Ze vertrekken ter schoole ten haleveracht
Het dorpje ligt ver van ’t gehucht
Om ’t even of ’t lieflijk zonnetje lacht
Voor wind nog voor regen beducht
Met blauw baaien rokjes
En blinkende blokskes
Van ’s zaterdags vers gevernist
Zo trekken ze zwijgend
De koppekens nijgend
Door regen door sneeuw of door mist
Dan spreken de boeren gespeeldekens geen woord
De groteren trekken de kleineren voort
Klikkerdeklak zo kloefren de rijen
Op blokskens voorbij op de grauwe kasseien
Op grootmoeders neusdoek met kopspeld gehecht
En keurig met bloemen bestikt
De strogele haren heel stevig gevlecht
Met vuurrode lintjes gestrikt
Bol-rode gezichtjes
En ogen als lichtjes
De handekens fris en gezond
Hoe lief en hoe gekjes
Die boerene bekjes
Met koffierandekens rond
Zo stappen ze fier als waren ze rijk
Hun neusdoekje sleept met zijn slippen door ’t slijk
Klikkerdeklak zo kloefren de rijen
Op blokskens voorbij op de grauwe kasseien
Des zomers dan lopen de jongens voorop
Zij knabbelen aan raap of aan pee
De meisjes die leren hun lessen luidop
De kleintjes die zeggen ze mee
Soms doen ze hun blokjes
En lichtgrijze sokjes
Aan ’t oude kapelleken uit
Dan klinkt langs de wegen
Het joelen u tegen
En ’t plif pleffend voetjes geluid
Maar zien ze in ’t deurgat hun moederken staan
Gauw schieten ze sokjes en blokjes weer aan
Klikkerdeklak zo kloefren de rijen
Op blokskens voorbij lange de grauwe kasseien
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.