Home / Gedichten / Aan mijne Noord Brabantse landgenoten

Aan mijne Noord Brabantse landgenoten

(August Snieders 1825-1904)
Met dank aan Andreas Jaquet voor het insturen van de tekst

Een lijkhuis was gans Nederland
Een lijkhuis waar men niet dorst wenen
Trots rees de keizer, trots omschenen
Door wapenglans en stedenbrand
Elk bracht zijn schat aan Cesar’s voeten
De jongeling kwam hem nederig groeten
Gelijk den slaaf, de dood nabij
Spionnen waarden door ons midden
En slechts in ’t harte dorst men bidden
Red God ons van de dwingelandij

God heeft dien kreet gehoord van ’t volk
Dat afgetobt door wonde op wonde
Wel bidden maar niet strijden konde
En ziet,n u klom een donderwolk
Een onweer op, zo groot zo donker
Zo vreselijk, dat het hel geflonker
Der keizers-kroon — een zon voorheen
Opstralend door de hemelen borend
Neerstralend in geen zeediep smorend
Een nachtelicht op een lijkbaar scheen

Want heller dan die kroonglans blonk
Gods bliksem door de zwarte wolken
En ’t hovelinglied der slavenvolken
Versmachte toen Gods donder klonk
Wat is dat zwart in ’t noord zich vormend ?
Een troep barbaren spoorslags stormend
In wilde jacht, op moorden heet
Van waar die duizend bliksemglansen
’t Is ’t flikkeren van kozakken-lansen
Die donderslag?een hurrah kreet

O wee! trapt dan de het man niet
In Polen ’t vaan der vrijheid weder?
Neen, toen, toen rees de vrijheid weder
Uit ’t bloedspoor dat hij achter liet
Een dronken troep met broze lansen
Joeg ’t schitterend leger uit zijn schansen
Dat ooit bestond: God wilde ’t zo
Zijn keizer hield de vlucht niet tegen
Maar daagde met gebroken degen
Ter uitvaart elk—te Waterloo

Toen was de bloedstroom leeggeplast
De zon deed weer haar gouden stralen
Op ’t trillend land en zeevlak dalen
Maar Neerland hield de lont nog vast
Toen groots in ’t strijden lijk in ’t hopen
Sloeg op ’t kanon ’t gezangboek open
En hief tot God het dankbaar oog
De heer, barmhartig op die bede
Schreef aan ’t azuur den bond der vrede
Door een oranje regenboog

’t Was feest, ja feest gebloemte en vlag
Omkransten Neerlands enge gouwen
De moeder mocht haar zoon behouden
En die in ’t kantelend wiegje lag
Zou niet gedoemd zijn om het wapen
Der wreed vermoorden op te rapen
Tot wreking der uitheemse schand
Ploeg bouwer veilig weer uw akker
Schud nijverheid uw zonen wakker
Ziel koopvaardij van Nederland

Zie nakroost, nu ’t halfeeuwig werk
De welvaart heerst in dorp en steden
Oud Neerland boogt op eigen zeden
De vrijheid heerst in elke kerk
Verschillend klinken wel de psalmen
Maar als ’t Wilhelmuslied komt te galmen
Stijgt toch die zang uit aller borst
En riep Oranje Neerlands knapen
Dan greep het kind zelfs naar het wapen
Voor eigen land, voor eigen vorst

Gij schimmen die den roem verwierft
Op ’t smeltend sneeuwtapijt geschreven
Vergeten maar ons dier gebleven
Gij die, den dwingeland vloekend stierft
Rijs garde d’honneur, ’t juweel der benden
Sla ’t bloedig doodskleed om de lenden
En keer naar uw geboortegrond
Vertel hoe Neerland werd geschonden
Ruk af uw doodskleed, toon uw wonden
Kom ga met de offerschalen rond

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten