
Hij kent van ’t kinderzieltje praktisch alle hoeken
En weet precies hoe of je met een puber praat
En hoe je dwarse jongelui toch leren laat
De Opvoedkunde botert hem geen kromme koeken
En zijn adviezen geeft hij uit in dikke boeken
Waar alles knap en helder in beschreven staat
Op een niveau van wetenschappelijk formaat
Briljant doet hij zijn keur aan kennis uit de doeken
Maar bij zijn zoon en dochter wilde het niet lukken
Ze sloegen los en ze vertrapten zijn gareel
De zelfkant van het zondig leven werd hun deel
Dat resultaat brak zijn beroepseer flink aan stukken
Zij werkt in ’t schijnsel van een lamp in rode kleur
En hij beschermt zijn jonge zus als souteneur