Componisten



 

Claude Debussy

(door Ilse Steel)

 

(klik op de plaatjes om ze te vergroten en op de blauwe titel van de muziek om die te horen en zien)

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

 

Debussy

als kind

Claude, Achille Debussy werd op 22 augustus 1862 geboren in het Franse Saint-Germain-en-Laye, als zoon van Manuel Achille Debussy en Victorine Manory. Claude was de oudste van vijf kinderen.

Zijn ouders bezaten in die tijd een kleine keramiek- en porseleinwinkel. Daar de zaken steeds slechter gingen verhuisde het gezin in 1864 naar Parijs waar de vader Manuel, een bescheiden betrekking kreeg bij de spoorwegmaatschappij Fives-Lille.

Pas in 1864 werd Claude gedoopt, Peter en Meter waren: Achille Antoin Arosa en Octavie de La Ferronnieré, tante langs vaderszijde. Van zijn moeder leerde Debussy lezen en schrijven.

Op 6 jarige leeftijd kreeg Claude voor het eerst pianolessen van Giovanni Cerutti in Cannes. Het was de schoonmoeder van de dichter Verlaine, mevrouw Mauté de Fleurville, die de muzikale talenten van de tienjarige knaap naar waarde schatte.  Door haar stimulans kon Debussy als leerling worden ingeschreven aan het Parijse conservatorium. Daar studeerde hij theorie en piano.

Debussy studeerde theorie bij Albert Lavignac. De pianodocent Marmontel onderkende al snel het buitengewone talent van Debussy.

Hij studeerde harmonieleer bij Emile Durand en korte tijd orgel bij César Auguste Franck. Deze orgellessen stonden hem niet aan omwille van het strakke modulatieschema dat Franck zijn leerlingen oplegde.

Om zijn toelage aan te vullen gaf hij pianolessen en begeleidde hij welgestelde amateurs. Dit tijdelijke werk in rijke families voerde hem vaak ver buiten Parijs. Zijn reizen naar Italië en Rusland zouden een bijzondere sterke invloed hebben op zijn geestelijk en intellectuele leven.

In 1879 werd hij voorgesteld aan Marie Blanche Vasnier, wier mondaine en culturele kring voor zijn vorming van groot belang is geweest. Marie-Blanche Vasnier was 30 jaar oud toen Debussy haar leerde kennen.

Ze was getrouwd met Pierre Vasnier, een architect. Blanche was een goede zangeres. Pierre bekommerde zich om de vorming en carrière van de jonge Debussy en liet oogluikend toe dat Debussy wel erg verliefd naar Blance keek. De vriendschap met de Vasniers duurde tot 1890. Debussy droeg enkele van zijn vroege liederen aan haar op.

Vasnier

Trio

Von Meck

Op 18 jarige leeftijd trad hij in dienst van Nadesjda von Meck, als gouverneur van haar kinderen. Nadesjda von Meck was de beroemde beschermvrouwe van Tsjaikovski. Met haar reisde hij door Europa en zag in Wenen Wagners Tristan en Isolde.

Ook bracht hij drie zomers door bij Nadesjda von Meck als pianist van het ‘huistrio’ (bestaande uit P.Danilchenko, Ladislas Pachulsky en Claude Debussy).

Hij speelde er voor de familie en gaf muziekles aan de vele kinderen, die zich Debussy herinnerden als een vrolijke maar fijngevoelig Fransman, die geen moment stilstond en het hoognodige vertier bracht binnen de stoffige atmosfeer van huize von Meck.

Guiraud

Na zijn terugkeer volgde hij compositieleer bij Ernest Guiraud, die hem aanraadde eenvoudiger te schrijven wilde hij in aanmerking komen voor de Prix de Rome. Debussy vond hier zijn ware leraar en leidsman, en hield er een levenslange vriendschap aan over. Ook krijgt hij hulp van Charles Gounod bij het componeren van zijn cantate voor Rome.

Gounod

In 1884 verwierf Debussy als 22 jarige met de cantate “L’enfant prodigue” de Grand Prix de Rome, een vooral toen hoog geachte onderscheiding. Een hieraan verbonden verblijf van twee jaar in Rome, Villa Medici, beviel hem echter slecht. Debussy had in Rome twee orkestwerken geschreven, “Zuleima” en “Le Printemps”, geïnspireerd door het beroemde schilderij van Boticelli. Beide composities werden door de examencommissie van de Academie zwaar bekritiseerd vanwege hun non-conformisme. 

Belangrijk voor zijn muziek was ook de ontdekking van Javaanse en Spaanse muziek op de wereldtentoonstelling van 1889. Vooral het Javaanse gamelanorkest oefende een magische aantrekkingskracht op hem uit.

Villa Medici 1885

Mallarmé

Teruggekeerd in Parijs verbrak hij alle oude banden, ook zijn langdurige verhouding met Gaby Dupont, en zocht aansluiting bij de Parijse kringen van literatoren en beeldend kunstenaars, geconcentreerd rondom de dichter Stéphane Mallarmé.

Symbolisme, art nouveau en de belangrijkste stromingen in filosofie en psychologie van die tijd, vooral de nieuwe opvattingen over de wereld van de droom, hebben zijn werk beïnvloed. Debussy ging graag om met erudiete mensen en raakte bevriend met Baudelaire, Verlaine en Mallarmé.

Tussen 1887 en 1893 maakte Debussy kennis met de muziek van Wagner. Hoewel hij deze in het openbaar afkeurde, zagen veel critici dit  als een pose die hij aannam om zijn bewondering en angst te verbergen voor de muziek van de Duitse componist.

Hoewel hij Wagner betitelde als een ‘oude gifmenger’ is diens invloed duidelijk aanwezig in “La Demoiselle, Pelléas et Mélisande” (1902) en “Le Martyre de Saint Sébastian” (1911).

Wagner

Een gedicht van de hand van Stéphane Mallarmé inspireerde Debussy tot zijn eerste echte meesterwerk, “Prélude à l’après-midi d’une faune”, 1894. Het gedicht van Mallarmé beschrijft een groepje vrouwen in de zinderende hitte van een zomermiddag en Debussy’s muziek is een meesterlijke weergave van  de erotisch geladen, hallucinaire atmosfeer van het gedicht.  Op de première werd het door het publiek goed ontvangen, maar de critici waren verbijsterd. De dichter was echter enthousiast en vond de interpretatie van Debussy volledig in overeenstemming met de tekst. Dit meesterwerk is kenmerkend voor Debussy’s subtiele, suggestieve muziek: een gevoel van onvolledigheid, van volkomen vaagheid, met flarden van thema’s die nooit helemaal lijken te zijn uitgewerkt.

Intussen had hij ook kennis gemaakt met Maeterlincks “Pelléas et Mélisande” (1902) en met de hulp van Mallarmé ontstaat de gelijknamige opera, een mijlpaal in de geschiedenis van het genre.

Op de première, in 1902 in de Parijse Opéra Comique, werd het werk met gemengde gevoelens ontvangen. De tegenstrijdige reacties maakte een einde aan de vriendschap tussen Debussy en Maeterlinck die in het openbaar een aanval deed op Debussy’s weigering om een bepaalde zangeres die met Maeterlinck bevriend was, een rol te geven.


Maeterlinck

Maeterlinck hoorde waarschijnlijk pas in 1920 de opera, toen Debussy al was overleden. Kort na de uitvoering schreef hij aan Mary Garden: “Ik had gezworen om nooit naar Pélleas et Mélisande te gaan, maar gisteren heb ik die eed gebroken en nu ben ik een gelukkig mens. Dankzij hem, Debussy, heb ik voor het eerst mijn eigen werk begrepen.”

De meeste andere werken van Debussy ontstaan alle tegen een literaire achtergrond. Ook zijn bijdragen als muziekrecensent van de ‘Revue Blanche’ getuigen van een meer dan gewone literaire begaafdheid.

Richard Strauss

Igor Stravinsky

Gustav Mahler

In Parijs ontmoette Debussy in 1906 Richard Strauss, Duitslands belangrijkste levende componist. In 1910 maakte Debussy kennis met Igor Stravinsky. Op muzikaal gebied hielden ze er vaak tegengestelde meningen op na en hun vriendschap was niet zonder conflicten maar zou wel levenslang duren. Terzelfder tijd maakte hij kennis met Gustav Mahler, wiens muziek in Parijs werd bespot,  men vond deze te Schubertiaans en te Slavisch.

Het thema water, een van Debussy’s geliefde symbolen keert steeds terug in veel van zijn composities. Debussy was geobsedeerd door het veranderende uiterlijk van het water, dat afwisselend stil, onrustig, helder of troebel kan zijn. Hij zag in de diepte ervan de krachtige en zelfs pijnlijke aanwezigheid van onderbewuste gevoelens en gedachten.

Al in 1910 dirigeerde Debussy zijn eigen werk in Wenen en in Boedapest. In 1911 dirigeert hij in Turijn en Parijs. In 1913 treedt hij op als dirigent in Moskou en St.Petersburg. In 1914 doet hij Rome, Den Haag en Amsterdam aan, terwijl hij in datzelfde jaar in Londen ook nog als pianist optreedt.

Debussy

1909

In 1909 begon hij te beseffen dat hij ernstig ziek was, kanker, en begon morfine en cocaïne te slikken tegen de pijn, maar hij bleef doorwerken en componeren ook al was hij te ziek om zijn bed te verlaten.

Het uitbreken van de Eerste wereldoorlog (1914) was een harde slag voor Debussy. Wel gaat hij ondanks de verschrikkingen van de oorlog nog sporadisch aan het werk en componeert zelfs nog enkele meesterwerken,  de “Etudes” voor piano, de sonaten en  de mooie compositie voor vier handen “En blanc et noir”.

Doch het is reeds de onrust van de stervende die hem voortstuwt. “Ik schrijf al de muziek die me te binnenschiet… als een razende…een beetje doof ook…het noodlottig uur nadert. Ik zal nochtans schrijven tot de laatste minuut…”

Tijdens het laatste Duitse offensief bij de verovering van Parijs is was hij te zeer verzwakt om de schuilkelders te verlaten. Hij sterft op 25 maart 1918. Slechts enkele personen, waaronder Gabriel Pierné en de dirigent Chevillard, woonden de teraardebestelling op Père-Lachaise bij. Bij de ingang van het Bois de Boulogne staat een monument waarop deze eenvoudige woorden te lezen zijn: ‘Claude Achille Debussy, musicien français’. Het beeldhouwwerk is van de gebroeders Martel.

Claude Debussy, een uiterst bescheiden en ingetogen mens. Debussy’s scheppingdrang noopte hem altijd tot vernieuwing, nooit tot herhaling!

Debussy en de liefde

Op 19 oktober 1899 huwde de 37-jarige Debussy met de veel jongere Rosalie genoemde, Lily Texier, een eenvoudige zorgzame vrouw. Debussy schets ons haar portret: ‘Zij is onwaarschijnlijk blond en mooi als een sprookje’. Mede door allerlei bekommernissen kwam er druk op huwelijk en naderde het sprookje zijn einde. In 1905 werd het huwelijk door de wet ontbonden, evenals het huwelijk van Emma Moyse Sigismond Bardac.

In de zomer van 1904 verliet Debussy  plotseling zijn jonge vrouw. Kort daarop was het geen geheim meer, dat de plaats van Lily was ingenomen door een vrouw uit de rijke Joodse kringen van Parijs, Emma Moyse, echtgenoot van bankier, Sigismond Bardac.

Claude en Lily 1902

Claude en Emma

Chouchou

Lily ondernam een zelfmoordpoging, zwaar gewond door een revolverschot werd ze naar het ziekenhuis vervoerd. Ze overleefde het drama en stierf in 1932, sedert lang verzoend met de herinnering aan haar ontrouwe echtgenoot. Toch bleef zij haar leven lang de artistieke arbeid van haar ontrouwe echtgenoot met grote belangstelling volgen.

In 1908 trouwde hij met Emma Bardac, met wie hij tot aan zijn dood samenbleef. De dochter uit dit huwelijk (geboren in 1905) was Claude-Emma, door haar vader nooit anders dan ‘Chouchou’ (lieveling) genoemd. Aan haar droeg hij later de beroemde pianostukjes “Children’s Corner” op. Chouchou overleed kort na haar vaders dood in 1919 aan een difterie-infectie.                 

Bronnen:

Klassieke componisten Atrium

Muziek zonder woorden Kluwer

Spectrum componisten van A tot Z

 

 

Fotogalerij Claude Debussy

Debussy 1874,

conservatorium Parijs

Debussy en zijn ouders

Debussy 1885

Debussy en Madame Chausson spelen duet(1893)

Debussy 1893

Debussy aan de piano 1893

Debussy en dochter Claude Emma

Emma Debussy

Standbeeld Debussy

University of Massachusetts

 

Kijk en luister naar Debussy

 

L’enfent prodigue

 

Clair de lune

 

La Mer

 

Pelléas et Mélisande

 

Cello Sonata deel 1

 

Cello Sonata deel 2

 

Prélude à l’après midi d’un faune

 

Reverie

 

Reflets dans l’eau

 

Valse Romantique

 

L’isle joyeuse

Informatie over Debussy:

www.componisten.net

www.essentialsofmusic.com

Terug naar Componisten

 

&nbsp

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten