Nostalgie



 

Andy Williams

(klik op de afbeeldingen om ze te vergroten)

Howard Andrew Williams werd op 3 december 1927 geboren Wall Lake (Iowa), een plaatsje met minder dan 1.000 inwoners. Zijn vader was Jay Williams, een postbeambte bij de spoorwegen en zijn moeder was Florence Williams-Finley. Hij had drie oudere broers, Bob, Don en Dick en een zuster Jane. Andy zong al heel jong met zijn drie broers in het kerkkoor van de lokale Presbyteriaanse kerk dat door zijn ouders was opgericht. Hij maakte al op achtjarige leeftijd zijn professionele debuut toen hij met zijn broers deel ging uitmaken van het Williams Brothers Quartet, waarmee ze regelmatig optraden voor het radiostation WHO in de “Iowa Barn Dance Show” in Des Moines (Iowa). De harmonieus zingende broers werden populair op de radio en ze traden tijdens de oorlogsjaren met succes op voor de radio in onder andere Chicago en Cincinatti. Tussendoor haalde Andy zijn Middelbare School.

Uiteindelijk trokken de broers de aandacht van Bing Crosby die hen liet meezingen op de plaat van zijn grote hit “Swinging on a star” (1944). Ze traden ook op in muzikale films, zoals “Janie” (1944), “Kansas City Kitty” (1944), “Something in the Wind” (1947) en “Ladies’ Man” (1947). In 1947 gingen ze samen optreden met de zangeres Kay Thompson in haar nachtclub show. Ze bleven bij deze populaire show tot ze in 1951 als groep uit elkaar gingen. Andy was de enige van de broers Williams die naar de oostkust van de Verenigde Staten ging om te proberen om daar een carrière als solozanger op te bouwen.

Zijn carrière kreeg een belangrijke impuls toen hem in 1953 werd aangeboden om te gaan optreden in de “Tonight” show van Steve Allen. Daardoor kreeg hij in 1956 zijn eerste platencontract bij Cadence Records. Hij maakte zijn eerste album en de mooie ballade “Canadian Sunset” van deze plaat haalde hij de top 10 in de hitparade. Dit nummer werd gevolgd door “Butterfly” (Amerikaanse nummer 1 hit in 1957), “Lonely Street”, “I Like Your Kind of Love”, “Are You Sincere”,  “The Village of St. Bernadette en “The Hawaiian Wedding Song”. Voor de laatste kreeg hij vijf Grammy nominaties.

Bij zijn pogingen om in de gunst van het publiek te komen werd hij geholpen door een muzikale televisieshow die hij in 1957 presenteerde naast June Valli. En in het zomerseizoen werd deze show vervangen door zijn eigen show. Intussen ontwikkelde hij zich tot de topfavoriet van de nachtclubs.

In 1962 stapte hij over naar het label Columbia Records waaruit zijn top 10 hit “Can’t Get Use to Losing You” voortkwam en waardoor hij kon gaan samenwerken met Henry Manchini. Hij inspireerde hem eerder tot zijn lijflied “Moon River”, het Oscar-winnende nummer uit de populaire film van Audry Hepburn “Breakfast at Tiffany’s” (1961). Andy had de eer om het lied te mogen zingen tijdens de Oscar-uitreiking. Andere grote successen boekte Andy met de titelsongs van de films “Days of Wine and Roses” (1962), “Dear Heart” (1964) en “Love Story” (1970).

Een poging om zijn faam te gebruiken voor een succesvolle filmcarrière was een van de weinige misstappen uit zijn loopbaan. Hij speelde in de luchtige en belachelijke komedie van Ross Hunter “I’d Rather Be Rich” (1964) met Sandra Dee in de hoofdrol. Hij kruiste de degens met een andere zanger Robert Goulet. Beiden zongen ze in de film en samen zongen ze ook de titelsong. De hele film stelde niets voor en is alleen vermeldenswaard omdat het zijn enige acteerprestatie was in een speelfilm.

Wat hem werkelijk bekend maakte was het fenomenale succes van zijn wekelijkse televisieshow “The Andy Williams Show” (1962). Andy gedroeg zich heel natuurlijk voor de televisiecamera’s en zijn duetten met zanglegendes als Ella Fitzgerald, Judy Garland en Peggy Lee betoverden het kijkerspubliek week na week. Om de cirkel rond te maken nodigde hij vaak zijn broers uit om samen met hen te zingen. Hij introduceerde ook een andere getalenteerde zeven jongens tellende groep, The Osmond Brothers. De show liep tot 1971 en won zeven Emmy Awars voor de “beste muzikale/variété serie” en Andy zelf ontving een aantal keren een nominatie voor de beste artiest.

Op 15 december 1961 trouwde Andy met de mooie zoetgevooisde, 15 jaar jongere, Franse zangeres Claudine Longet (geboren in Parijs op 29 januari 1942). Ze kregen drie kinderen, dochter Noelle en zonen Christian en Robert. Zij had nog een klein hitje met het lied “Love Is Blue”. Zijn familie ging deelnemen aan zijn jaarlijkse Kerst specials op televisie. Hoewel ze in 1969 scheidden bleef Claudine in de eerste helft van de jaren zeventig in deze Kerst specials optreden.

Op 6 augustus 1966 opende Andy Caesar’s Palace casino in Las Vegas. Naast zijn andere werk was hij daar de volgende 20 jaar de hoofdattractie. Na het einde van zijn televisieshows ging Andy op tournee door de Verenigde Staten en de rest van de wereld.

Om zijn kinderen te beschermen tijdens het proces tegen zijn ex Claudine Longet ging hij het een tijdlang rustiger aan doen. Claudine had haar minnaar, de skiër Spider Sabich, in 1976 in Aspen doodgeschoten. Zij beweerde dat het een ongeluk was en moest maar 30 dagen de cel in. Andy ging naar haar toe in Aspen, maar zij ging er met haar (getrouwde) advocaat vandoor naar Mexico.

In de jaren zeventig leek de nette en in gebreid vest geklede Andy te rechtlijnig en te netjes om een jonger publiek aan te spreken. Niettemin trad hij een aantal keren als gastheer op bij de uitreiking van de Grammy Awards en maakte hij nog een aantal shows die maar een kort leven beschoren waren. Hij bleef nog wel regelmatig optreden.

Op 3 mei 1991 trouwde hij voor de tweede keer met de ontwerpster Debbie Haas. Tot op heden zijn ze nog met elkaar getrouwd.

Begin negentiger jaren stopte hij met zijn tournees en op 1 mei 1992 opende hij zijn zeer moderne eigen theater in het kleine plaatsje Branson (Missouri), The Andy Williams Moon River Theater. Hij heeft daar 8 tot 12 optredens per week in het voorjaar en in het najaar en rond Kerst. Af en toe treedt hij in de zomer en in de winter op in Europa en in Japan.

Andy en zijn vrouw Debbie wonen in Branson op enkele kilometers van het theater. Hun prachtige Franse landhuis ligt op een golfbaan (Andy is een fervent golfer) en kijkt uit over het mooie Lake Taneycomo, dat beroemd is om zijn koele water en het vissen naar forel.

Kijk en luister naar Andy Williams

The Hawaiian Wedding Song

Can’t Get Used To Losing You

Moon River

Days of Wine and Roses

The Way You Look Tonight

Where Do I Begin (Love Story)

Speak Softly Love (uit The Godfather)

Danny Boy

Andy Williams en Claude Longet Silent Night

Geraadpleegde bronnen o.a.:

IMDb

Music AOL

Musician Guide

Netglimse

Sing 365

The Biography Channel

TV.com

Wikipedia

Terug naar Nostalgie


Petula Clark

(klik op de afbeeldingen om ze te vergroten)

Petula Sally Olwen Clark werd op 15 november 1932 geboren in de Engelse plaats Ewell (Surrey). Haar vader kwam uit Engeland en haar moeder uit Wales. Het was een muzikaal meisje dat zong op schoolconcerten en in het kerkkoor.

In 1942 maakte ze haar radiodebuut toen ze met haar vader aanwezig was bij een radio-uitzending van de BBC voor de troepen in het buitenland, in de hoop dat ze een bericht konden inspreken voor haar oom. Tijdens een luchtaanval vroeg de producer of er iemand kon optreden om het zenuwachtig geworden publiek te vermaken. Petula wilde dat wel en ze gaf tot groot enthousiasme van het publiek in het theater een vertolking van het lied “Mighty Lake a Rose”. Vervolgens trad ze 500 keer op voor dit radioprogramma. Samen met een ander kindsterretje, July Andrews, toerde ze vaak door de UK en ze kreeg de bijnaam van “De Britse Shirley Temple”. Ze werd de mascotte van de Britse en Amerikaanse troepen die haar foto op hun tanks plakten om hen geluk te brengen. Ze was zo populair dat ze gevraagd werd om op het Trafalgar Square op te treden tijdens de nationale overwinningsfeesten.

In 1944 trad ze op in de Royal Albert Hall in Londen. Filmregisseur Maurice Elvey bezocht haar optreden en was zo onder de indruk van haar dat hij haar castte voor het sentimentele oorlogsdrama “Medal for the General”, waarin ze een verwaarloosd weeskind speelt. Sinds die tijd heeft ze opgetreden in meer dan 30 Britse en Amerikaanse films.

In de veertiger en vijftiger jaren was ze te gast in een ontelbaar aantal radioshows. Ze was in de UK een soort televisiepionier omdat ze in de veertiger jaren optrad in experimentele uitzendingen van de televisie. In de begintijd van de officiële uitzendingen werd ze gastvrouw in haar eigen televisieshows, waarvan Pet’s Parlour” het langst liep en de populairste van haar shows was.

Hoewel ze in de veertiger jaren regelmatig concerten gaf en ze op radio en televisie zong, duurde het tot 1949 voor ze haar eerste liedje op de plaat zette, “Music, Music, Music”. Het was het begin van de vele opnames die zouden volgen. Nu heeft ze meer dan 1.000 liedjes opgenomen en het is nog niet afgelopen. Haar eerste hits waren kinderliedjes, zoals “Where Did My Snowman Go” (1952) en “The Little Shoemaker” (1954). Tot op heden heeft ze meer dan 68 miljoen platen verkocht.

In antwoord op de RockAnd Roll rage van eind jaren vijftig nam ze in 1961 “Sailor”, “Romeo” en “My Friend The Sea” op waarmee ze weer in de top van de hitparades in de UK stond.

Petula en Claude

In 1957 was ze uitgenodigd om te zingen in het Olympia theater in Parijs. Al na één lied was het publiek wildenthousiast en een nieuw hoofdstuk van haar carrière was daarmee begonnen. Men vroeg haar om platen in het Frans op te nemen. Eerst wees ze dat af, maar ze werd al snel overtuigd om het toch te doen door de PR man van het platenlabel Vogue, de Fransman Claude Wolff, op wie ze direct hopeloos verliefd werd. In juni 1961 trouwden ze eerst voor de wet in Frankrijk en daarna voor de kerk in haar geboorteland Engeland. Omdat ze aan haar imago van kindsterretje in de UK wilde ontsnappen verhuisde ze naar Frankrijk. Met Claude kreeg ze al snel kort na elkaar twee dochters Barbara Michelle en Katherine Natalie. In 1972 kregen ze nog een zoon Patrick.

Petula met gezin

Begin zestiger jaren vond ze een nieuwe weg in haar zangcarrière, die van Franse zangeres, waarbij ze zelfs concurreerde met de (nog in leven zijnde) legendarische Edith Piaf. In de schappen van Franse en Frans-Canadese platenwinkels staat ze nog steeds geclassificeerd onder “Franse zangeres”. Naast haar status van Franse popster begon ze ook succes te krijgen met platen die ze in het Duits en Italiaans opnam. Midden zestiger jaren was ze een superster in heel Europa met nummer één hits in verschillende landen en gezongen in verschillende talen. Het is interessant om te zien dat elk van haar Europese hits uit die tijd totaal verschillend waren, iets dat sindsdien door geen enkele zanger of zangeres geëvenaard is.

In 1963 en 1964 zat haar carrière in Engeland wat in het slop. Componist Tony Hatch, die haar geholpen had bij de platenmaatschappij Vogue in Frankrijk en bij Pye Records in de UK, het label  dat nog steeds haar platen in de UK verspreidde, vloog naar Parijs met nieuw materiaal voor een Engelstalige plaat waarvan hij hoopte dat dit haar zou interesseren. Maar ze vond geen van de nummers goed genoeg. Wanhopig geworden speelde hij voor haar een paar akkoorden van een liedje dat hij nog niet afgemaakt had en dat geïnspireerd was door zijn eerste reis naar New York kort daarvoor. Toen ze de muziek hoorde zei ze hem dat, als hij een tekst kon schrijven die evengoed was als de melodie, ze het nummer als volgende plaat wilde opnemen. Het werd het nummer “Downtown”.

Geen van beiden kon bevroeden wat voor impact dit lied op hun beider carrière zou hebben. Het nummer werd eind 1964 in vier verschillende talen uitgebracht. Het werd een daverend succes in de UK, Frankrijk (in de Franse en Engelse versie), Nederland, Duitsland, Australië, Italië en zelfs in landen als Rodesië (huidige Zimbabwe), Japan en India. Tijdens een bezoek aan het kantoor van Vogue Records in Parijs hoorde de directeur Joe Smith van Warner Brothers het lied en kocht prompt de rechten van het nummer voor de Verenigde Staten. Nadat “Downtown” daar was uitgebracht stormde het lied naar de nummer één plaatst in de hitparade. Daarmee was Petula’s naam in de Verenigde Staten gevestigd en ze kreeg er een Grammy voor. In januari 1965 waren er in de Verenigde Staten al drie miljoen plaatjes van dit nummer verkocht. Ze volgde in 1965 al snel met het nummer “I Know A Place” dat het tot de derde plaats bracht en haar een tweede Grammy bezorgde. Er volgden nu een groot aantal nummers die in Amerika de top 40 haalden. Petula Clark had 15 top 40 hits in de Verenigde Staten, waaronder twee die op nummer één kwamen. Internationaal gezien scoorde ze met 159 platen ooit ergens in de wereld een top 40 nummer.

Uit die tijd stammen ook haar nummers: “My Love” (1965), “A Sign of Times” (1966), “I Couldn’t Live Without Your Love” (1966), “This Is My Song” (uit de Charley Chaplin film “A Countess from Hong Kong” en het nummer is ook geschreven door Chaplin) (1967) en “Don’t Sleep In The Subway” (1967).

In 1967 zongen Petula Clark en Harry Belafonte een duet in haar show en ze raakte tijdens het zingen zijn arm aan. Een vertegenwoordiger van Chrysler, de sponsor van de show, gaf opdracht aan de regisseur om het duet opnieuw op te nemen, waarbij Petula niet meer Harry’s arm mocht aanraken. De reden daarvan was dat hij dacht dat de kijkers in het zuiden van de Verenigde Staten boos zouden worden als ze een blanke vrouw een zwarte man zagen aanraken. En Chrysler verkocht veel auto’s in het zuiden van Amerika. Petula deed het duet over, maar toen ze erachter kwam wat de reden was waarom het duet overgedaan moest worden stormden zij en haar man, de producer van de show, de regiekamer binnen en gaven ze de regisseur opdracht om de tweede opname te vernietigen en de eerste erin te houden. Zoals verwacht weigerden veel televisiestations in het zuiden van Amerika om de show uit te zenden en Chrysler kreeg veel woedende brieven van mensen die zeiden dat ze nooit meer een Chrysler zouden kopen vanwege hun sponsoring van deze show.

In de zestiger jaren had ze succes met twee muzikale Hollywood films, “Finian’s Rainbow” (1968), met als tegenspeler Fred Astaire (zij werd genomineerd als Beste Actrice voor de Golden Globe Award) en  “Goodbye Mr. Chips” (1969) met Peter O’Toole. In de zestiger jaren had ze ook talloze optredens voor de televisie als gast, als gastvouw van twee populaire series voor de Britse televisie en drie TV Specials voor de Amerikaanse televisie. Ze bleef ook succesvol optreden. In 1966 gaf ze uitverkochte concerten op de Copacabana, bij Ceasar’s Place in Las Vegas en in de Coconut Grove in Los Angeles met grootheden als Frank Sinatra en Barbra Streisand in het publiek.

In de zeventiger jaren was ze een erkende superster in Las Vegas en oogstte ze grote waardering bij zowel de critici als het Amerikaanse publiek. Ze gaf series concerten in Frankrijk en Canada en had in heel Europa optredens voor de televisie. Ze was gastvrouw in nog twee populaire series in Engeland en ze was een veel gevraagde gast voor de Amerikaanse televisie.

In de tachtiger jaren verwierf ze faam met een Country nummer “Natural Love” (1982). Daarna werd ze een gevierd artieste op het toneel van Londen’s West End met haar rol van Maria in “The Sound of Music”. Oorspronkelijk zou de musical voor zes maanden lopen, maar door de grote vraag naar kaartjes werd dit uitgebreid tot dertien maanden. De echte Maria von Trapp, op wie haar rol gebaseerd was, noemde haar “de beste Maria die ze ooit gezien had”. In 1989 trad ze op in de door haar zelf geproduceerde musical “Someone Like You”, waarvoor ze ook de muziek schreef.

In de negentiger jaren maakte Petula haar debuut op Broadway in de zeer succesvolle productie “Blood Brothers” (1993), met als tegenspelers David en Shaun Cassidy. De hele productie ging daarna op een eveneens zeer succesvolle tournee door Amerika.

In 1998 keerde Petula terug naar Engeland om daar uit handen van Koningin Elisabeth de zeer prestigieuze onderscheiding Commander of the Order of the British Empire (CBE) in ontvangst te nemen voor haar legendarische carrière.

Vanaf september 2000 trad ze op in Lloyd Webbe’rs “Sunset Boulevard”, waarin ze de rol van Noram Desmond speelde. Tot op heden heeft nog niemand deze rol zo vaak gespeeld als Petula. Na haar optreden in het Adelphi Theatre in Londen’s West End maakte ze met dezelfde productie een tournee door de Verenigde Staten.

Op 28 oktober 2000 presenteerde ze haar nieuwe One Woman Show in het St. Denis Theatre in Montreal (Canada). De show gaf een overzicht van haar leven en haar carrière en oogstte grote bijval.

In mei 2001 stond ze met een twee uur durend concert in de schijnwerpers als de finale van het een maand durende Virginia Arts Festival. De show werd opgenomen door PBS en in december 2001 volgde een landelijke uitzending in Amerika. Een bijbehorende documentaire “Petula Clark: This Is My Song” werd eveneens door veel PBS stations in de Verenigde Staten uitgezonden.

Begin 2002 gaf ze in Californië een concert in het Richard en Karen Carpenter Center en in maart was ze een van de deelnemers aan een show ter ere van de legendarische componist Johnny Mercer. Daarna vertrok ze weer naar Engeland om daar een tournee langs veertien steden te maken.

In 2003 ontving ze de Grammy Hall of Fame Award voor haar tijdloze vertolking van “Downtown”. In september 2003 keerde ze, na een afwezigheid van 38 jaar, terug in het Olympia in Parijs om daar tot groot enthousiasme van het publiek op te treden. Oud en Nieuw van 2003 naar 2004 gaf ze twee concerten in Vevey (Zwitserland).

Begin maart 2004 vertrok ze naar Australië en Nieuw Zeeland voor een uitverkochte tournee in twaalf steden. Begin april gaf ze twaalf voorstellingen in het Atlantic Hilton Casino in New Yersey (VS). Op 23 en 24 april speelde ze weer de rol van Norma Desmond in Cork (Ierland) met het beroemde BBC Concert Orchestra voor een radio-uitzending van “Sunset Boulevard” met als tegenspeler Michael Ball. Op 12 juli 2004 gaf ze een avondvullend concert in het Hummingbird Centre in Toronto (Canada). Daarna vertrok ze naar Los Angeles waar ze optrad in de Hollywood Bowl, in een concert met verschillend andere artiesten, ter ere van Peggy Lee.

Begin 2005 maakte ze weer een tournee door Engeland om vervolgens met Andy Williams gedurende een aantal maande te gaan optreden in het Moon River Theater in Branson (VS). In de herfst van 2006 jaar gaf ze nog een reeks concerten In de Verenigde Staten en Canada.

In november 2006 was Petula het onderwerp van een vierdelige BBC documentaire getiteld “Petula Clark: Blue Lady”. Samen met Michael Ball en Tony Hatch gaf ze een concert in het Theatre Royal Drury Lane, dat een maand daarna door de BBC werd uitgezonden. In december 2006 trad ze voor het eerst op in IJsland. Het verzamelalbum “Duets” met onder andere Dusty Springfield, Peggy Lee, Dean Martin, Bobby Darin en de Everly Brothers kwam in februari 2007 uit. In juli verscheen het album “Solitude and Sunshine” met studio-opnamen van nieuw materiaal van de componist Rod McKuen. In maart 2007 was ze de gastvrouw van “My Music: The British Beat” in de Verenigde Staten uitgezonden door PBS, met een overzicht van wat men in de Verenigde Staten “de Britse invasie” noemt in de jaren 60. Daarna gaf ze weer een reeks concerten in de Verenigde Staten, Engeland, Canada, Australie en Nieuw Zeeland. Ze is te horen op de soundtrack van de film “Downtown: A Street Tale” uit 2007.

Kijk en luister naar Petula Clark

Downtown

I Know a Place

My Love

A Sign of the Times

This Is My Song

I couldn’t Live Without Your Love

Don’t Sleep In The Subway

Geraadpleegde bronnen o.a.:

45 RPM

IMDb

Info Please

NNDB

Petulaclark.co.uk

Petulaclark.net

Wikipedia

YAHOO music

Terug naar Nostalgie


We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten