Nostalgie



 

De toestand in de wereld door Mr. G.B.J. Hilterman  Hilterman.jpg (16047 bytes) 

                                                                                                   (klik op afbeelding om te vergroten)

U herinnert zich vast nog wel de radiopraatjes van Mr. G. B. J. Hilterman. Generaties kinderen zijn er nog gefrustreerd van. Iedere zondag rond één uur besprak “meester” Hilterman gedurende tien minuten voor de AVRO radio “De toestand in de wereld”. Dat was dan tijdens de maaltijd die je op zondagmiddag gebruikte. Vader wilde dat praatje dan horen en de anderen die aan tafel zaten moesten dus stil zijn. Ja, zo ging dat toen nog. Van inspraak door de kinderen in het gezin had nog niemand gehoord. Het was de tijd van “Vader ’s wil is wet”. Voor de kinderen was dat praatje dan ook nog eens heel erg saai.

Mr. Hilterman maakte een analyse van het wereldgebeuren van de voorafgaande week. Hilterman hield het eigenlijk heel eenvoudig want rechts, dus Amerika, was goed en links, dus de Sovjetunie, was fout. Nederland was te klein voor zijn wereldanalyses. Zijn analyses waren eigenlijk alleen gestoeld op slechts twee variabelen, namelijk de verdeling van de militair economische macht in de wereld en de rol van individuele staatsleiders daarbinnen.

Hele generaties zijn met zijn praatje geconfronteerd. Hij hield ze namelijk meer dan 43 jaar. In het begin, dat was in de vijftiger jaren, werden zijn praatjes nog het meest beluisterd. Maar aan het eind van de reeks werd het programma niet meer zo goed beluisterd. Waarschijnlijk omdat de mensen mondiger geworden waren en dat er een generatie was ontstaan die spontaan het maagzuur kreeg als men terugdacht aan die zondagmiddagen waarop verplicht naar “De toestand in de wereld” geluisterd moest worden. Hij kwam nog eens in grote moeilijkheden toen hij asielzoekers “etnische profiteurs” noemde.

In 1999, hij was toen al 85 jaar oud, hield hij zijn laatste praatje.

Hilterman werd geboren op 1 mei 1914 en overleed op 15 juli 2000. Hij werkte voor De Telegraaf en was hij oprichter en hoofdredacteur van Elseviers Weekblad. Van 1952 tot 1965 was hij eigenaar en directeur van de Haagse Post.

Terug naar Nostalgie


Groene bonen met worst 

In de zomer was het niet zo’n probleem met de groente. Hetgeen op het land of in de eigen moestuin in de zomer gezaaid of geplant was, werd direct opgegeten als het rijp of volgroeid was. Als je een eigen moestuin had was dezelfde groente altijd ongeveer in dezelfde tijd rijp. Als je dan een bedje sla gezaaid had en de sla was groot genoeg at je bijna elke dag sla. Of je at een week lang worteltjes. Gelukkig werd er wel eens wat uitgewisseld met de buren of familie. Dat gaf dan weer wat afwisseling. In de winter had je heel wat minder soorten groente want er is niet zoveel groente die tegen de kou kan. Er was winterpeen, wat koolsoorten of spruitjes. Maar echt heel veel had je niet.

Boontjes kon je in de zomer eten maar die kon je ook conserveren om ze in de winter op te eten. De bonen werden gewassen, de puntjes werden eraf gebroken (met je nagel) en de boon werd gebroken zodat er twee of meer stukken ontstonden.

Soms maakte men ter afwisseling snijbonen. Daar had je zo’n snijmolentje voor. Het molentje werd met klemmen aan de tafel vastgezet en je kon er twee bonen tegelijk instoppen. Het handigste was het om het met zijn tweeën te doen. Dan duwde de ene persoon de twee boontjes tegelijk in de molen en de ander draaide aan de slinger. Aan de andere kant kwamen de bonen er gesneden uit.

Om ze nu tot in de winter te kunnen bewaren werden de bonen in een Keulse Pot gedaan. Dat was een langwerpige geglazuurde aardewerken pot, vaak in de kleur bruin of grijs met een donkerblauwe versiering. Die werden dan van zolder gehaald en eerst goed schoongeboend. Dan kon het “inleggen” van de boontjes beginnen. Je gooide een laagje rauwe bonen in de pot. Vervolgens strooide je daar een laagje zout op, dan weer een laagje bonen en weer een laagje zout. Tot de pot vol was. Over de volle pot  werd een schoongewassen theedoek gelegd. Daar werd weer een plank overheen gedaan en vervolgens werd er een baksteen of een kei opgelegd om het geheel stevig op zijn plaats te houden. De pot werd nu op een koele plaats gezet.

In de winter kon je dan “verse” bonen eten. Als ze uit de Keulse Pot kwamen moest je ze eerst wel een paar keer spoelen met zoet water, anders waren ze niet te eten. In sommige streken van Nederland was het een traditie om met nieuwjaar groene bonen stamppot met gekookte varkensworst te eten. Niet zo gek natuurlijk na al die zoetigheid met kerst en oud en nieuw.

Terug naar Nostalgie


Het snoepwinkeltje Snoepwinkel.jpg (39066 bytes) (klik op het plaatje om te vergroten)

Of er indertijd zoveel gesnoept werd? Ik denk het niet, maar er was altijd wel zo’n klein snoepwinkeltje bij je in de buurt. Het belletje aan de deur klingelde als je de deur open deed. En daar stond je dan in het snoepwinkeltje dat meestal heel klein was. Dan kwam de winkelier vanachter tevoorschijn. Je had net een cent, een paar cent of zelfs een stuiver van je moeder gekregen en die mocht je nu vrij besteden. Wat een feest. Het geld zat in je knuistje geklemd om het maar niet te verliezen. De meneer of mevrouw die het snoepwinkeltje runde moest werkelijk een engelengeduld hebben. Want ja, daar lag al dat lekkers: kauwgomballen, kleurballen (u weet wel, als je er op zoog kwam er steeds een nieuw kleurtje tevoorschijn), zuurballen (die waren zo zuur dat, als ik er aan terugdenk, ik de vullingen in mijn kiezen voel), zoute snippers, spekkies, noga, stroopstokken, veterdrop, zuurstok of een stokje zoethout. Eigelijk teveel om een keuze te kunnen maken.

Eerst vroeg je meestal wat je precies voor het geld dat je bij je had kon krijgen. De winkelier wees dat dan aan. Maar de keuze bleef nog steeds moeilijk. Want als je bijvoorbeeld een stuiver had kon je daar één ding voor kopen of verschillende dingen. Wat een dilemma. Het snoepgoed lag nog niet in een glazen vitrine en je kon het dus zo aanraken. Je pakte eens wat op en legde het weer neer omdat iets anders toch een betere keuze leek. De winkelier werd er soms bijna gek van. Dan werd er gemopperd dat je nu eindelijk je keuze moest maken. Maar eindelijk was het dan zo ver. Je had je keus gemaakt.

Triomfantelijk ging je met de buit naar buiten. Had je zoethout gekocht daar kon je daar uren op zitten sabbelen. Het smaakte een beetje naar zoete drop maar was niet zo duur. Of je had een dropveter. Soms, om er maar zo lang mogelijk van te kunnen genieten sneed je daar stukjes af en loste dat op in water. Het dropwater dronk je met kleine slokjes. Bij kleurballen gebeurde het wel dat je die samen kocht met een vriendje of vriendinnetje. Dan mocht je er om beurten op zuigen. Ieder mocht telkens één kleur opzuigen (nee hij is nog steeds groen). Telkens werd de bal uit de mond gehaald om te zien of er al een volgende kleur kwam. En dan die spekkies. Als je die nu aan een kind geeft dan is dat zo op. Maar nee je sabbelde eraan om er maar weer zo lang mogelijk van te kunnen genieten.

Dezelfde zoete geuren van het snoepwinkeltje vind je nu nog bij Jamin winkels, maar dat is een grootschalige winkel geworden. En zelfs voor een eurostuiver kun je er niet veel kopen.

Terug naar Nostalgie


Kreukels koken

  

Als klein ventje trok je met een paar vriendjes langs het strand van de kust. Gewapend met een grote pan en een speld. Op de strekdammen, op de palen van de golfbrekers en de beschoeiing kon je namelijk kreukels (alikruiken) vinden. Voor de niet kenners; dit zijn kleine schelpdieren van een paar centimeter groot die net als een slak in zijn huisje zitten. Het huisje is afgesloten met een klein schildje. Je verzamelde heel veel kreukels. Want ze zijn zo klein dat je veel van moet hebben als je iets te proeven wilt hebben. De pan werd gevuld met zeewater. En de kreukels werden in de pan gedaan. Die moesten nu gekookt worden. Daarvoor werd een gat in het zand gegraven en werd er hout gesprokkeld dat aan het strand overal wel voor handen was. Het vuurtje werd aangemaakt en de kreukels werden gekookt. Als ze gaar waren gooide je het water uit de pan. En dan pakte je een kreukel, waarna je met de speld eerst het schildje verwijderde en vervolgens het diertje zelf op de speld spietste. Voorons kinderen die niet al te veel gewend waren was het een lekkernij.

Maar pas op dat je niet door de veldwachter betrapt werd. Want zelfs midden op het strand mocht je geen vuurtje stoken. Als je betrapt werd moest je het vuur uitmaken en de kreukels weggooien (voor straf dus want daar werden de beestjes heus niet meer levend van). De veldwachter noteerde dan je naam (maar die kende hij natuurlijk meestal al wel). Aan je ouders ging hij dan aan de deur vertellen dat je vuurtje gestookt had en dat ze je daarvoor moesten straffen. Sommige ouders deden dat nog echt ook maar meestal bleef het bij een lichte vermaning. Maar ja, de kans dat je door de veldwachter betrapt kon worden maakte het koken van kreukels ook wel een beetje spannend.

Terug naar Nostalgie


Kroontjespen

   

U herinnert zich natuurlijk nog de kroontjespen. Dat was een puntig stukje ijzer dat gespleten was. De vorm was zodanig dat er een klein beetje inkt vastgehouden werd. Dat stukje ijzer was aan de bovenkant in een soort half rondje gebogen. Daardoor paste het in een houten penhouder. Dat was een lang stuk hout, veel langer dan van een vulpen, dat rondgeslepen was en dat aan het ene eind in een punt eindigde en aan de andere kant paste daar precies de kroontjespen in. Het metaal was niet al te best en regelmatig was het puntje van de pen afgestompt en dan kon je geen dunne lijnen meer maken. Je moest dan gewoon een nieuwe kroontjespen in de houder doen. Een nieuwe kroontjespen was wat vettig zodat de inkt er net goed in bleef hangen. Dan deed je eerste een beetje spuug op de pen waardoor het vet wat oploste. Als het stil was in de klas hoorde je de kroontjespennen over het papier krassen.

Iedere schoolbank was voorzien van een kleine bakelieten inktpotje met een schuifje. In dat kleine potje goot de meester of juffrouw een beetje (Talens) inkt. Als je ging schrijven moest je de pen in het potje dopen. Dat was nog een hele kunst om dat precies te doen. Als je te diep indoopte viel er een hele klodder inkt van de pen. Om de pen af te vegen had je een inktlap. Dat waren meestal oude lapjes stof die je moeder in rondjes genipt had. Deze ronde stukjes stof werden aan elkaar genaaid met een paar steken die in het midden van het rondje zaten. Voor de sier werd er in het midden aan beide kanten een jasknoop aangenaaid. De rondjes waren meestal van verschillende stof en waren daardoor kleurrijk.

Meisjes met een lange vlecht waren wel slecht af. Als het inktpotje nog vol was werd de vlecht er even ingedoopt. Dat werd dan dus een smerige kliederboel, maar omdat zo’n meisje dat niet in de gaten had omdat het op haar rug was ontdekte ze dat soms pas veel later.

Schrijven met een kroontjespen was ook niet eenvoudig. Drukte je te zacht dan kwam er geen inkt op het papier maar drukte je te hard dan viel er een klodder inkt uit en had een vlek op je papier. Daarvoor had je dan weer vloeipapier om de inkt op te zuigen. Als het stukje vloeipapier verzadigd was vielen de gaten erin. Het was ook geen snel drogende inkt. Als je een regel geschreven had drukte je het vloeipapier erop om de ergste inkt weg te halen. Je schreef eigenlijk niet gewoon, je kalligrafeerde de tekst. Een dunne ophaal als je rechts naar boven ging en een dikke streep als je naar beneden ging. Dat effect bereikte je door harder of zachter op de pen te drukken. Je moest ook met je rechterhand schrijven en je wijsvinger moest recht gehouden worden. Linkshandige kinderen waren daardoor slecht af. Als ze links probeerden te schrijven mocht dat gewoon niet van de meester of de juffrouw. Menig kind heeft daar een frustratie en een slecht handschrift aan overgehouden. Als je de wijsvinger van je rechterhand gebogen hield kwam de meester of de juffrouw langs met een rietje en gaf daarmee een tik op je wijsvinger zodat je daarna wel naliet om nog eens met een kromme vinger te schrijven. Je was nog maar een kind dus soms vergat je het weer en schreef je weer met een kromme wijsvinger. Dan volgde er weer zo’n tik.

Maar ja als je een bladzij netjes geschreven had kreeg je op die bladzij een mooi stempeltje van een figuurtje, zoals een windmolen, en een stichtelijke tekst zoals, “ga zo door !”.  

Terug naar Nostalgie


De melkbrigade

jorisdriepinter.jpg (11437 bytes)

(klik op de figuren om die te vergroten)

Eind vijftiger jaren werd de melk ook flink gepromoot bij kinderen. Wie voldoende glazen melk gedronken had mocht zich aansluiten bij de Melkbrigade. Bij de melkboer kreeg of kocht (???) je een formulier. Dat was bedrukt met vakjes. Iedere keer als je een glas melk gedronken had moest je in zo’n vakje een melkglas tekenen. De bedoeling was meen ik dat je tenminste een glas melk per dag dronk. En dat deed je nog trouw ook. Je vulde ook geen glas op het formulier in als je geen melk gedronken had. Als het formulier vol was kon je dit opsturen en dan werd je lid van de “melkbrigade”. Na een tijdje ontving je dan met de post een geborduurd embleem. De bedoeling was dat het embleem op de bovenarm van een trui of een jas geborduurd werd. Dan was je een echte “melkbrigadier. Meer dan een miljoen jongeren werd lid. In de zestiger en zeventiger jaren was Joris Driepinter de held van jonge kinderen. Hij verrichtte sterke staaltjes dankzij drie glazen melk per dag. Nu blijkt overigens dat melk helemaal niet zo goed is en kan leiden tot botontkalking.

Terug naar Nostalgie


De kolenkachel

                                                          

In het begin werd er van alles in een soort potkachel gestookt. Alles wat kon branden ging erin. We noemen dat in de moderne tijd een allesbrander. Later kwam er de kolenkachel om de kamer te verwarmen. Soms was het bovenste gedeelte helemaal vlak (ik meen dat men dat een buizenkachel noemde). Dit was een combinatie van verwarming van de huiskamer en koken. Er zaten gaten in waar men ringen van verschillende grootte in kon leggen en die in elkaar pasten. Het middelste gedeelte was dan een deksel. Als je het deksel eraf haalde ontstond dus een gat en als je de ringen er één voor één uithaalde werd het gat groter. Daar zette je dan een pannetje op of een ketel. Het vuur brandde dus direct onder de pan of ketel. Om te voorkomen dat het in de huiskamer teveel naar eten stonk werd er in de keuken vaak gekookt op een spiritus brander. Maar veel mensen hadden ook een kolenfornuis in de keuken. Die was ook plat aan de bovenkant maar het kookoppervlak was groter dan van de buizenkachel. Het kolenfornuis was soms ook voorzien van een oventje. Erg regelbaar was de warmte niet. Het was alles of niets. De kachels in de kamer werden allengs mooier en compacter. Je noemde dat de haard en die had een klepje dat boven aan de voorkant zat waar je de kolen door naar binnen kon gooien. Vaak had de haard een roostertje aan de bovenkant dat je kon openen en dan kwam er een klein plat gedeelte tevoorschijn waar je een keteltje water op kon koken. De haard in de keuken aanmaken om daar een ketel water op te koken was natuurlijk veel te omslachtig en ook te duur om die aan te maken om alleen een keteltje water op te warmen.

De kolen werden gebracht door de kolenboer. Dat was antraciet (die kooltjes glimden mooi en dat was eigelijk de echte steenkool maar dat kon niet iedereen zich permitteren), eierkolen/nootjes (kolengruis die in de vorm van een ei of blokjes geperst waren) of briketten (kolen die in de vorm van een baksteen geperst waren en die meestal voor het fornuis in de keuken gebruikt werden. Bij het huis stond een grote bak en de kolenboer kwam dan voor de winter langs om deze te vullen. Met een kar vol met zakken steenkool kwam hij aan de deur en de zakken werden in de grote bak bij het huis leeggegooid. De kachel werd gevuld met een kolenkit. Die vulde je eerst met kolen uit de kolenbak. Dat deed je als kind vaak door de kolenkit door de kolen te slepen. Daardoor zat de buitenkant van de kolenkit vak nog onder het kolengruis. Je mest het er eigelijk met een kolenschep indoen maar dat duurde veel te lang. ‘S nachts was de kachel uit en ’s morgens moest je die aanmaken met oude kranten en aanmaakhoutjes. Daarom zat er bij de haard een deurtje aan de voorkant dat je open kon maken zodat je beter bij het rooster kon. Dat was nog een hele kunst. Meestal werden de houtjes en de krant besprenkeld met petroleum om dit proces wat gemakkelijker te laten verlopen. Als alles dan goed brandde gooide je er voorzichtig kolen op (en nog wat petroleum). Deed je dat te snel of met teveel kolen tegelijk dan ging het vuurtje uit en kon je weer van voor af aan beginnen. Iedere keer als het vuur te laag dreigde te worden gooide je er uit de kolenkit weer wat kolen bij. Later was er ook nog een luxe uitvoering van de haard. Dat heette een kolenconvector. Daar zat een soort trechter in aan de bovenkant waar je wel een paar kitten kolen in kon gooien. Dan hoefde je niet zo vaak meer op de kachel te letten.

In 1959 ontdekte de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) het gasveld in Slochteren. Dat was het begin van het einde van de kolenindustrie en dat leidde tot het sluiten van de kolenmijnen in Limburg. Door heel Nederland werden gasleidingen aangelegd en naar iedere woning gevoerd. Vanaf dat moment had je een gashaard. Die was veel gemakkelijker in het gebruik. Die hoefde je ’s morgens alleen aan te maken met een ingebouwde elektrische ontsteker. Bovendien zat er een thermostaat op waarmee je de temperatuur kon regelen. In de keuken ontstond toen het gasfornuis. Dit is in vele huisgezinnen heden ten dage nog steeds de manier van verwarmen en koken.

Aanvulling geschreven door Dick Bertens

Tussen de kolenkachel en het aardgas hebben we nog een (kortere) periode van oliestook gekend. Bij ons thuis vroeger was dat eigenlijk geen succes: het olievat stond buiten op een ijzeren stelling en werd maandelijks (bij)gevuld door de olieboer, die middels een lange slang vanaf de straatzijde door de steeg achter het huis om, de olie naar het vat pompte.
Oliekachels konden vreselijk stinken! Door de zwaartekracht stroomde de olie vanuit het vat in een soort carburateur van de kachel die de brandstof gedoseerd, mits het goed ging!, naar de verbrandingsruimte van de kachel leidde.
Wij hadden thuis twee oliekachels waarvan er een kuren vertoonde. De voornoemde carburateur werkte allesbehalve naar wens. Soms zat het ding verstopt en brandde de kachel in het geheel niet, een andere keer bleef de zogenaamde vlotter hangen en stroomde de verbrandingsruimte vol. Het gevolg was dampvorming en een ontploffing die we overigens allemaal overleefd hebben, maar die je van schrik de stuipen op het lijf joeg. Deze kachel is later overgenomen door iemand die zijn volière ermee wilde verwarmen. Ik had die persoon gewaarschuwd voor de gebreken. Enfin: de jonge kanaries zullen het vliegen ongetwijfeld geleerd hebben.
Zelf zijn we snel we op aardgas overgegaan.

Aanvulling geschreven door Paul van Calsbeek

Tussen stoken op kolen en stoken op aardgas zat, behalve de oliestook, ook nog het stoken op cokesgas. In bijvoorbeeld de Westergasfabriek in Amsterdam werden zg. ‘cokes’ vergast, hetgeen een brandbaar alternatief werd voor steenkolen. Zoals we weten is de Westergasfabriek nu bekend als televisiestudio voor o.a. ‘De Wereld Draait Door.’

 

Terug naar Nostalgie


Kruidenier

Alles wat je nodig had aan kruidenierswaren kocht je bij de buurtwinkel. De kruidenier verkocht toen ook alleen kruidenierswaren. Want voor groente ging je naar de groenteboer, voor brood naar de bakker en voor vlees naar de slager. Soms waren er meerdere kruideniers in het dorp en je keuze was dan niet altijd de dichtstbijzijnde winkel. De keuze maakte je soms op basis van het feit dat iemand naar dezelfde kerk ging of zaken met je deed. Bedrijven in het dorp die aan alle winkeliers leverden moesten dan weer eens naar ene en dan weer naar de andere bakker gaan. Was iemand geen klant van het bedrijf dan ging je daar ook niet naar toe, tenzij er geen alternatief voor handen was. Dat was wel schipperen geblazen want als een bakker je een tijdje niet gezien had werd je daar (voorzichtig?) op aangesproken. Wat ook een tijd lang bestaan heeft is het boodschappenboekje. Als de bevriende kruidnier ver weg woonde kon je de bestelling doen via dat boekje. Nou ja, een boekje het was een klein schoolschrift. Je schreef er de boodschappen in voor de hele week. De kruidenier kwam dat dan ophalen en een dag later werden de boodschappen aan huis bezorgd. Ter plekke moest er dan cash afgerekend worden. Maar als je geen geld had kwam dat de volgende keer wel. Dit zou overigens ook nu nog een uitkomst bieden voor veel ouderen. Sommige winkels doen het wel maar daar moet je of voor betalen of zulke grote hoeveelheden voor afnemen dat je dat als oudere nooit op kunt maken.

Terug naar Nostalgie


Melkboer

De melkboer kwam vroeger aan huis met een kar. Daar had hij een maatkan bij. De melk werd uit een kraantje in die kan getapt. Hij had een kan voor 1/2 liter en een voor 1 liter. Zelf moest je naar de kar toe met een kan en daar gooide de melkboer die halve of hele liter in. Dat was nog ouderwetse melk want die kwam rechtstreeks van de koe. De melk moest je eerst koken want die was nog niet gesteriliseerd en daar kon je dus ziek van worden. Bij het koken dan kwam daar zo’n prachtig vel op. Als je dat als kind at met een beetje suiker was het een echte traktatie. De kinderen van nu zouden bij de gedachte alleen al rillen. Er zijn zelfs stadse kinderen die niet weten dat melk van een koe komt. Nu moet het halfvolle melk zijn, dat is melk die nog net geen water is.

Hoe de melkboer de melk in de zomer koel hield weet ik niet meer maar ik denk dat dat meestal ook niet eens gebeurde.

Aanvulling geschreven door Piet Boesveld:

Al mijn ooms en tantes hadden een boerderij waar ik als jongetje dan vaak logeerde of op visite kwam.

Deze ventten zelf hun echte volle melk uit in een wijk in de stad. Later ging de melk naar de fabriek en van daaruit (deels afgeroomd!!) naar een melkboer met zijn eigen wijk. Ook die ken ik via een vriendje met een oom die melkventer was. Wel eens in de vakantie geholpen met de door u genoemde maatbekers etc.. Vanuit de kar met een hitje ervoor, meestal een haflinger of pony. Hij had een opbouw met dubbele wanden voor enige isolatie. Later kwamen de Spijkstaal gemotoriseerde driewielers

 Maar…..over koeling gesproken, dat ging zo..: De warme melk uit de koe werd altijd direct op de Gôte (“Gootsteen”,  Achterhoeks voor wasplaats van de melkemmers, melkbussen en zeven) in speciale gemetselde langwerpige bakken met een breedte als van de melkbus en zo’n drie bussen lang in koel water gezet. De gôte zat als het kon aan de koelere noordzijde van de boerderij. Ik als logee, of een nichtje of neefje moest dan zachtjes water pompen en via een overloop stroomde dan het water via de gôte (goot) naar een sloot. Later toen er motorische waterpompen met drukvat kwamen werd er een ring om de hals van de bus gehangen met kleine gaatjes en uiteraard met slang aan de waterleiding gekoppeld.

De voorraad gekoelde melk op/in de wagen stond in kisten met hooi er om heen. De klant zag alleen maar de blank geschuurde bus waaruit een handzame voorraademmer/bus vol getapt kon worden om aan de deur met de maatbeker aan de klant te uit te schenken.  (Owee, als er geen kop op de maatbeker zat!!)

Aanvulling geschreven door Bep Smits:

De melkboer van vroeger. Als hij zijn wijk had gelopen en nog melk over had, ging de melkkan in de koelput. Dat was een stenen opgemetselde put met een waterpomp erboven. Dan werd er water ingepompt en daar ging de kan in. Als het warm was dan lieten ze hem twee keer per dag leeglopen en lieten ze er nieuw koud water in lopen.

Aanvulling geschreven door Rob de Ridder:

Mijn opa was melkboer – mijn vader en later ikzelf. In de jaren eind 40 begin 50 hadden wij een koelkast in de winkel, en om de dag kwam de “ijswagen” en bracht 4 staven ijs – bevroren water- Ongeveer 15 x 15 x 130 cm. Deze werden boven ij de kast geschoven en zo “koelden” wij de producten.

Terug naar Nostalgie


Wasmachine

Na de tobbe waar de was inging en waar je dan met een soort stamper de was moest bewerken was daar dan eindelijk de wasmachine. Herinnert u zich de eerste wasmachines nog?

De kuip was van hout en bovenop de kuip zat een wringer gemonteerd. Het binnenmechanisme moest je met een soort slinger, zoals je die ook op een draaiorgel had,  in beweging brengen. Omdat de kuip van hout was gebeurde het nog wel eens dat in de zomer de naden open trokken zodat het water eruit stroomde. Dat was nog niet zo’n probleem want dan gooide je er eerst water in wat dan weglekte en dan opnieuw water erin, net zo lang tot de kuip weer dicht was. Later gaf dat meer problemen want toen werd de slinger vervangen door een elektrische motor die onder aan de kuip gemonteerd was. Als het water er dan uitstroomde kon het voorkomen dat het water in de motor liep en ook op de grond. Van aarden had niemand toen nog gehoord. Dat was een levensgevaarlijk ding dus. Later werden de kuipen van metaal gemaakt en toen kwam dat niet meer voor. De wringer werd ook nog elektrisch aangedreven dus dat was een heel gemak voor de huisvrouw (want huismannen had je toen nog niet).

Bijdrage van mevrouw Els van der Land

Ik ken die oude wasmachine ook nog. Wij woonden in Zuid Limburg. Mijn vader was mijnwerker. In het keldergedeelte onder onze keuken stond zo’n grote houten wastobbe op poten met een wringer er boven.

Vlak daarnaast stond een 1-pits gasstel. Hierop werd een groot gedeelte van de was eerst gekookt en daarna pas gewassen in de wasmachine. Dat deze machines gevaarlijk waren heeft mijn moeder wel ervaren. Ik kan mij herinneren dat zij enkele keren een flinke stroomstoot heeft gekregen als zij de was eruit wilde vissen om te wringen. Het wringen zelf was best behoorlijk zwaar werk.

Daarna werd de witte was nog in de tuin te bleek gelegd. D.w.z. plat op het gras, in de zon. Dat was voor ons kinderen dan even tijdelijk ‘verboden gebied’.

Wij kregen pas onze eerste echte wasmachine toen wij in 1968 met ons gezin naar Dordrecht verhuisden waar mijn vader, toen de mijnen gingen sluiten, een omscholing kreeg als metaalbewerker bij Scheepswerf de Biesbosch.

Bijdrage van M.de Vos uit Roden (Dr)

In de jaren 1960 huurde mijn schoonmoeder met meer flatbewoners in Groningen gezamenlijk een wasmachine. Dat was op mijn dorp  een grote luxe. Mijn moeder had een houten plank en boender en toen kreeg ze een stamper. Dat was wat in die tijd (deze is nog in mijn bezit). Want voor ze de kookpot ging opzetten moest je zeep in stukjes snijden en dat in een zeepklopper doen. Ook had mijn moeder geen wringer, dus alles moest op de hand en spoelen met water uit de regenbak (mijn oma haalde het water uit de pomp). Dan kwam het op de bleek, weer spoelen, drogen en stijfsel gebruiken en voor de

witte was een blauwzakje. Als kind wilde je ook graag stampen maar dat verveelde vaak. Wat is er nu een luxe en elke dag wassen ze maar weer.

Bijdrage van mevrouw M.C. Schild    

In 1960 kwam de eerste wasmachine automaat op de markt,misschien dat hij er al eerder was maar wij kochten toen zo’n ding en dat was heel wat geloof dat maar.

Dat was lachen! Omdat het zo nieuw was kwam er bij de bezorging en installatie een man mee in keurig pak gestoken.

 

De witte was werd in het machine gestopt met uitvoerig demonstratief luchtigjes de handen boven de was gehouden, vooral niet aandrukken dames!!! (mijn moeder was naar mij toegekomen om het spektakel mee te maken) er moet ruimte bovenin blijven.

 

Toen kwam het wasmiddel aan de beurt, met een maatlepel werd secuur afgemeten, pas op niet teveel maar ook niet te weinig dames, dat is hééél belangrijk.

 

Het werd een gezellig twee uur en een kwartier (en niet te vergeten op 90 graden wat een verspilling denk je nu) durende bijeenkomst. Wij zaten als kleine kinderen naar het raampje van het machine te staren waar het wasgoed gezellig voorbij draaide, terwijl de man allerlei ingewikkelde dingen debiteerde, die wij onmiddellijk weer vergaten.

 

We hebben met zijn drieën twee potten koffie soldaat gemaakt. Ik heb daarna nooit meer, na de was in het machine gestopt te hebben, met zoveel bewondering als die eerste keer gekeken. Wat een vooruitgang! We hebben later nog heel vaak gelachen over die demonstratie en het is nu een dankbaar onderwerp op verjaardagen als de nostalgie toeslaat van ooh weet je nog?

 

Ik zou best nog eens als ik een nieuw machine nodig heb zo’n vertegenwoordiger in huis willen hebben, maar die tijd is helaas definitief voorbij.

Bijdrage van Andrea Gross 

Toen ik klein was woonden wij midden in de Jordaan te Amsterdam. Wij woonde in een halve woning, het pand bestond uit 3 etages die verdeeld waren. Dit noemde je voor of achter wonen. Wij woonden (met 4 personen) op 3 hoog voor, vader en moeder in een opklapbed in de kamer, de kinderen in de alkoof met een gordijn ervoor. Een piepklein keukentje er was beslist geen ruimte (en geld) voor een wasmachine.

Een firma bracht uitkomst: Je kon een wasmachine voor een dag huren, het betrof de zg. snelwasser, ronde kuip met een draaischoep onderin en een handwringer bovenop.

Om de toch wel dure kosten uit te sparen, het kostte f 3,00 per dag, werd de machine gedeeld met de buurvrouwen.

Zo kon het gebeuren dat de verhuurder een machine op 1 hoog achter afleverde, waarop de huisvrouw direct aan de slag ging, vervolgens verhuisde de machine naar 1 hoog voor, 2 hoog achter enz. enz. Op het einde van de dag moest de verhuurder het exemplaar van 3 hoog achter naar beneden sjouwen.

Later kwam het gemeentewashuis, een grote ruimte met machines, droogkabines, mangels enz.

Om gebruik te maken van dit washuis moest je de was per kilo betalen, bij binnenkomst werd de vuile was gewogen en werd direct afgerekend en ontving je wasmuntjes voor het opstarten van de machines.

Daar had mijn moeder iets op gevonden, wij kinderen moesten moeder zg. een handje helpen met het sjouwen van de was.

Voor vertrek van huis kreeg je bijna alle vuile kleding van de afgelopen weken over elkaar aan. Zo ging ik hartje zomer met een dik winterjack op pad,.

Had moeder afgerekend bij de kassa, dan liepen wij mee naar de machines en moesten wij ons ter plekke ontdoen van alle vuile kleding.

Toen begreep ik die acties niet, vragen mocht niet, kreeg je een klap voor je kop.

Later met mijn moeder hier hartelijk om gelachen, de armoede was een beetje over in 1960.

Terug naar Nostalgie


Televisie  

Begin jaren 50 waren de eerste televisie-uitzendingen. Die waren natuurlijk nog in zwart-wit. Het beeld was heel klein en de televisie was heel diep door de grote beeldbuis. Slechts weinigen hadden in die tijd televisie. Je keek als kind je ogen uit voor zo’n wonder. Je stond te kijken in de etalage van de winkel of je stond gewoon bij mensen door de ramen te gluren om dit wonder te kunnen aanschouwen. Er was nog maar één Nederlandse zender. Er moest een antenne op het dak gezet worden. In sommige plaatsen ontstond er zo een heel oerwoud aan antennes. Als er iemand in de buurt televisie had kwam het vaak voor dat de kinderen uit de buurt samen naar de kinderprogramma’s mochten kijken. Dat begon om 5 uur. De schoentjes moesten dan uit. Als je dan langs dat huis liep op woensdagmiddag stond er een hele reeks kinderschoentjes voor de deur. Om vijf voor vijf namen de kinderen plaats op de bank, moeder sloot de gordijnen en zette de TV aan, zodat hij nog “warm kon lopen”. Na pakweg een minuut werd geluid hoorbaar, en na nog een paar minuten begon ook het testbeeld vaag op te komen. Herinnert u zich de poppenvoorstelling Opa Buiswater” nog? Degenen die bij de Belgische grens woonden hadden hun Nonkel Bob en Tante Rita, de Carlo en Irene van toen. En later kwam natuurlijk voor de iets oudere kinderen (en vaak keken de volwassenen mee) het programma Swiebertje. De televisie was in die tijd nog helemaal live. Swiebertje week nog wel eens van zijn tekst af en ging dan grapjes maken. Soms hoorde je de cameramannen dan lachen. Ook keek je naar Pipo de Clown, Mik en Mak en Okkie Trooi, allemaal programma’s die voortleven in het collectieve geheugen van een generatie. Of je keek naar De Verrekijker, een magazine over kinderen in verre vreemde landen.Er waren ook nog omroepsters. Eén van de bekendste was Tante Hannie. Die zwaaide altijd met twee handen als ze afscheid nam. Een berucht programma voor volwassenen was later “Zo is het toevallig ook nog eens een keer”. Dat was een satirisch programma, maar daar was Nederland nauwelijks rijp voor. Men vond dat ze zwaar over de schreef gingen toen ze aan de kaak stelden dat de mensen de televisie als een soort afgod aanbaden. Een historische uitzending was “Open het dorp”. Dat was een live uitzending van 24 uur waarin Mies Bouwman geld wilde inzamelen voor een dorp dat waarvan de huizen speciaal aangepast waren voor lichamelijk gehandicapten. Heel Nederland was in rep en roer. Men verzamelde geld. Kleine kinderen gaven hun spaarpot en grote bedrijven gaven enorme bedragen. Er werd een record aan geld ingezameld. Televisie luide het einde in van veel spelletjes op de zaterdagavond. Voor de sportliefhebbers was er op zondagavond Sport in Beeld, het huidige Studio Sport. Er waren ook geen internationale uitzendingen. Om dat uit te proberen werd het Eurovisie Songfestival opgezet. Daarbij werd de verbinding opgezet tussen de verschillende televisie studio’s. Dat was toen een technisch hoogstandje. Bij de dood van Kennedy kon men ook geen rechtstreekse verbinding opzetten met de Verenigde Staten. Er werd een band met de opname met een straaljager overgevlogen naar Nederland. Reclame mocht ook niet en daarom werd er een televisiezender opgezet op een oud booreiland. Daarmee werd de Tros geboren. De zender had maar een beperkt bereik en was alleen in de Randstad te ontvangen. De zender werd snel opgerold door de regering. Veel later kwam er toch commerciële televisie via een zogenaamde U-bocht constructie. De programma’s werden in Nederland gemaakt, maar uitgezonden vanuit Luxemburg. Ongelofelijk dat dat tot op de dag van vandaag nog steeds zo gebeurt.

Bijdrage van J.H. Thoolen                                          hanhollander.jpg (18506 bytes) (druk op figuur om te vergroten)

                                                                                   Han Hollander

Ik ben bijna 74. Mijn vader was sportliefhebber tot en met.

Op een avond was een verslag van een voetbalwedstrijd tussen België en Nederland op de radio. Verslaggever was de toen legendarische Han Hollander.

Het was zeer spannend, hetgeen mijn vader de uitspraak ontlokte: “Het komt ook nog zover, dat je dat allemaal kunt zien” en voila, de televisie kwam en de uitspraak van mijn vader z.g. kwam uit!

Terug naar Nostalgie


Oude Recepten

Ingrediënten

500gr.zelfrijzend bakmeel

500gr.donkerbruine basterdsuiker

3 eetlepels honing

3 eieren

4 theelepels koek of speculaaskruiden

300ml water

Peper- of kruidkoek

(met dank aan Dinette van Rosmalen voor het sturen van dit recept)

Verwarm de oven voor op 150gr.c

Klop de eierengoed los en voeg vervolgens de suiker, honing en de koek of speculaaskruiden toe.

Mix alles goed door elkaar.

Vet 2 cakevormen in en verdeel het mengsel over de 2 vormen.

Zet deze ongeveer 60 minuten in de oven.

Even laten afkoelen en dan is het smullen geblazen.

Tip: Peperkoek kun je goed invriezen.

Ingrediënten

500 gr witte basterdsuiker

500 gr gesmolten boter

500 gr koekjes (mag ook oude cake zijn en kapsel)

250 gr gesmolten chocolade

100 cc likeur (amaretto of kahlua)

5 st hele eieren

115 gr cacaopoeder (gezeefd)

Arretjes cake

(met dank aan P.C. Koolbergen voor het sturen van dit recept)

(recept voor 20 personen)

Boter en chocolade smelten en hier de suiker door heen roeren

Daarbij de gezeefde cacaopoeder doen en de likeur en de gebroken koekjes

let op dat je de koekjes met de hand klein maakt en niet in een machine

alles goed door elkaar mengen en in de cakevormen doen

let op dat je de vormen eerst bekleed met slagersfolie

netjes en hygiënische werken

Ingrediënten

1 kg. rundsvlees of paardenbief.

4 dikke uien (rode zijn het lekkerste)

6 blaadjes laurier

8 kruidnagels

1 blaadje foelie

-beetje zout

-zwarte peper (uit de molen)

2 plakken ontbijtkoek

2 eetlepels goede appelstroop

azijn en water. plusminus 1/2- 1/2 v. elk

eventueel een teentje knoflook.

Limburgs Zuurvlees

(met dank aan Marie-Louise Roobroeks voor het sturen van dit recept)

Neem een kom die goed sluit en die je ook ondersteboven kunt zetten (? tupperware).

Doe de kruiden, de gesnipperde ui en evt. knoflook in de kom en leg er het vlees op.

Giet 300ml. azijn en 300 ml water erbij.

Het vlees moet helemaal onder de vloeistof staan.

Laat het vlees 24 uur in het mengsel staan en keer de kom een aantal maal, zodat alle vlees de smaak van de marinade oppakt.

Bak het vlees (snel, op een hoog vuur/ hoge stand) dicht  en laat het zo’n 1 1/2 uur sudderen. Giet af en toe iets van de marinade waar het vlees in heeft gestaan erbij, maar ook de (verkruimelde) ontbijtkoek.

Doe de stroop (? Canisius) bij het vlees vlak voor het opgediend wordt, zodat de saus zich licht bindt en roer het geheel goed door.

 

Lekker bij gebakken aardappelen, frietjes en witte rijst.

Smakelijk eten.

 

P.s. De tweede dag is het nog lekkerder.

Ingrediënten

Een halve ltr. melk

Drie afgestreken eetlepels custard

Drie afgestreken eetlepels suiker

Vier of vijf beschuiten.

Jam

Oma’s toetje

(met dank aan Riet Rademakers voor het sturen van dit recept)

Pak vier of vijf boterham of kleine bordjes, giet een klein scheutje melk in het midden van het bord, leg hierop de beschuit om hem alvast zacht te maken, doe op de beschuit algelang naar behoefte een (laag) laagje jam.

Zet de melk op het vuur en doe ondertussen de custard en de suiker in een schaaltje en maak het geheel met melk aan, goed glad doorroeren.

Als de melk kookt de massa in de pan doen, het vuur zachter zetten en de custardpudding onder goed roeren twee min. door laten koken,giet de massa over de beschuit met jam en laat het afkoelen, kies je voor een hele zachte beschuit, dan de avond van te voren het geheel klaarmaken.

Smakelijk!

Ingrediënten (4 pers)

1 kilo vet spek
800 gram gedroogde bruine bonen

1/2 fles (250 ml) stroop

Klontje boter

Scheutje azijn

Bruine bonen, spek en stroop

Week de bonen 24 uur en kook ze daarna een uur.

Als de bonen gaar zijn, snijd dan het vetspek in grote dobbelstenen en bak dit uit in ongeveer 10 minuten.

De stroop op het laatst in een pannetje gieten, klontje boter en scheutje azijn erin en roeren tot het warm is en de boter is opgelost.

Op het bord een schep bonen, spek erbij met spekvet en naar smaak stroop erover gieten.

Ingrediënten

1 kilo stoofperen
1 theelepel kaneel
1 eetlepel suiker
1 kilo aardappelen
600 gram rookspekplakjes
2 eetlepels azijn
peper
zout

Elfstedenbliksem (perenstamppot)

Schil de peren. Verwijder de klokhuizen en snijd de peren in partjes.
Schil de aardappelen en snij ze na het wassen in vieren.
Doe de kaneel, suiker en stukjes peer met 2 dl water in een pan.
Laat dit op een hoog vuur aan de kook komen, doe de deksel op de pan.
Draai het vuur laag en laat het geheel ongeveer 3 kwartier stoven.
Voeg de aardappelen toe, met zonodig wat water en stoof zachtjes door tot de aardappelen en peren gaar zijn.
Bak de plakjes spek op een matig vuur aan beide kanten bruin, neem ze uit de pan en houd ze warm.
Voeg nu de azijn, peper, en het spekvet toe en roer het goed door.
Leg voor het opdienen de gebakken plakjes spek op het gerecht.

Ingrediënten

3 liter karnemelk
wat bruine basterdsuiker
2 á 3 beschuiten
kaneel

Hangop (nagerecht)

Leg een in koud water uitgespoelde en goed uitgewrongen theedoek in een vergiet.
Plaats deze in een grote pan of teiltje en giet de karnemelk erin.
Dek het af met een deksel en laat het gedurende een nacht uitlekken.
Klop de dikke massa die in de doek is achtergebleven met een garde op, roer er de basterdsuiker en kaneel naar smaak door.
Stamp de beschuiten fijn en strooi deze over de massa.

Ingrediënten

2 kilo aardappelen
750 gram zoete appelen
750 gram moesappelen
2 dl water
10 gram zout
80 gram boter

Hete bliksem

Schil de aardappelen en snijdt ze in blokjes.

Schil de appelen, verwijder de klokhuizen en snijdt ze in vier stukjes.
Breng het water met de aardappelen en het zout aan de kook.
Leg de zoete appels op de aardappelen en de moesappels op de zoete appels.
Breng het weer aan de kook en laat het geheel in 30 minuten gaarkoken.
Giet het kookvocht af en bewaar dit.
Stamp de massa goed fijn en roer er de boter door (als het te droog is kan je er wat van het kookvocht er bij doen).
Dien de stamppot heet op.

Vanouds wordt Hete Bliksem opgediend met rolpens of bloedworst. Tegenwoordig serveert men er veelal uitgebakken reepjes katenspek bij.

Ingrediënten

Schil van 1/2 citroen
1/2 pijpje kaneel
1 kruidnagel
1 1/2 dl water
5 eierdooiers
100 gram witte basterdsuiker
1/2 liter moezelwijn

Kandeel (warme drank)

Laat de citroenschil, kaneel en kruidnagel een 1/2 uur trekken in zacht kokend water.
Zeef het geheel.
Klop de eierdooiers met de basterdsuiker schuimig, voeg de wijn en het kruidenaftreksel toe.
Verwarm het mengsel, flink kloppend, au bain marie, tot het gebonden is.
Serveer het zo warm mogelijk.

Ingrediënten

1 liter karnemelk

3 eetlepels witte bloem

3 à 4 ons vet spek

2 eieren

zout naar smaak

Karnemelksaus met spek

(met dank voor het recept aan Arnold Groot Wassink)

Snij het spek in dobbelsteentje en bak deze uit.

Doe het spekvet in een pan met dikke bodem.

Strooi de bloem in het hete vet onder voortdurend roeren met een garde.

Als de bloem dik is geworden onder voortdurend roeren de karnemelk toevoegen.

Steeds blijven roeren anders gaat de saus schiften.

Als de saus kookt deze zachtjes door laten doorkoken tot deze gaar is.

Hierna de opgeklopte eieren onder voortdurend roeren toevoegen.

Op smaak maken met zout.

Lekker met jonge aardappelen en sla of sperzieboontjes.

Ook lekker met bruine bonen.

Ingrediënten

4 kipfilets
peper
zout
1 flinke ui
25 gram bittere chocolade
100 gram gemengde noten
50 gram boter
2 teentjes knoflook
1 1/2 theelepel kaneel
1 theelepel koriander
1/2 theelepel chilipoeder
500 gram gezeefde tomaten
1 kippenbouillonblokje
75 gram rozijnen
4 takjes peterselie
1 dl slagroom

Kipstoof

Verhit de boter in een braadpan en bak de gepeperde en gezouten kipfilets in ongeveer 5 minuten rondom bruin.
Leg de kip apart.
Bak nu in het achtergebleven vet de gesnipperde ui en de geperste teentjes knoflook glazig.
Voeg kaneel, koriander en chilipoeder toe en bak het geheel nog even door.
Haal het vel van de tomaten en hak ze fijn.
Voeg deze met de gebroken chocolade en het bouillonblokje toe.
Breng het geheel aan de kook en laat het ongeveer 5 minuten koken.
Meng er de rozijnen door; leg de kip in de saus en laat deze op een laag vuur in ongeveer 10 minuten gaar worden.
Doe de kip nu op een voorverwarmde schaal.
Hak de peterselie en de noten fijn (leg van beide iets apart ter garnering) en roer deze door het mengsel.
Maak de saus af met de room.
Schenk de saus over de kipfilets en garneer het gerecht.

Ingrediënten

Het juiste vlees of konijn

Appelstroop

Azijn

Kruidnagels

Laurierblad

Maggiblokjes

Basterdsuiker ( bruin )

Aardappelmeel

Peper/Zout

Koffiemelk

Konijn in het zuur

(met dank voor het recept aan Bertine Jessen)

Dit is een typisch Limburgs recept en smaakt over heerlijk, het vergt wel wat aandacht, maar je krijgt er wel wat voor terug, dat je niet snel zult vergeten.

Spruitjes, sperzieboontjes of bloemkool smaken hier heerlijk bij.

En natuurlijk een glaasje rode wijn.

 

Konijn van ongeveer 2 kg . Geslacht of konijnen- delen.

 

Het konijn in stukken in een grote kom bestrooien met peper en zout. Niet te veel,  want er komen later nog maggiblokjes bij.

 

Twee eetlepels suiker, een stuk of 5 kruidnagelen, 3 a 4 laurierbladeren,, 2 kleine of een grote ui grof snipperen en over de konijnenstukken heen strooien. Daarna azijn toevoegen.Het liefst bruine natuurazijn.

De stukken hoeven niet helemaal onder te staan.400 ml.ongeveer. Dit mag 2 dagen, maar mag ook al daags erna gebraden worden.

 

Bereiding: Dit is ook te gebruiken voor zuurvlees, paardenpoulet of stoofvlees

 

De stukken konijn uit de marinade nemen en even laten uitlekken. In 1 a 2 braadpannen roomboter en blueband goed heet laten worden.

Over het vlees nog een beetje peper en zout strooien. Dan in de pan aan alle kanten bruin braden zonder deksel, onder af en toe keren, ongeveer een half uur.

De marinade geleidelijk bij voegen. De uien en laurier het laatste bijvoegen.

Dan is het tijd om 2 eetlepels bruine basterdsuiker en 2 eetlepels appelstroop toe te voegen.

4 a 5 kleine maggiblokjes en af en toe een scheutje warm water er bij en geregeld keren.

Dan met gesloten deksel 1 en een half  a 2 uur laten sudderen.(zacht koken).

Op het laatste moment een jusblok van maggi er bij voegen.

Onder het sudderen met gesloten deksel ook vaker keren dat hij niet kan aanbranden. Desnoods nog wat water er bij voegen.

Zo kan hij na de uurtjes genoten te hebben van de lekkere geur en misschien al een beetje geproefd te hebben, kan hij koud gezet worden.

 

De volgende dag  alles opwarmen en het vlees over doen in een pan. De jus ook in een pan. In een kopje ongeveer 2 afgestreken eetlepels aardappelmeel met wat water aan maken en dit bij de jus gieten.

Op smaak maken met Appelstroop, Azijn, Zout afhankelijk van hetgeen overheerst.

Als het zuur overheerst een beetje appelstroop toevoegen.

Als het zoete overheerst een beetje azijn toevoegen.

Als het een beetje flauw is een beetje zout toevoegen.

Het eind resultaat moet zoet/zuur zijn dit is belangrijk

Even laten door koken en roeren.

Als het nodig is nog wat zout of peper Een flinke scheut koffiemelk toevoegen en een gedeelte van de saus over het konijn gieten.

 

Dit recept is ook goed voor runderpaulet, maar dan niet in de marinade zetten.

Gewoon wat azijn en andere ingredienten bijvoegen.

 

Je kan beter wat meer in een keer braden, want hij kan goed in de diepvries.

Ingrediënten (4 pers)

groene kool

paneermeel

voor de gehaktballen:

half om half gehakt

ei

kruiden (bv Bretons kruidenmix)

Klein beetje gefruit uitje

scheutje Maggi

beetje paneermeel

Kooltjes

(met dank voor het recept aan Jos Retel)

Ik at ze voor het eerst bij oma in 1956: kleine gehaktballetjes gerold in bladeren van groene kool.

Maak gehaktballen: gehakt, kruiden, ei, ui, maggi en paneermeel door elkaar mengen en er ballen van maken.

Pel een groene kool voorzichtig af en kook de bladeren even op, zodat ze te rollen zijn.

Rol de balletjes gehakt in de bladeren.

Beetje paneermeel er over en bak ze in een sleetje of schaal gedurende ongeveer een half uur af in de oven op 180 graden.

Serveren met gebakken aardappeltjes. MMM!

Ingrediënten (4 pers)

4 verse voorgekookte kroten (Rode bieten)

1 gesnipperde ui

Klontje boter

Maïzena

Schepje suiker

1 kilo kruimige aardappelen

1 kilo speklappen

1/2 pakje braadboter

Peper

Zout

Krootjes met speklappen

Rasp de krootjes boven een pan.

Doe er een schepje suiker in, een snufje zout en een gesnipperd uitje.

Schenk wat sap van de krootjes in een kopje, meng dit met twee kleine lepeltjes maïzena.

Doe het papje terug in de pan met een klontje boter, roer goed door en laat de pan op het aanrecht staan.
Schil de aardappels en zet ze op met wat zout

Kruid de speklappen met ruim peper en zout aan beide kanten.

Doe de helft van een pakje braadboter in een koekenpan, laat het bruin worden en leg de speklappen erin.

Zet het gas laag. Na 20 tot 30 minuten zijn de lappen klaar. Met wat water in de pan heb je meteen jus voor over de aardappels.

Giet de aardappels af als ze gaar zijn, zet de kroten kort op het vuur en roer goed door. Vergeet niet de aardappels op je bord door de krootjes heen te prakken!

Ingrediënten

2 flessen of pakken gortepap
1 zakje gedroogde pruimen (blauwe)
1 zakje rozijnen
1 (fijne) slagersrookworst
50 gram mager gerookt spek
kervelblaadjes
stroop of bruine suiker

Kruutmoes

Zet de gedroogde pruimen en de rozijnen een paar uur te weken in een bodem water. Leg dan de worst en het spek erbij, en breng het geheel aan de kook.
Laat alles 15-20 minuten zachtjes gaarwellen.
Giet de flessen gortepap in een andere pan. Laat de pap boven laag vuur onder zo nu en dan roeren lauwwarm worden.
Neem de worst, het spek, de pruimen en de rozijnen met een schuimspaan uit het vocht. Snij de worst in plakjes en het spek in dobbelsteentjes. Meng die met de pruimen en de rozijnen door de gortepap. Roer ook iets van het kookvocht (voor de rooksmaak) door de pap. Hak de kervel fijn en strooi dit op het laatste moment over de “kruutmoes”.
Serveer de kruutmoes op borden en doe er op tafel wat stroop of bruine suiker op.

Ingrediënten

400 gram lamslappen

10 gram boter

2 uien

2 eetlepels bloem

3 deciliter bouillon

zout

peper

nootmuskaat

1½ bosje peterselie

1 eetlepel room

Pannegies (lamsstoofpot)

Snijdt het lamsvlees in dobbelstenen.

Verhit de boter in een braadpan en bak het lamsvlees op een hoog vuur aan alle kanten snel bruin.

Maak de uien schoon en snipper ze fijn. Haal het vlees uit de pan en gooi in het vet nu de gesnipperde uien. Bak ze tot ze er glazig uitzien.

Doe het vlees er weer bij en temper het vuur en roer alles door elkaar.

Strooi nu de bloem erover en roer het geheel weer goed door elkaar.

Giet nu langzaam al goed roerend de bouillon erbij en voeg naar smaak peper, zout en nootmuskaat toe.

Was de peterselie en hak deze fijn en de deze vervolgens bij het mengsel in de pan.

Breng het geheel aan de kook en laat het op een laag vuur met het deksel op de pan ongeveer 1½ uur zachtjes stoven.

Roer daarna een eetlepel room door het geheel en dien het op met aardappels, stoofperen en sperciebonen.

Ingrediënten (4 pers)

400 gram raapstelen (1 bosje raapstelen is ongeveer 100 gram)

1,5 kilo aardappelen

200 gram mager spek blokjes

2 stevige appels

1 kneepje citroensap

1 deciliter melk

1 snufje peper en zout

Raapstelen met gebakken appel

(met dank aan Miranda Kester voor het recept)

Kook de aardappelen met een snufje zout gaar.

Was de raapstelen en laat ze goed uitlekken of droog ze in een slacentrifuge.
Bak de blokjes mager spek in een koekenpan op een laag vuur bruin en knapperig.
Schil appels en verwijder de klokhuizen met een appelboor.

Snij elke appel in 4 plakken en besprenkel deze met citroensap.
Giet de aardappelen af en maak er met de melk, peper en zout een luchtige puree van.
Voeg de spekjes samen met het vet en de raapstelen aan de aardappelpuree toe.

Schep alles goed door elkaar en houdt de stamppot warm.
Verhit het klontje boter of margarine in een koekenpan en bak de
appelschijven aan beide kanten goudbruin.
Serveer de stamppot in een schaal en leg de gebakken appelschijven erop.

Bereiding: 20 minuten.

Ingrediënten

1 vanillestokje
1 liter volle melk
200 gram rijst
mespunt zout
suiker
boter
kaneel

Rijstepap

Snijdt het vanillestokje open en haal het merg eruit.
Breng de melk met het vanillestokje en merg in een pan met dikke bodem aan de kook.
Voeg de rijst en zout toe en breng het weer aan de kook.
Zet de pan op het laagste vuur en laat de rijst, met het deksel op de pan, in ongeveer 10 minuten gaar worden.
Blijf regelmatig roeren om aanbranden te voorkomen!!!!
Neem de pan van het vuur en verwijder het vanillestokje.
Serveer de rijstepap warm met een klontje boter, suiker en een snufje kaneel.
Als je de rijstepap verder laat afkoelen heb je rijstepudding.

Opmerking Mevr. Groenewegen:

Het recept van de rijstepap is niet helemaal correct. De kooktijd is minstens 20 minuten voor een lekkere gebonden pap. Op een plaatje gaar laten worden en roeren om aanbakken te voorkomen. Als het te dun is kan je nog met een beetje custard binden op het laatst. Heerlijk met een klontje roomboter en kaneel met suiker !!!!!!

Ingrediënten (4 pers)

1 kilo uien

100 gram margarine

1 eetlepel aardappelmeel

3 eetlepels azijn

¼ theelepel peper

wat nootmuskaat

wat kruidnagel

wat laurier

Uiendoop

(met dank aan Mevr. Bosschert-Bartelsvoor het recept)

Voor vier personen vul je een braadpannetje (doorsnede 23 cm) met de grof gesneden uien.

Schenk hier water op, zodat de uien ‘dras’ staan.

Meng er ¼ theelepel peper, wat nootmuskaat, wat kruidnagel en wat laurier doorheen.

Dit koken tot de uien gaar zijn (± 20 minuten).

Laat er dan 100 gram margarine in smelten. 

Bindt het een beetje met een mengsel van aardappelmeel (± 1 volle eetlepel) en azijn (3 eetlepels).

Geef hierbij gekookte aardappelen: ongeveer 3 aardappelen op het bord en schep daar 3 soeplepels “doop” overheen.

Zelf vind ik hier een gekookt eitje lekker bij, maar tegenwoordig mag je er ook een karbonade bij doen.

Of vis als je van vis houdt!?

Ingrediënten

8 sneetjes oud witbrood
2 1/2 dl melk
2 eieren
1 theelepel kaneel
25 gram suiker
boter
basterdsuiker

Wentelteefjes

Klop in een kom de eieren met kaneel en suiker.
Roer er vervolgens de melk door.
Snijd de korstjes van het brood en laat de sneetjes in het melkmengsel weken, tot ze geheel doordrongen zijn van het vocht.
Verhit de boter in een koekenpan en bak de sneetjes langzaam aan beide kanten lichtbruin.
Serveer de wentelteefjes warm en bestrooi ze met basterdsuiker.

Heeft u zelf nog een oud recept, stuur het ons per e-mail

Terug naar Nostalgie

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten