Wat was ze schoon toen ze uitgelaten danste,
de zoete maagd, met sylfenlichte voet!
Haar reisblauw oog, waaruit haar onschuld glansde,
ontstak het vuur der liefde in elk gemoed.
Haar lippenpaar omzweefden zalige lachjes,
nooit werd een zoen gedrukt op malser koon.
Bewondrend fluisterde iedre jongling zachtjes
Wat is ze schoon!
Zoals rondom de bloem er vlinders zweven,
zo ook omsluit haar deze vrijersschaar.
Elk wenst de hand ten danse haar te geven
en bidt en smeekt om maar ’n blik van haar.
Een lofzang ruist, waar zij ook treedt, haar tegen,
en, blozend als de rozen van baar kroon,
hoort zij verrukt het fluistren allerwegen
Wat is ze schoon!
Men zoekt vergeefs de maagd nu bij de paren,
wanneer ’t orkest het sein geeft voor de wals.
De herfst bestrooit haar graf met dorre blaren..
verwelkt is ook de lieve bloem des bals.
En toen de geest des doods ze naar de hemel
geleidde naar des Heren gulden troon,
zong ’t englenkoor in ’t schittrend lichtgewemel
Wat is ze schoon!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.