Home / Gedichten / Aapjeskoetsier

Aapjeskoetsier

Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Als men tegenwoordig het rijden beziet
En wat men voor 60 centen al biedt,
Het wagentje zwart en de wieltjes mooi rood,
En toch heeft menigeen weer een goed stukje brood,
Gekleed als ’n aapje maken wij nog veel zwier,
Maar ik kan ’t niet helpen ik ben maar koetsier

Staan wij soms te wachten op plein of op gracht.
Zoo komt daar ’n dametje vol weelde en pracht
En om van de regen haar hoed te bevrijden,
Laat zij zich heel deftig naar huis toe rijden,
Voor de regen beschermd en rijden voor plezier
Het staat toch wel netjes met een knappe koetsier.

Zo stond ik te wachten aan de bierbrouwerij,
Toen kreeg ik weer eens volk en wat was ik blij,
’t Was een heer en een dame wat wist ik er van,
Ik dacht in mijzelven: ’t is zeker vrouw en man,
Maar vijf uur te rijden en ’s nachts voor plezier
Hoe kon ik het weten ik ben maar koetsier.

Zoo was er laatst: ’n juffrouw, heel netjes en stijf,
Ze gevoelde op eens zoo’n pijn in het lijf,
Ze scheen me heel lijdzaam, heel goed en gedwee,
Ik zeg: heb u pijn, rijdt dan maar met me mee
Naar de Turfmarkt! ,naar de Turfmarkt!, riep zij met ’n gier
Ik moest haar toch brengen want ik ben maar koetsier.

Zoo heb ik ook eens laatst, het was bij nacht,
’n Heertje heel zalig naar de oude brug toegebracht
Mijnheer was voor plezier uit, maar was er op gesteld,
Zijn plezier te betalen van ’n ander zijn geld.
Hij moest mee naar oompje en rijden uit plezier,
Kan ik dat nou helpen ik ben maar koetsier.

Weer stond ik te wachten aan het volkspaleis,
Maar daar ook geraakte ik heel van de wijs,
Daar kwam ’n Fransche juffrouw, die zegt ik ben mamsel
Ik zeg: stap maar in, want Fransch kan ik wel.
Zij zegt: naar de Nes, daar is mijn man in plezier
Ik moest haar wel brengen, want ik ben maar koetsier.

Een was aardig dronken en had veel plezier
Maar weg waren de centen hij neemt een koetsier,
Ik was zeer beleefd, zeg: mijnheer waar moet ik heen?
Ik moet wezen voor zaken in bank No 1.
Weg horloge en ketting! en opnieuw aan de zwier,
Hij gaat maar uit zwieren ik ben de koetsier

Ook ’s avonds onderweg, den dag weet ik niet meer,
Vroeg me ’n jonge juffrouw met een zeer oude heer;
Koetsier, wil je ons brengen tegen ’t gewone accoord,
Wij moeten samen ’n boodschap in de oudemanhuispoort
Gij wacht even buiten en brengt ons weer hier,
’t Was wel een rare boodschap, maar ik ben de koetsier.

En toch in ons vak, zoals men vele hier ziet,
Rijden wij in vreugde en ook bij verdriet
Naar trouwzaal, naar gasthuis voor ’t kerkhof te staan,
Menigeen die niet wil, moet toch medegaan,
Dan rijd men ook henen maar met geen plezier,
Maar ik doe mijn plicht, want ik ben koetsier.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten