Home / Gedichten / De badende kinderen

De badende kinderen

(Mr. Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa 1791-1851)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Geen blijder dag, dan Zaterdag,
Telt mij de gansche week,
Als ik zoo frisch mij baden mag
In ’t kuipjen op de bleek,
En daar, al spartlend in het nat,
Mama van top tot teen bespat.

Zij knort dan nooit, die lieve Ma,
Maar zorgt slechts, dat aan Piet,
Naast wien ik dan te plassen sta,
Door mij geen leed geschied;
En meestal kraait de kleine guit
Dan zijn plezier al schaatrend uit.

Als ‘k op den vijver staren mag,
Zoo helder als kristal,
Dan wensch ik naar den blijden dag,
Dat ‘k dáár mij baden zal,
En zwemmende, als de blanke zwaan
Dáár fiks zal kopjen-onder gaan.

Maar als ik dat aan Ma vertel,
Dan beeft zij als een riet;
Zij toch houdt van het baden wèl,
Maar van het zwemmen niet,
Waar menig knaap, gelijk zij zegt,
Het leven door heeft afgelegd.

Daar nu mijn lief Maatje vindt,
Dat zwemmen schaden kon,
Zoo waag ik me, als gehoorzaam kind,
In vijver, beek, noch bron;
Maar wacht tot ik mij, Zaterdag,
In ’t houten kuipjen baden mag.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten