Home / Gedichten / De kettingroker

De kettingroker

Met dank aan Adriaan van Dam voor het insturen van de tekst


Reeds als een zuigeling lag hij het liefst te tullen
Aan beide tepels van zijn moeders borstenpaar
En hij genoot er van als rokers de sigaar
Had hij geen tepel in zijn mond dan was het brullen

Een paar jaar later toen de speen niet meer bekoorde
Zoog hij aan lollies, zuurstok en op veters drop
Ook langevingers zoog hij met genoegen op
Terwijl zoethout voor hem het allerhoogste scoorde

Het alsmaar lurken resulteerde in verslaving
Hij werd humeurig zonder zuigtuig in zijn mond
Vandaar dat hij reeds jong de nicotine vond
Ter psychologisch-en-lichamelijke laving

Hij zuigt zich nu al jarenlang de kankervellen
Aan ’t geurig okselhaar van Weduwe Van Nelle