De lucht, over den jongen dag,
Was helderder dan ooit.
Iets ongewoon-verblijdends lag
In weide en veld gestrooid.
De torenklok zong, wat ze kon,
De vlaggen staken uit.
De bruigom was de lentezon
En Holland was de bruid.
Ze was des morgens opgestaan,
Een ranke, frisse meid.
Ze deed haar gazen sluier aan
Van dunne dauwigheid.
Ze stak zich van den pereboom
Den bloesem in het haar,
Die witter dan een winterdroom
Is, wonder, wonderbaar.
Ze deed een gladden gordel om
Van zilverig allooi,
Van zuiveren waterglans, wat glom
Die ronde gordel mooi!
Toen hechtte ze als een donzen vacht
Aan haar satijnen kleed
Den schuimrand, dien de zee haar bracht.
Toen was de bruid gereed.
Een ooievaar trad op den deel,
Gewichtig, met zijn stok.
De merel was in zwart fluweel,
De zwaluw kwam in rok.
Toen keken, daar ’t zó prachtig was,
En Holland is de bruid,
De madeliefjes in het gras
Haar gouden oogjes uit.
De bruidegom is een edel man,
De bruid is jong en sterk.
Daar komen schone kinders van
En blijdschap bij het werk.
De bruid, waar zag men weker leest,
Een vriendelijker mond,
De bruid, die maakten zeewind meest
En ruimte zo gezond.
Nu komt ze met haar lief gezicht
Den bruigom tegemoet.
Wat is de hemel wijd en licht.
Wat is het leven goed.
De wereld is een wonderbron
Van telkens nieuw geluid.
De bruigom is de lentezon
En Holland is de bruid.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.