Home / Gedichten / De kleine bedelaarster

De kleine bedelaarster

(Hendrik Tollens 1780 - 1856)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Ik kom uit mijn dorpje: ik kom om wat brood;
Ik dool door het slijk en de slibber der straten;
Mijn kleed is gescheurd en mijn voeten zijn bloot;
Mijn moeder is krank en mijn vader is dood:
Wij schreiden zo luid, maar het mocht ons niet baten.

Heb meêlij, heb deernis, mijnheer en mevrouw!
Och, sluit niet uw oren zo koel voor mijn klagen:
De nacht is nabij, en ik bibber van kou;
Mijn moeder is krank van gebrek en van rouw;
Och, geef mij wat brood: ik zal nooit u weer vragen.

Neen, noem mij niet lui, niet vrijpostig en stout;
Ik zou wel zo graag leren breien en spinnen!
Reeds sprokklen mijn broertjes ons vlijtig wat hout;
En, zijn ze eens – als ik nu – groot en zo oud,
Dan zullen zij werken en eerlijk wat winnen.

Och, moest gij eens, rijken, zo keurig gekleed,
Zo kostbaar gevoed! onze ellende ervaren;
Des winters zo naakt en des zomers bezweet,
Gaan bedelen langs straat om een dronk en een beet!
Och, moog er u God toch altoos voor bewaren!

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten