Home / Gedichten / De bedelaar

De bedelaar

(Omer Karel De Laey 1876-1909)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Voor de kerke, met ’n langen
paternoster, in z’n hand,
is ’n blinde bedelaar ge-
zeten, op ’n hoopje zand.

Z’n gekrulde grijze lokken
vlotten, lijk gezwingeld vlas,
uit z’n mutse neder, op den
krage van z’n winterjas.

Langs hem ligt ’n waterhond te
slapen, die van tijd tot tijd,
wakker schiet, en met z’n witte
tanden naar de vlooien bijt.

De oogen van den blinde, in hunne
diepe holten, hangen stil
en verdoofd, gelijk de glazen
van ’n natbedoomden bril.

Halve dagen blijft hij daar ge-
zeten lijk ’n wassen beeld,
en hij luistert naar den wind, die
met z’n grijze lokken speelt.

En de winter, die de koude
grimmig uit het oosten zendt,
rimpelt ’t grauwe vel van z’n ver-
droogden kop, lijk perkament.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten