(met dank aan Liesbeth de Nijs)
(klik op de plaatjes om ze te vergroten)
Bram Stoker introduceerde met zijn boek het personage dat uitgroeide tot een van de grootste mythen in het westerse griezelgenre. Onsterfelijk als hij is duikt Dracula in steeds weer andere gedaantes op, al meer dan een eeuw, in talloze films en boeken. Wie kan nu nog, tussen al die gedaantes van Dracula, het origineel van Stoker herkennen ?
De meeste mensen die Dracula “kennen” hebben nooit het boek gelezen. Vaak blijkt dat als je teruggaat naar het nu veelal genegeerde origineel van een in de tijd gegroeide mythe, dat dat origineel gedateerd is, in de hedendaagse maatschappij niet anders leesbaar dan als een curiositeit, alleen interessant voor mensen met een speciale belangstelling voor de historie van de mythe. Met Dracula van Bram Stoker blijkt dit niet zo te zijn. Dracula is een boek dat na ruim een eeuw nog niet aan kracht heeft verloren. Een boek dat tot de wereldliteratuur gerekend mag worden. Een boek dat zich staande houdt tussen moderne griezelliteratuur.
Het boek vraagt geduld van de lezer. In bijna 500 pagina’s wordt een verhaal verteld dat door een hedendaagse schrijver wellicht in 200 pagina’s verteld zou worden. Maar het geduld van de lezer wordt beloond. Het tempo, de schrijfstijl, het realisme van de beschrijvingen gecombineerd met de enigszins verheven manier van spreken, ze dragen allemaal bij aan de sfeer van het verhaal. Het boek is vlot geschreven, houdt de aandacht gevangen. Het is geen boek dat je zomaar weglegt als je er eenmaal inzit. Na honderd jaar is de wereld die Bram Stoker ons schildert nog minder de wereld waarin wij leven. Vanuit een wereld die nog steeds herkenbaar is voert hij ons binnen in een droomachtig bestaan dat je als een nachtmerrie na het ontwaken niet meer loslaat. Griezel is de verleiding van het gruwelijke, en Bram Stoker is een meesterverleider. Dracula is een boek dat geen enkele liefhebber van griezelromans mag overslaan. Niet vanwege de historische waarde van het boek, maar vanwege de kracht die het boek nu nog heeft.
Bram Stoker
Dublin (8 november 1847Londen 20 april1912) was een Iers schrijver van, over het algemeen sensatiegerichte verhalen. Hij werd geboren in Clontarf, een wijk van Dublin in Ierland. Na een ziekelijke jeugd, studeerde hij geschiedenis, letteren, wis en natuurkunde. Zijn daarop volgende baan als ambtenaar beviel hem niet, en hij ging de journalistiek in. Als theatercriticus maakte hij kennis met de beroemde acteur Henry Irvring, met wie hij vriendschap sloot en die hij begeleidde op binnen-en buitenlandse tournees. Ook was hij lange tijd manager van Irvrings Lyceum-Theater Londen. Door zijn werk en reizen kwam hij in contact met diverse bekende artiesten en lieden uit de hogere kringen. Stoker is vooral bekend geworden en gebleven als schrijver van het talloze malen verfilmde vampierverhaal Dracula. (1897) De inspiratie daarvoor deed hij op uit een reeds bestand vampierverhaal van John Polidori, The Vampye uit 1819.
Bela Lugosi
Bela Lugosi, artiestennaam Bèla Ference Dezső Blaskó (Lugos, Banaat, 20 oktober 1882-Los Angeles, 16 augustus 1956) was een Amerikaans-Hongaars acteur. Hij werd geboren in dat deel van Oostenrijk-Hongarije dat tegenwoordig bij Roemenië behoort. Hij was de jongste van vier kinderen van een bankier.
Voor de Eerste Wereldoorlog begon hij in Hongarije zijn acteercarrière op het toneel met verscheidene Shakespeare stukken. Tijdens de oorlog was hij officier in het Oostenrijk-Hongaarse leger. In 1919 verhuisde hij naar Duitsland waar hij een paar jaar acteerwerk verrichtte. In 1921 maakte hij de oversteek naar de Verenigde Staten van welk land hij in 1931 staatsburger werd.
Ook in de VS acteerde hij in films. Hij werd het beroemdst met zijn vertolking van Dracula in een filmproductie van Bram Stokers klassieke vampierverhaal.
Films
In de loop der jaren werden talloze films over Graaf Dracula gemaakt, waarvan hier alleen de belangrijkste worden vermeld.
De eerste op Dracula gebaseerde speelfilm was “Nosferatu, eine Symphonie des Grauens” van F.W. Murnau uit 1922, met Max Schreck in de rol van de vampier.
Omdat Murnau van de rechthebbenden geen toestemming kreeg om Dracula te verfilmen, bracht hij enkele veranderingen aan in het verhaal. Desondanks oordeelde de rechter dat Nosferatu inbreuk maakte op het auteursrecht van de erven Bram Stoker. Alle kopieën van de film moesten daarom worden vernietigd.
Omdat kopieën van de film al op grote schaal waren verspreid, bleek dit slechts gedeeltelijk mogelijk. Nosferatu leeft hierdoor tot op de huidige dag voort als een filmklassieker. In 1979 regisseerde Werner Herzog een remake van de film. Deze werd gedeeltelijk in de Nederlandse plaatsen Delft en Schiedam opgenomen.
In 1931 volgde de film “Dracula”. Geregisseerd door Ted Browning. Die zorgde voor heel wat griezel door de acteur die Dracula speelde. Dat was Bela Lugosi. Twee jaar na zijn dood in 1956 stond er in Engeland een nieuwe Dracula op:Christopher Lee. Met de film “Horror of Dracula” begon een nieuwe reeks Dracula-films. In de jaren ’80 was het stil rond Dracula. In 1992 maakte Francis Coppola “Bram Stoker’s Dracula”.
Twee filmaffiches uit 1931
De legendes rond de wrede middeleeuwse Walachijse heer Vlad Tepes die als Dracula bekend is geworden hebben er echter weinig mee te maken.
Roemenië
Graf Vlad Tepes 1476 in Snagov
De legende van Dracula veranderde in een mythe tijdens de 19de en de 20ste eeuw vooral dankzij het boek van Bram Stoker en dankzij de bejubelende films hierop geïnspireerd. De legende werd geboren in verband met de historische figuur van de Roemeense prins Vlad Tepes (1431 – 1476), wiens heerschappij reikte van 1456 tot 1462. Het was gedurende deze tijd een moeilijke periode in de geschiedenis van Roemenië, dat Dracula zijn meest beruchte militaire uitbuitingen tegen de Turken uitvoerde en ook zijn gruwelijkste wreedheden beging. Zijn talent als krijger en zijn bekende wreedheid maakte hem tot een zeer gevreesde vijand.
Meer dan wat ook is de historische figuur Dracula gekend om zijn onmenselijke wreedheid. Het spietsen van mensen, een van de gruwelijkste manieren van sterven die men zich kan voorstellen, was Draculas favoriete methode van marteling en executie, vandaar zijn naam Vlad de Spietser.
Deze reputatie werd versterkt door de aard van de relaties die hij had met de Bojaren in Wallachia en de handelaars in Transylvanie. Draculas wreedheden tegenover de mensen van Wallachia waren gewoonlijk pogingen om zijn eigen morele waarden op te dringen aan zijn volk.
Het schijnt dat hij vooral begaan was met eerlijkheid, vrouwelijke kuisheid, orde en trouw. Dracula stond erop dat zijn volk eerlijk en hardwerkend zou zijn. De grote meerderheid van zijn slachtoffers kwam van de handelaars en bojaren van Transylvanie en zijn eigen Wallachie. Velen hebben geprobeerd Draculas daden te rechtvaardigen op basis van politieke noodzaak.
De wreedheid en zijn straffen voor ontrouw en oneerlijkheid is in overeenstemming met zijn naam: Dracula. In het Roemeens betekend het de duivel”. In 1431 werd de vader van Vlad de Spietser (Vlad Dracula) gehuldigd met de “Orde van de Draak” door de keizer van het Heilige Roomse rijk Sigismund van Luxemburg. De Orde van de Draak was een ridderorde die zich wijdde aan de strijd tegen de Turken. Hun embleem was een draak, symbool voor de duivel. De naam van de prins, Dracula, komt overeen met zijn wrede aard. Van deze feiten- die werden vastgelegd in de geschiedenis – van het ontstaan naar een legende was maar een kleine stap. Deze overgang werd vergemakkelijkt door de behoefte van deze tijdsperiode aan fictie, aan de mystieke exotische geest die bestond en erkend werd in de literaire producties van de Europese, voornamelijk Westerse cultuur
Veel van de informatie over Vlad de Spietser komt van pamfletten, die uitgegeven werden in Duitsland en Rusland na zijn dood. De Duitse pamfletten zouden, tenminste in het begin, politiek geïnspireerd zijn. De pamfletten waren ook een vorm van massavermaak in een maatschappij waar het gebruik van de drukpers net wereldwijd verspreid geraakte. Gedurende de volgende jaren na Draculas dood werden de pamfletten talrijke keren herdrukt een groot bewijs van hun populariteit.
De Duitse pamfletten schilderden Dracula af als een onmenselijk monster die het land terroriseerde en onschuldige afslachtte met een sadistische vreugde. De Russische pamfletten namen een iets ander standpunt in. In Rusland werd Dracula afgebeeld als een wrede maar rechtvaardige prins, wiens daden dienden voor het algemene bestwil van zijn volk.
Ondanks zijn onmenselijke wreedheid wordt Dracula in Roemenië herinnerd als een nationale held die weerstand bood aan de Turkse veroveraars en die opkwam voor een nationale Roemeense soevereiniteit tegen het machtige Hongaarse koninkrijk.
Burcht Bran beter bekend als het Draculaslot
Het beroemde slot in het Roemeense-Karpatengebergte trekt al tientallen jaren toeristen. Het complex wordt in verband gebracht met de middeleeuwse vorst Vlad.
Uit De Telegraaf 26 januari 2007
Nieuwe bewoners kasteel Dracula
BRASOV – Het Draculakasteel in Roemenië is voor meer dan 100 miljoen euro verkocht aan een buitenlandse firma. Eigenaar Dominik Von Habsburg, een kleinzoon van de vroegere Roemeense koningin Maria, was aanvankelijk van plan om het optrekje te verkopen aan de Roemeense overheid.
De oorspronkelijke vraagprijs van 60 miljoen euro was voor de regering echter al te gortig. Het kasteel van Bran, de eigenlijke naam van Dracula’ s optrekje, trekt jaarlijks een half miljoen bezoekers. Of de nieuwe eigenaar met bloedgeld heeft betaald is onduidelijk.
Geraadpleegde bronnen o.a.:
Wikipdia
Atlantis De legende van Dracula
David Manners homepage
Foto Burcht Bran Telegraaf 2006
Eigen knipselarchief
(met dank aan Liesbeth de Nijs)
(klik op de plaatjes om ze te vergroten)
Maurice Auguste Chevalier werd op 12 september 1888 geboren in Parijs als jongste van negen kinderen. Zijn vader was een huisschilder die vaak zonder werk zat. Zijn moeder was van Belgische komaf.
Om thuis te helpen om aan de kost te komen ging hij op 11-jarige leeftijd van school om te gaan werken als leerling-graveur en fabrieksarbeider. Met een broer trad hij korte tijd op als acrobaat. Hij raakte echter dusdanig geblesseerd dat hij daar niet mee door kon gaan.
Daarom ging hij in Parijs zingen in cafés en zalen. Zijn eerste schreden in de echte showbusiness zette hij in 1901 toen hij 13 jaar oud was. Hij zong in die tijd met succes in een café, waar een theateragent hem zag optreden. Hij suggereerde hem om auditie te doen voor een lokale musical waar hij werd aangenomen.
Eigenlijk was het vreemd dat Maurice Chevalier juist met zingen doorbrak. Hij had een vrij zwakke en niet zo’n bijzondere stem. Om dat te compenseren voegde hij een beetje komedie aan zijn act toe. En dat werd door het publiek gewaardeerd.
Vanaf begin 1908 trad hij ook op in zijn eerste (toen nog stomme) films, gericht op een Frans publiek.
Fréhel
In 1909 kreeg hij een verhouding met de grootste Franse ster uit die tijd, Fréhel (werkelijke naam Marguerite Boulc’h, 14 juli 1891 – 3 februari 1951). Maar door haar verslaving aan alcohol en drugs eindigde hun verhouding in 1911.
In 1909 werd Chevalier ontdekt door de in die tijd ster van de Folies Bergère, Mistinguette (echte naam Jeanne Bourgeois, 5 april 1875 5 januari 1956). Ze werden partners in de revue en na zijn breuk met Fréhel ook geliefden, hoewel ze ruim 17 jaar in leeftijd verschilden.
Mistinguette
Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak werd hij opgeroepen voor militaire dienst. Na een paar weken aan het front werd hij in de rug geschoten en door de Duitsers gevangen genomen. Hij kwam terecht in het krijgsgevangenkamp Alten Grabow. Van zijn Engelse medegevangene leerde hij daar de Engelse taal. Na twee jaar, in 1916, wist hij met behulp van de vele relaties die Mistinguette had te ontsnappen.
In 1917 werd hij de ster van het “Casino” in Parijs, waar hij optrad voor een publiek bestaande uit Britse soldaten en Amerikanen. Hij ging naar Londen waar hij nieuwe triomfen vierde, hoewel hij zijn repertoire nog steeds in het Frans zong.
Na de Eerste Wereldoorlog nam zijn roem nog verder toe als de ster van de muziekzalen. Zijn handelsmerk waren zijn strohoed, zijn vlinderdas en zijn zwierige manier van lopen. Naast zijn werk op het toneel speelde hij ook in films.
Hij keerde terug naar Parijs en maakte daar een aantal van zijn bekende liedjes, zoals “Valentine” (1924). Hij speelde opnieuw in een aantal films en maakte diepe indruk met zijn rol in de operette “Dédé”. Hij ontmoette de Amerikaanse componisten George Gershwin en Irving Berlin en ze brachten “Dédé” naar Broadway. Het werd echter geen succes en Chevalier keerde in 1924 teleurgesteld terug naar Frankrijk waar hij een zelfmoordpoging ondernam.
In hetzelfde jaar ontmoette hij het jonge danseresje Yvonne Vallée waarmee hij in 1927 trouwde.
In 1927 schreef Al Jolson historie met de eerste volledig gesproken speelfilm. In 1929 besloot Maurice Chevalier daarom om naar de Verenigde Staten te gaan.
In datzelfde jaar al was hij de ster van zijn eerst Holywood muzikale film “Innocents of Paris”. Hij kreeg een Oscar nominatie voor zijn rol in “The Love Parade” (1929/1930). De volgende jaren maakte hij een tiental andere films in Amerika en zijn liedjes “Mimi”, “Louise”, en “Valentine” werden in de hele wereld populair.
In 1935 keerde hij terug naar Parijs maar ging door met het maken van Franse en Engelse films.
In 1937 scheidde hij van Yvonne Vallée en trouwde hij met het danseresje Nita Raya.
Hij trad op voor volle zalen. In 1937 vierde hij triomfen in de revue “Paris en Joie” in het “Casino” in Parijs en in 1938 in “Amours de Paris”. In die tijd nam hij ook nog een aantal andere van zijn beroemde liedjes op, zoals “Prosper” (1935), “Ma Pomme” (1936) en “Ça fait d’excellents français” (1939).
Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Dit werd een gevoelige periode voor de rst van zijn leven en zijn carrière. Ondanks het feit dat Frankrijk zich in 1940 overgegeven had en de Duitsers half Frankrijk bezet hadden ging Maurice Chevalier door met werken. Overigens deden veel andere artiesten dat ook. Zoals zoveel Fransen in die tijd was hij een groot bewonderaar van veldmaarschalk Pétain, een held uit de Eerste Wereldoorlog, die in 1940 staatshoofd werd van het met de Duitsers collaborerende regime in Vichy.
In dat jaar nam Chevalier zijn intrek in zijn huis in Cannes, samen met zijn joodse vrouw Nita Raya en haar ouders. Gedurende meer dan een jaar gaf hij veel concerten in die omgeving, soms zelfs in kleine dorpjes in de buurt. In september 1941 keerde hij echter terug naar Parijs als ster van de nieuwe revue “Bonjour Paris”, die opgevoerd werd in het “Casino”. De show werd een groot succes. Hij nam ook nog enkele nummers op, zoals “Ça sent si bon la France” and “La Chanson du Maçon”, waarvan bij beide liedjes de tekst door de Duitsers kon opgevat worden als positief voor hen. Daarom nodigden de Duitsers hem uit om op te treden in Berlijn en deel te nemen aan een discussie op “Radio Paris”, de spreekbuis voor de Franse Nazi propaganda. Hij wees dit aanbod af, maar accepteerde wel het aanbod van het regime in Vichy om op te treden in het krijgsgevangenkamp “Alten Grabow, het kamp waar hij in de Eerste Wereldoorlog gevangen gezeten had. Hij wilde echter geen gage ontvangen, maar bedong dat er in ruil voor zijn optreden tien Fransmannen uit het kamp werden vrijgelaten. Eind november 1941 zong hij voor een publiek van 3.000 gevangenen.
Begin 1942 keerde hij weer terug naar zijn huis in Cannes, maar in september was hij weer terug in Parijs in het “Casino” voor zijn nieuwe show “Pour toi Paris”.
In 1944 regelde hij een nieuw schuiladres en valse papieren voor de ouders van Nita. Maar na de invasie van de geallieerden in 1944 kwam Maurice Chevalier in de problemen. Hij werd het doelwit van de zuiveringscommissies die onder andere artiesten onder de loep namen die tijdens de oorlog sympathie voor de Duitsers getoond hadden of met de Duitsers hadden samengewerkt. Hij hoorde de geruchten en dook gedurende een aantal maanden onder om te ontsnappen aan de soms wat al te voortvarend te werk gaande zuiveringscommissies. Toen hij later werd verdedigd door veel artiesten en intellectuelen, waaronder Marlène Dietrich en de dichter Louis Aragon, keerde hij weer terug naar Parijs. Hij nam zelfs deel aan een parade op 10 oktober 1944 die georganiseerd was door de Franse communistische partij. De schaduw die over zijn gedrag tijdens de oorlog over hem hing scheen weer verdwenen te zijn, maar zijn imago was toch enigszins aangetast. In 1945 gaf hij weer concerten in het nu bevrijde Parijs, maar de Angelsaksische pers bleef hem onwelgezind. In de volgende jaren kreeg hij geen visum meer om naar Engeland te gaan. In januari 1945 maakte hij zijn comeback in het “ABC” theater in Parijs.
In 1946 scheidde hij van zijn vrouw Nita en begon hij met het schrijven van zijn memoires, “Ma route mes chansons”, waarvan er jaren later tien delen van waren verschenen.
Maurice Chevalier had altijd een goede smaak voor kunst. Na de oorlog begon hij zelf te schilderen en werd hij een gekend kunstverzamelaar.
In 1947 keerde hij weer terug naar Amerika, waar hij op dezelfde manier verwelkomd werd als voor de oorlog. Hij gaf er talrijke concerten en na een tournee van meer dan zes maanden keerde hij in mei 1948 weer terug in Frankrijk.
In 1949 was Chevalier een van de ondertekenaars van de “Stockholm Appeal”, een petitie namens de communistische partij die zich uitsprak tegen de nucleaire bewapening. Hoewel hij eigenlijk van nature nogal a-politiek was, kreeg hij nu problemen in Amerika waar een heksenjacht bezig was tegen alles en iedereen die zelfs maar in de verte iets te maken had met het communisme. Begin vijftiger jaren werd hij tot persona non grata verklaard in de Verenigde Staten. Omdat hij in het land dat hem twee jaar daarvoor nog met open armen ontvangen had niet meer kon optreden maakte hij een tournee door Canada, Zuid Amerika, het Midden Oosten en Europa. Als een van de eersten met een onemanshow bewees Chevalier, die toen al in de zestig was, hoe goed hij was in het optreden voor een publiek van verschillende nationaliteiten en culturen.
In 1952 kocht Chevalier een huis in Marne-la-Coquette, één van de voorsteden van Parijs. Hij doopte het “La Louque” ter nagedachtenis aan zijn moeder. In die tijd kreeg hij ook een relatie met Janie Michels, een jonge gescheiden vrouw met drie kinderen. Als onafhankelijke vrouw en schilderes moedigde zij hem aan om verder te gaan met de kunst.
In 1954 werd Chevalier weer toegelaten tot Amerika en in het volgende jaar maakte hij een Amerikaanse tournee die maar gematigd succesvol was. Verder trad hij op in verschillende films.
Begin 1956 was hij in Amerika toen hij van de dood van Mistinguette hoorde. Het greep hem diep aan en hij was een tijdlang in een depressie. In 1957 werd hij door regisseur Billy Wilder gecast voor de film “Ariane”, samen met Audrey Hepburn en Gary Cooper. Het grote succes van de film vormde een springplank naar nieuwe roem na zijn matige periode van na de oorlog. Maar bovenal was het zijn rol in Vincente Minelli’s film “Gigi”, ook opgenomen in 1957, die van hem opnieuw een internationale ster maakte. Het was een muzikale komedie, opgenomen in Hollywood en Parijs, gebaseerd op het boek van de Franse auteur Colette. In 1958 won de film negen Oscars, inclusief een Oscar voor Maurice Chevalier voor “zijn bijdrage aan de showbusiness gedurende meer dan een halve eeuw”. En de roem die hij vergaarde met “Gigi” bleef doorgaan tot aan zijn dood. Het Amerikaanse publiek klapte haar handen stuk bij de vele optredens en hij vierde triomfen als in zijn vroegere dagen. In Europa en Amerika werd hij uitgenodigd voor premières en andere evenementen, soms samen met staatshoofden. Hij verscheen op televisie, op de cover van tijdschriften en dineerde met president Eisenhower. Hij was een belangrijke man in de internationale showbusiness en soms zag men hem in gezelschap van jonge artiesten, zoals Brigitte Bardot.
Hij was tevreden met zijn sterrenstatus en werkte met een indrukwekkende energie en enthousiasme. Tussen 1960 en 1968 maakte hij acht films en ging weer op een lange tournee door de Verenigde Staten waar hij voor volle zalen optrad. Bij terugkomst in Frankrijk werd hij uitgenodigd voor een lunch met Charles de Gaulle.
In 1965 ging hij weer rondtrekken in Amerika met zijn show “Chevalier at 77” en gaf hij verschillende galavoorstellingen in andere landen, onder andere Zuid Afrika. Hij kon het optreden niet opgeven en eind 1967 maakte hij met zijn show “Eigthy Years Tour” opnieuw een tournee door Zuid Amerika, de Verenigde Staten, Canada en Europa.
Op 1 oktober 1968, hij was toen al tachtig jaar, begon hij aan zijn officiële afscheidsvoorstellingen in Théâtre des Champs-Elysées. Gedurende drie weken werd hij warm onthaald door het publiek dat hem door zijn vermoeidheid heen sleepte. Hij gaf een reeks prachtige en ontroerende concerten totdat hij op 21 oktober voorgoed uit de schijnwerpers verdween.
In 1970 accepteerde hij toch nog de uitnodiging om de titelsong voor Walt Disney’s tekenfilm “The Aristocats” te zingen. Dit was opmerkelijk omdat Chevalier enkele jaren daarvoor, nota bene op aanraden van Walt Disney, op 80-jarige leeftijd met pensioen was gegaan. En als Maurice Chevalier met pensioen zei, dan meende hij het ook. Gek genoeg stemde hij meteen toe, toen hij gevraagd werd. Hij deed het als een “eerbetoon aan Walt.” Later zei Chevalier hierover: “Ik had het voor niemand anders gedaan en voor geen enkel bedrag. De eer om mijn liefde en bewondering voor de enige echte Walt op deze manier te kunnen bewijzen was voor mij genoeg.”
Hij publiceerde ook nog “Môme à cheveux blancs”, het laatste deel van zijn enorme biografie. Na de reis naar de Verenigde Staten in de herfst van 1970 keerde hij definitief naar zijn huis “La Louque” terug, waar hij leefde met zijn laatste levensgezellin, Odette Meslier. Hij gaf regelmatig interviews aan journalisten van over de hele wereld. Op 12 september 1971 gaf hij zijn laatste verjaardagspartij voor een aantal goede vrienden. Niet lang daarna, nadat hij bijna een maand in het ziekenhuis had gelegen om een operatie aan zijn nieren te ondergaan, stierf hij op 1 januari 1972, op 83-jarige leeftijd, aan een hartstilstand. Hij werd ter aarde besteld op het kerkhof van Marnes-la-Coquette in Hauts de Seine. Hij heeft een ster in de Holywood Walk of Fame.
Citaten van Maurice Chevalier:
Vrijgezellen zijn voor vrouwen zoiets als veldheren die nog geen slag hebben verloren.
Een man van de wereld moet drankjes kunnen mengen en zijn vriendinnen uit elkaar kunnen houden.
Vrouwen zijn de kameleons van de liefde. Mannen zijn slechts de kleuren waaraan zij zich aanpassen.
Hou van het publiek zoals je van je moeder houdt
Oud zijn is zo slecht nog niet als je het alternatief in overweging neemt
Luister en kijk naar Maurice Chevalier
Geraadpleegde bronnen o.a.:
All Movie Guide
Findgrave
IMDb
RFI Musique
Tripod
Wikipedia
(met dank aan Liesbeth de Nijs)
(klik op de plaatjes om ze te vergroten)
Raspoetin, geboren als Grigori Jefimovitsj Novitsj Prokowskoje, ca,10 januari 1871 – Petrograd, 29 december 1916, was een Russische monnik en intrigant, beter bekend als Raspoetin. Er wordt gesuggereerd dat de naam Raspoetin Russisch is voor de losbandige, maar andere bronnen zeggen dat het staat voor een plaats waar twee rivieren elkaar ontmoeten.
Raspoetin kwam oorspronkelijk uit een boerenfamilie uit het district Tjoemen in Siberië. Hij werd ook wel eens de “gekke monnik” genoemd, maar hij was eigenlijk een religieuze pelgrim. Hij speelde een belangrijke rol aan het hof van de laatste Russische tsaar Nicolaas II en had daardoor direct of indirect mede invloed op de val van het tsarisme en de opkomst van het bolsjewisme.
Victoria, Alix, Helena, Louise, Beatrice van Hessen Darmstadt, (Darmstadt 1872 – Jekaterineburg 1918) was de laatste tsarina van Rusland. Nadat ze bekeerd was tot de Russisch Orthodoxe Kerk om met tsaar Nicolaas II te kunnen trouwen droeg ze de naam Alexandra Fedorovna. Alexandra werd in 1918 met haar echtgenoot en kinderen door de Bolsjewieken vermoord.
Alexandra was een van de vele kleindochters van Victoria die hemofilie, een erfelijke ziekte, doorgaf aan haar kinderen.
Tsaar Nicolaas II en de Duitse keizer Wilhelm, met wie Rusland in de oorlog verwikkeld raakte, waren neven. Geruchten deden de ronde dat Raspoetin en Alexandra Fedorovna leiders waren van een pro-Duitse groep aan het hof en een afzonderlijke vrede zochten met de centrale mogendheden in een poging het autocratische regime in Rusland veilig te stellen.
In 1905 arriveerde Raspoetin in Sint-Petersburg. Pas in 1907 kwam hij in contact met de tsarenfamilie toen de tsarina hem had opgeroepen. Door zijn grote macht aan het hof, zijn invloed op de Russische politiek en vooral door het feit dat veel mensen hem tijdens de Eerste Wereldoorlog als Duits spion zagen, werd hij vooral door de Russische adel steeds meer gewantrouwd.
Felix Joesoepov
Hij werd in de nacht van 28 op 29 december 1916 door de Russische prins Felix Joesoepov in diens paleis te Petrograd vermoord.
Deze moord is onderwerp van speculatie. Het meest gangbare verhaal is dat Raspoetin door Joesoepov bij hem thuis werd uitgenodigd voor een feest. Een bevriende arts moest een overdosis kaliumcyanide (KCN), genoeg om een stier te doden, in het voor Raspoetin bestemde gebak doen. Raspoetin is daar echter niet aan overleden, maar voelde zich wel onwel en ging naar buiten.
Daar vuurde Joesoepov een aantal kogels op hem af. Het lichaam werd vervolgens in een kanaal gegooid. De schoten bleken echter niet fataal, want uit autopsie bleek dat Raspoetin was verdronken.
Sommige mensen schrijven het feit dat Raspoetin de cyanide overleefde toe aan chronische gastritis – een aandoening die vaak het gevolg is van zwaar drinken. Dit zou kunnen verklaren waarom de opgenomen cyanide bij hem geen dodelijke uitwerking had. Het nieuws van Raspoetins dood werd gevierd en de moordenaars werden gezien als helden die Rusland hadden gered van de invloed van de Duitse Alexandra en de krankzinnige monnik Raspoetin.
Raspoetins moordenaars werden door tsaar Nicolaas II verbannen. Ironisch genoeg ontkwamen ze door deze straf aan gevangenneming en moord door de Bolsjewieken. Het lijk van Raspoetin werd tijdens de Februarirevolutie in 1917 door een volksgroep opgegraven en verbrand.
Schurk of Mysticus?
Als kind had Raspoetin doorlopend goddelijke visioenen en magische genezende krachten. Hij kon een paard genezen door het aan te raken. Afgezien van zijn genezingen, stond de adolescent bekend om zijn wellustige seksuele gedrag en verwierf zich om die reden de naam Raspoetin (‘de losbandige’).
Tegen zijn dertigste was Raspoetin getrouwd en vader van vier kinderen. Zijn zwak voor drank en paardendiefstal viel echter moeilijk te rijmen met een traditioneel gezinsleven. Toen hij, na beschuldigd te zijn van paardendiefstal, zijn dorp ontvluchtte en onderdook in een klooster, voltrok zich de religieuze bekering die hem de rest van zijn leven zou blijven inspireren.
Raspoetin met kinderen
Nadat zijn spirituele ervaringen hem hadden veranderd, verliet Raspoetin zijn dorp als een strannink – een pelgrim of een zwerver – en reisde door grote delen van Rusland en het buitenland. Tijdens deze reizen waste en verschoonde hij zich in geen maanden, en om de ontberingen nog te vergroten droeg hij ijzeren ketens. Door deze zware pelgrimstochten, waarvan één hem naar de Heilige Berg Athos in Griekenland voerde, kwam hij in de gunst bij invloedrijke beschermheren zoals Hermogen, de bisschop van Saratov.
In de loop van zijn omzwervingen raakte Raspoetin onder de invloed van de ‘Khlysty’, een verboden ketterse sekte die geselingen en seksuele orgieën beoefende. Deze eigenaardige combinatie van vroomheid en seksuele promiscuïteit trok in hoge mate de belangstelling van ‘de losbandige’ en zou de basis voor Raspoetins latere religieuze praktijken vormen. De overtuiging dat men dichter tot God kon naderen door bewust de vleselijke zonde te begaan en daarvoor vervolgens vurig boete te doen, zou hem nooit verlaten.
Macht en Roem
Naarmate Raspoetins roem groeide, tijdens zijn reizen had hij indruk gemaakt op zowel aristocraten als geestelijken, nam ook de intensiteit van zijn visioenen toe. De Heilige Maagd Maria verscheen hem een keer en spoorde hem ertoe aan naar Sint Petersburg te gaan om daar de keizerlijke familie te helpen.
Raspoetin zette zijn eerste stap op weg naar de hoofdstad in 1902 toen hij de stad Kazan, niet ver van de Wolga, bezocht. Hij vormde in korte tijd een zich steeds verder uitbreidende groep discipelen en sympathisanten onder de welgestelde klassen. Deze betere kringen, niet afgeschrikt door Raspoetins hypnotiserende ogen, lange vuile baard en twijfelachtige persoonlijke hygiëne, zagen hem als een ‘staret’ (een heilige).
Tegen 1903 hadden de berichten over een machtige mysticus uit Siberië, met wilde, lichtende ogen en een maniakale blik, Sint Petersburg bereikt. Raspoetin leek het moment om zijn entree maken in deze hogere kringen precies goed te hebben gekozen: Sint Petersburg kende grote seksuele tolerantie – zelfs de kranten stonden vol advertenties voor behandelingen van geslachtsziekten, en er heerste koortsige belangstelling voor mysticisme. De aristocratie was bezeten van alles wat met occultisme te maken had en spiritistische bijeenkomsten en Ouija-borden waren dagelijkse kost.
In 1905 ontmoette Raspoetin een theoloog die aan het hoofd stond van een religieus genootschap en de biechtvader was van de tsarina Alexandra Fjodorovna. Hij werd voorgesteld aan het hof op voorspraak van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en twee zwartharige nonnen – bekend als de kraaien’. Deze kraaien hadden veel invloed op de toestroom van mystici aan het hof. In het verleden was aan het Russische koninklijk hof de traditie ontstaan om heilige mannen te ontvangen zodat hun krachten op vele wijzen konden worden aangewend, men name om de geboorte van mannelijke troonopvolgers zeker te stellen.
Tsaar Nicolaas II
Tsaar Nicolaas II noteerde de eerste ontmoeting in zijn dagboek op 14 november 1905, We hebben kennis gemaakt met een man van God, Grigory, uit de provincie Tobolsk.
Als altijd succesvol met de dames, maakte Raspoetin ook diepe indruk op de tsarina (keizerin) Alexandra Fjodorovna. Ze raakte volledig overtuigd van zijn krachten toen hij op wonderbaarlijke wijze in staat bleek de zwakke, aan hemofilie lijdende, Russische troonopvolger Alexis Nikolajevitch van zijn bloedingen te verlossen.
Volgens een van de theorieën over Raspoetins vermogen om de bloedingen van Alexis te stoppen, gebruikte hij een soort hypnose om het hartslagritme van de jongen te vertragen, daardoor de kracht van de bloedcirculatie afnam. Nadat hij Alexandra zijn bovennatuurlijke krachten had bewezen werd hij al vlug haar vertrouwenspersoon en persoonlijk raadsman, en bracht haar elke week een bezoek in het paleis
De popgroep uit de jaren 70, Boney M, karakteriseerde op humoristische wijze de daden van Raspoetin: Most people looked at him with terror and fear/But to Moscow chicks he was such a lovely dear (De meesten bekeken hem met angst en beven/Maar de vrouwen in Moskou vonden hem zon lieve schat).
Geraadpleegde bronnen o.a.:
Spectrum encyclopedie
Encarta encyclopedie
Wikipedia
Eigen archief
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.