
Bovenop de hoogste duintop zie ik rechtsom  
 het lachende groene eiland Walcheren 
 waar de roodgedaakte huisjes ontwaken 
 zich samendringen om het oude kerkje  
 als een kudde schapen om hun herder
 terwijl de duinen het dorpje
 in omarming vasthouden 
 Linksom het bruisende waterrijk  
 dat zich uitstrekt naar de kustlijn  
 en zich als een poes rondt 
 in een bevallige bocht 
 zich verliest in de begrenzing van witte duinen 
 waartegen de blauwe zee schilderachtig afsteekt
 en het zo eigen Zeelands licht  
 zich er als een kanten kleed overheen spreidt