had je zoethout gekocht daar kon je daar uren op zitten sabbelen. Het smaakte een beetje naar zoete drop maar was niet zo duur. Of je had een dropveter. Soms, om er maar zo lang mogelijk van te kunnen genieten sneed je daar stukjes af en loste dat op in water. Het dropwater dronk je met kleine slokjes. Bij kleurballen gebeurde het wel dat je die samen kocht met een vriendje of vriendinnetje. Dan mocht je er om beurten op zuigen. Ieder mocht telkens één kleur opzuigen (nee hij is nog steeds groen). Telkens werd de bal uit de mond gehaald om te zien of er al een volgende kleur kwam. En dan die spekkies. Als je die nu aan een kind geeft dan is dat zo op. Maar nee je sabbelde eraan om er maar weer zo lang mogelijk van te kunnen genieten.
Dezelfde zoete geuren van het snoepwinkeltje vind je nu nog bij Jamin winkels, maar dat is een grootschalige winkel geworden. En zelfs voor een eurostuiver kun je er niet veel kopen.
Als klein ventje trok je met een paar vriendjes langs het strand van de kust. Gewapend met een grote pan en een speld. Op de strekdammen, op de palen van de golfbrekers en de beschoeiing kon je namelijk kreukels (alikruiken) vinden. Voor de niet kenners; dit zijn kleine schelpdieren van een paar centimeter groot die net als een slak in zijn huisje zitten. Het huisje is afgesloten met een klein schildje. Je verzamelde heel veel kreukels. Want ze zijn zo klein dat je veel van moet hebben als je iets te proeven wilt hebben. De pan werd gevuld met zeewater. En de kreukels werden in de pan gedaan. Die moesten nu gekookt worden. Daarvoor werd een gat in het zand gegraven en werd er hout gesprokkeld dat aan het strand overal wel voor handen was. Het vuurtje werd aangemaakt en de kreukels werden gekookt. Als ze gaar waren gooide je het water uit de pan. En dan pakte je een kreukel, waarna je met de speld eerst het schildje verwijderde en vervolgens het diertje zelf op de speld spietste. Voorons kinderen die niet al te veel gewend waren was het een lekkernij.
Maar pas op dat je niet door de veldwachter betrapt werd. Want zelfs midden op het strand mocht je geen vuurtje stoken. Als je betrapt werd moest je het vuur uitmaken en de kreukels weggooien (voor straf dus want daar werden de beestjes heus niet meer levend van). De veldwachter noteerde dan je naam (maar die kende hij natuurlijk meestal al wel). Aan je ouders ging hij dan aan de deur vertellen dat je vuurtje gestookt had en dat ze je daarvoor moesten straffen. Sommige ouders deden dat nog echt ook maar meestal bleef het bij een lichte vermaning. Maar ja, de kans dat je door de veldwachter betrapt kon worden maakte het koken van kreukels ook wel een beetje spannend.
(klik op de figuren om die te vergroten)
Eind vijftiger jaren werd de melk ook flink gepromoot bij kinderen. Wie voldoende glazen melk gedronken had mocht zich aansluiten bij de Melkbrigade. Bij de melkboer kreeg of kocht (???) je een formulier. Dat was bedrukt met vakjes. Iedere keer als je een glas melk gedronken had moest je in zo’n vakje een melkglas tekenen. De bedoeling was meen ik dat je tenminste een glas melk per dag dronk. En dat deed je nog trouw ook. Je vulde ook geen glas op het formulier in als je geen melk gedronken had. Als het formulier vol was kon je dit opsturen en dan werd je lid van de “melkbrigade”. Na een tijdje ontving je dan met de post een geborduurd embleem. De bedoeling was dat het embleem op de bovenarm van een trui of een jas geborduurd werd. Dan was je een echte “melkbrigadier. Meer dan een miljoen jongeren werd lid. In de zestiger en zeventiger jaren was Joris Driepinter de held van jonge kinderen. Hij verrichtte sterke staaltjes dankzij drie glazen melk per dag. Nu blijkt overigens dat melk helemaal niet zo goed is en kan leiden tot botontkalking.
Alles wat je nodig had aan kruidenierswaren kocht je bij de buurtwinkel. De kruidenier verkocht toen ook alleen kruidenierswaren. Want voor groente ging je naar de groenteboer, voor brood naar de bakker en voor vlees naar de slager. Soms waren er meerdere kruideniers in het dorp en je keuze was dan niet altijd de dichtstbijzijnde winkel. De keuze maakte je soms op basis van het feit dat iemand naar dezelfde kerk ging of zaken met je deed. Bedrijven in het dorp die aan alle winkeliers leverden moesten dan weer eens naar ene en dan weer naar de andere bakker gaan. Was iemand geen klant van het bedrijf dan ging je daar ook niet naar toe, tenzij er geen alternatief voor handen was. Dat was wel schipperen geblazen want als een bakker je een tijdje niet gezien had werd je daar (voorzichtig?) op aangesproken. Wat ook een tijd lang bestaan heeft is het boodschappenboekje. Als de bevriende kruidnier ver weg woonde kon je de bestelling doen via dat boekje. Nou ja, een boekje het was een klein schoolschrift. Je schreef er de boodschappen in voor de hele week. De kruidenier kwam dat dan ophalen en een dag later werden de boodschappen aan huis bezorgd. Ter plekke moest er dan cash afgerekend worden. Maar als je geen geld had kwam dat de volgende keer wel. Dit zou overigens ook nu nog een uitkomst bieden voor veel ouderen. Sommige winkels doen het wel maar daar moet je of voor betalen of zulke grote hoeveelheden voor afnemen dat je dat als oudere nooit op kunt maken.
De melkboer kwam vroeger aan huis met een kar. Daar had hij een maatkan bij. De melk werd uit een kraantje in die kan getapt. Hij had een kan voor 1/2 liter en een voor 1 liter. Zelf moest je naar de kar toe met een kan en daar gooide de melkboer die halve of hele liter in. Dat was nog ouderwetse melk want die kwam rechtstreeks van de koe. De melk moest je eerst koken want die was nog niet gesteriliseerd en daar kon je dus ziek van worden. Bij het koken dan kwam daar zo’n prachtig vel op. Als je dat als kind at met een beetje suiker was het een echte traktatie. De kinderen van nu zouden bij de gedachte alleen al rillen. Er zijn zelfs stadse kinderen die niet weten dat melk van een koe komt. Nu moet het halfvolle melk zijn, dat is melk die nog net geen water is.
Hoe de melkboer de melk in de zomer koel hield weet ik niet meer maar ik denk dat dat meestal ook niet eens gebeurde.
Aanvulling geschreven door Piet Boesveld:
Al mijn ooms en tantes hadden een boerderij waar ik als jongetje dan vaak logeerde of op visite kwam.
Deze ventten zelf hun echte volle melk uit in een wijk in de stad. Later ging de melk naar de fabriek en van daaruit (deels afgeroomd!!) naar een melkboer met zijn eigen wijk. Ook die ken ik via een vriendje met een oom die melkventer was. Wel eens in de vakantie geholpen met de door u genoemde maatbekers etc.. Vanuit de kar met een hitje ervoor, meestal een haflinger of pony. Hij had een opbouw met dubbele wanden voor enige isolatie. Later kwamen de Spijkstaal gemotoriseerde driewielers
Maar…..over koeling gesproken, dat ging zo..: De warme melk uit de koe werd altijd direct op de Gôte (“Gootsteen”, Achterhoeks voor wasplaats van de melkemmers, melkbussen en zeven) in speciale gemetselde langwerpige bakken met een breedte als van de melkbus en zo’n drie bussen lang in koel water gezet. De gôte zat als het kon aan de koelere noordzijde van de boerderij. Ik als logee, of een nichtje of neefje moest dan zachtjes water pompen en via een overloop stroomde dan het water via de gôte (goot) naar een sloot. Later toen er motorische waterpompen met drukvat kwamen werd er een ring om de hals van de bus gehangen met kleine gaatjes en uiteraard met slang aan de waterleiding gekoppeld.
De voorraad gekoelde melk op/in de wagen stond in kisten met hooi er om heen. De klant zag alleen maar de blank geschuurde bus waaruit een handzame voorraademmer/bus vol getapt kon worden om aan de deur met de maatbeker aan de klant te uit te schenken. (Owee, als er geen kop op de maatbeker zat!!)
Aanvulling geschreven door Bep Smits:
De melkboer van vroeger. Als hij zijn wijk had gelopen en nog melk over had, ging de melkkan in de koelput. Dat was een stenen opgemetselde put met een waterpomp erboven. Dan werd er water ingepompt en daar ging de kan in. Als het warm was dan lieten ze hem twee keer per dag leeglopen en lieten ze er nieuw koud water in lopen.
Aanvulling geschreven door Rob de Ridder:
Mijn opa was melkboer mijn vader en later ikzelf. In de jaren eind 40 begin 50 hadden wij een koelkast in de winkel, en om de dag kwam de “ijswagen” en bracht 4 staven ijs bevroren water- Ongeveer 15 x 15 x 130 cm. Deze werden boven ij de kast geschoven en zo “koelden” wij de producten.
Ingrediënten
500gr.zelfrijzend bakmeel 500gr.donkerbruine basterdsuiker 3 eetlepels honing 3 eieren 4 theelepels koek of speculaaskruiden 300ml water |
Peper- of kruidkoek (met dank aan Dinette van Rosmalen voor het sturen van dit recept) Verwarm de oven voor op 150gr.c Klop de eierengoed los en voeg vervolgens de suiker, honing en de koek of speculaaskruiden toe. Mix alles goed door elkaar. Vet 2 cakevormen in en verdeel het mengsel over de 2 vormen. Zet deze ongeveer 60 minuten in de oven. Even laten afkoelen en dan is het smullen geblazen. Tip: Peperkoek kun je goed invriezen.
|
Ingrediënten
500 gr witte basterdsuiker 500 gr gesmolten boter 500 gr koekjes (mag ook oude cake zijn en kapsel) 250 gr gesmolten chocolade 100 cc likeur (amaretto of kahlua) 5 st hele eieren 115 gr cacaopoeder (gezeefd) |
Arretjes cake (met dank aan P.C. Koolbergen voor het sturen van dit recept) (recept voor 20 personen) Boter en chocolade smelten en hier de suiker door heen roeren Daarbij de gezeefde cacaopoeder doen en de likeur en de gebroken koekjes let op dat je de koekjes met de hand klein maakt en niet in een machine alles goed door elkaar mengen en in de cakevormen doen let op dat je de vormen eerst bekleed met slagersfolie netjes en hygiënische werken
|
Ingrediënten 1 kg. rundsvlees of paardenbief. 4 dikke uien (rode zijn het lekkerste) 6 blaadjes laurier 8 kruidnagels 1 blaadje foelie -beetje zout -zwarte peper (uit de molen) 2 plakken ontbijtkoek 2 eetlepels goede appelstroop azijn en water. plusminus 1/2- 1/2 v. elk eventueel een teentje knoflook. |
Limburgs Zuurvlees (met dank aan Marie-Louise Roobroeks voor het sturen van dit recept) Neem een kom die goed sluit en die je ook ondersteboven kunt zetten (? tupperware). Doe de kruiden, de gesnipperde ui en evt. knoflook in de kom en leg er het vlees op. Giet 300ml. azijn en 300 ml water erbij. Het vlees moet helemaal onder de vloeistof staan. Laat het vlees 24 uur in het mengsel staan en keer de kom een aantal maal, zodat alle vlees de smaak van de marinade oppakt. Bak het vlees (snel, op een hoog vuur/ hoge stand) dicht en laat het zo’n 1 1/2 uur sudderen. Giet af en toe iets van de marinade waar het vlees in heeft gestaan erbij, maar ook de (verkruimelde) ontbijtkoek. Doe de stroop (? Canisius) bij het vlees vlak voor het opgediend wordt, zodat de saus zich licht bindt en roer het geheel goed door.
Lekker bij gebakken aardappelen, frietjes en witte rijst. Smakelijk eten.
P.s. De tweede dag is het nog lekkerder.
|
Ingrediënten
Een halve ltr. melk Drie afgestreken eetlepels custard Drie afgestreken eetlepels suiker Vier of vijf beschuiten. Jam |
Oma’s toetje (met dank aan Riet Rademakers voor het sturen van dit recept) Pak vier of vijf boterham of kleine bordjes, giet een klein scheutje melk in het midden van het bord, leg hierop de beschuit om hem alvast zacht te maken, doe op de beschuit algelang naar behoefte een (laag) laagje jam. Zet de melk op het vuur en doe ondertussen de custard en de suiker in een schaaltje en maak het geheel met melk aan, goed glad doorroeren. Als de melk kookt de massa in de pan doen, het vuur zachter zetten en de custardpudding onder goed roeren twee min. door laten koken,giet de massa over de beschuit met jam en laat het afkoelen, kies je voor een hele zachte beschuit, dan de avond van te voren het geheel klaarmaken. Smakelijk!
|
Ingrediënten (4 pers) 1 kilo vet spek 1/2 fles (250 ml) stroop Klontje boter Scheutje azijn |
Bruine bonen, spek en stroop Week de bonen 24 uur en kook ze daarna een uur. Als de bonen gaar zijn, snijd dan het vetspek in grote dobbelstenen en bak dit uit in ongeveer 10 minuten. De stroop op het laatst in een pannetje gieten, klontje boter en scheutje azijn erin en roeren tot het warm is en de boter is opgelost. Op het bord een schep bonen, spek erbij met spekvet en naar smaak stroop erover gieten. |
Ingrediënten 1 kilo stoofperen |
Elfstedenbliksem (perenstamppot) Schil de peren. Verwijder de klokhuizen en snijd de peren in partjes. |
Ingrediënten 3 liter karnemelk |
Hangop (nagerecht) Leg een in koud water uitgespoelde en goed uitgewrongen theedoek in een vergiet. |
Ingrediënten 2 kilo aardappelen |
Hete bliksem Schil de aardappelen en snijdt ze in blokjes. Schil de appelen, verwijder de klokhuizen en snijdt ze in vier stukjes. Vanouds wordt Hete Bliksem opgediend met rolpens of bloedworst. Tegenwoordig serveert men er veelal uitgebakken reepjes katenspek bij. |
Ingrediënten Schil van 1/2 citroen |
Kandeel (warme drank) Laat de citroenschil, kaneel en kruidnagel een 1/2 uur trekken in zacht kokend water. |
Ingrediënten 1 liter karnemelk 3 eetlepels witte bloem 3 à 4 ons vet spek 2 eieren zout naar smaak |
Karnemelksaus met spek (met dank voor het recept aan Arnold Groot Wassink) Snij het spek in dobbelsteentje en bak deze uit. Doe het spekvet in een pan met dikke bodem. Strooi de bloem in het hete vet onder voortdurend roeren met een garde. Als de bloem dik is geworden onder voortdurend roeren de karnemelk toevoegen. Steeds blijven roeren anders gaat de saus schiften. Als de saus kookt deze zachtjes door laten doorkoken tot deze gaar is. Hierna de opgeklopte eieren onder voortdurend roeren toevoegen. Op smaak maken met zout. Lekker met jonge aardappelen en sla of sperzieboontjes. Ook lekker met bruine bonen. |
Ingrediënten 4 kipfilets |
Kipstoof Verhit de boter in een braadpan en bak de gepeperde en gezouten kipfilets in ongeveer 5 minuten rondom bruin. |
Ingrediënten Het juiste vlees of konijn Appelstroop Azijn Kruidnagels Laurierblad Maggiblokjes Basterdsuiker ( bruin ) Aardappelmeel Peper/Zout Koffiemelk
|
Konijn in het zuur (met dank voor het recept aan Bertine Jessen) Dit is een typisch Limburgs recept en smaakt over heerlijk, het vergt wel wat aandacht, maar je krijgt er wel wat voor terug, dat je niet snel zult vergeten. Spruitjes, sperzieboontjes of bloemkool smaken hier heerlijk bij. En natuurlijk een glaasje rode wijn.
Konijn van ongeveer 2 kg . Geslacht of konijnen- delen.
Het konijn in stukken in een grote kom bestrooien met peper en zout. Niet te veel, want er komen later nog maggiblokjes bij.
Twee eetlepels suiker, een stuk of 5 kruidnagelen, 3 a 4 laurierbladeren,, 2 kleine of een grote ui grof snipperen en over de konijnenstukken heen strooien. Daarna azijn toevoegen.Het liefst bruine natuurazijn. De stukken hoeven niet helemaal onder te staan.400 ml.ongeveer. Dit mag 2 dagen, maar mag ook al daags erna gebraden worden.
Bereiding: Dit is ook te gebruiken voor zuurvlees, paardenpoulet of stoofvlees
De stukken konijn uit de marinade nemen en even laten uitlekken. In 1 a 2 braadpannen roomboter en blueband goed heet laten worden. Over het vlees nog een beetje peper en zout strooien. Dan in de pan aan alle kanten bruin braden zonder deksel, onder af en toe keren, ongeveer een half uur. De marinade geleidelijk bij voegen. De uien en laurier het laatste bijvoegen. Dan is het tijd om 2 eetlepels bruine basterdsuiker en 2 eetlepels appelstroop toe te voegen. 4 a 5 kleine maggiblokjes en af en toe een scheutje warm water er bij en geregeld keren. Dan met gesloten deksel 1 en een half a 2 uur laten sudderen.(zacht koken). Op het laatste moment een jusblok van maggi er bij voegen. Onder het sudderen met gesloten deksel ook vaker keren dat hij niet kan aanbranden. Desnoods nog wat water er bij voegen. Zo kan hij na de uurtjes genoten te hebben van de lekkere geur en misschien al een beetje geproefd te hebben, kan hij koud gezet worden.
De volgende dag alles opwarmen en het vlees over doen in een pan. De jus ook in een pan. In een kopje ongeveer 2 afgestreken eetlepels aardappelmeel met wat water aan maken en dit bij de jus gieten. Op smaak maken met Appelstroop, Azijn, Zout afhankelijk van hetgeen overheerst. Als het zuur overheerst een beetje appelstroop toevoegen. Als het zoete overheerst een beetje azijn toevoegen. Als het een beetje flauw is een beetje zout toevoegen. Het eind resultaat moet zoet/zuur zijn dit is belangrijk Even laten door koken en roeren. Als het nodig is nog wat zout of peper Een flinke scheut koffiemelk toevoegen en een gedeelte van de saus over het konijn gieten.
Dit recept is ook goed voor runderpaulet, maar dan niet in de marinade zetten. Gewoon wat azijn en andere ingredienten bijvoegen.
Je kan beter wat meer in een keer braden, want hij kan goed in de diepvries. |
Ingrediënten (4 pers) groene kool paneermeel voor de gehaktballen: half om half gehakt ei kruiden (bv Bretons kruidenmix) Klein beetje gefruit uitje scheutje Maggi beetje paneermeel |
Kooltjes (met dank voor het recept aan Jos Retel) Ik at ze voor het eerst bij oma in 1956: kleine gehaktballetjes gerold in bladeren van groene kool. Maak gehaktballen: gehakt, kruiden, ei, ui, maggi en paneermeel door elkaar mengen en er ballen van maken. Pel een groene kool voorzichtig af en kook de bladeren even op, zodat ze te rollen zijn. Rol de balletjes gehakt in de bladeren. Beetje paneermeel er over en bak ze in een sleetje of schaal gedurende ongeveer een half uur af in de oven op 180 graden. Serveren met gebakken aardappeltjes. MMM! |
Ingrediënten (4 pers) 4 verse voorgekookte kroten (Rode bieten) 1 gesnipperde ui Klontje boter Maïzena Schepje suiker 1 kilo kruimige aardappelen 1 kilo speklappen 1/2 pakje braadboter Peper Zout |
Krootjes met speklappen Rasp de krootjes boven een pan. Doe er een schepje suiker in, een snufje zout en een gesnipperd uitje. Schenk wat sap van de krootjes in een kopje, meng dit met twee kleine lepeltjes maïzena. Doe het papje terug in de pan met een klontje boter, roer goed door en laat de pan op het aanrecht staan. Kruid de speklappen met ruim peper en zout aan beide kanten. Doe de helft van een pakje braadboter in een koekenpan, laat het bruin worden en leg de speklappen erin. Zet het gas laag. Na 20 tot 30 minuten zijn de lappen klaar. Met wat water in de pan heb je meteen jus voor over de aardappels. Giet de aardappels af als ze gaar zijn, zet de kroten kort op het vuur en roer goed door. Vergeet niet de aardappels op je bord door de krootjes heen te prakken! |
Ingrediënten 2 flessen of pakken gortepap |
Kruutmoes Zet de gedroogde pruimen en de rozijnen een paar uur te weken in een bodem water. Leg dan de worst en het spek erbij, en breng het geheel aan de kook. |
Ingrediënten 400 gram lamslappen 10 gram boter 2 uien 2 eetlepels bloem 3 deciliter bouillon zout peper nootmuskaat 1½ bosje peterselie 1 eetlepel room |
Pannegies (lamsstoofpot) Snijdt het lamsvlees in dobbelstenen. Verhit de boter in een braadpan en bak het lamsvlees op een hoog vuur aan alle kanten snel bruin. Maak de uien schoon en snipper ze fijn. Haal het vlees uit de pan en gooi in het vet nu de gesnipperde uien. Bak ze tot ze er glazig uitzien. Doe het vlees er weer bij en temper het vuur en roer alles door elkaar. Strooi nu de bloem erover en roer het geheel weer goed door elkaar. Giet nu langzaam al goed roerend de bouillon erbij en voeg naar smaak peper, zout en nootmuskaat toe. Was de peterselie en hak deze fijn en de deze vervolgens bij het mengsel in de pan. Breng het geheel aan de kook en laat het op een laag vuur met het deksel op de pan ongeveer 1½ uur zachtjes stoven. Roer daarna een eetlepel room door het geheel en dien het op met aardappels, stoofperen en sperciebonen. |
Ingrediënten (4 pers)
400 gram raapstelen (1 bosje raapstelen is ongeveer 100 gram) 1,5 kilo aardappelen 200 gram mager spek blokjes 2 stevige appels 1 kneepje citroensap 1 deciliter melk 1 snufje peper en zout |
Raapstelen met gebakken appel (met dank aan Miranda Kester voor het recept) Kook de aardappelen met een snufje zout gaar. Was de raapstelen en laat ze goed uitlekken of droog ze in een slacentrifuge. Snij elke appel in 4 plakken en besprenkel deze met citroensap. Schep alles goed door elkaar en houdt de stamppot warm. Bereiding: 20 minuten. |
Ingrediënten 1 vanillestokje |
Rijstepap Snijdt het vanillestokje open en haal het merg eruit. Opmerking Mevr. Groenewegen: Het recept van de rijstepap is niet helemaal correct. De kooktijd is minstens 20 minuten voor een lekkere gebonden pap. Op een plaatje gaar laten worden en roeren om aanbakken te voorkomen. Als het te dun is kan je nog met een beetje custard binden op het laatst. Heerlijk met een klontje roomboter en kaneel met suiker !!!!!! |
Ingrediënten (4 pers) 1 kilo uien 100 gram margarine 1 eetlepel aardappelmeel 3 eetlepels azijn ¼ theelepel peper wat nootmuskaat wat kruidnagel wat laurier
|
Uiendoop (met dank aan Mevr. Bosschert-Bartelsvoor het recept) Voor vier personen vul je een braadpannetje (doorsnede 23 cm) met de grof gesneden uien. Schenk hier water op, zodat de uien dras staan. Meng er ¼ theelepel peper, wat nootmuskaat, wat kruidnagel en wat laurier doorheen. Dit koken tot de uien gaar zijn (± 20 minuten). Laat er dan 100 gram margarine in smelten. Bindt het een beetje met een mengsel van aardappelmeel (± 1 volle eetlepel) en azijn (3 eetlepels). Geef hierbij gekookte aardappelen: ongeveer 3 aardappelen op het bord en schep daar 3 soeplepels doop overheen. Zelf vind ik hier een gekookt eitje lekker bij, maar tegenwoordig mag je er ook een karbonade bij doen. Of vis als je van vis houdt!? |
Ingrediënten 8 sneetjes oud witbrood |
Wentelteefjes Klop in een kom de eieren met kaneel en suiker. |
Heeft u zelf nog een oud recept, stuur het ons per e-mail
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.